ECLI:NL:CRVB:2023:571
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijzondere bijstand voor eigen bijdragen en kosten van griffierecht
In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet behandeld. De appellant had op 28 december 2018 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van eigen bijdragen en griffierecht, maar het college van burgemeester en wethouders van Venlo heeft deze aanvraag op 9 mei 2019 afgewezen. Het college bleef bij deze afwijzing na het bestreden besluit van 28 augustus 2019, ondanks het bezwaar van de appellant. De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond en bevestigde de afwijzing.
De Raad beoordeelt in hoger beroep of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de afwijzing van de aanvraag juist was. De Raad concludeert dat de kosten van de eigen bijdrage en het griffierecht zijn opgekomen vóór de datum waarop de appellant zich heeft gemeld om bijzondere bijstand aan te vragen. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat bijstand met terugwerkende kracht zou moeten worden toegekend. De Raad stelt vast dat het fundamentele recht op toegang tot de rechter niet is geschonden, aangezien de ondergrens van € 500,- in artikel 4, tweede lid, van de Brt niet de toegang tot de rechter beperkt, maar enkel van toepassing is bij het verkrijgen van gefinancierde rechtshulp.
De Raad bevestigt dat de appellant geen redenen heeft aangevoerd die de afwijzing van de aanvraag zouden kunnen onderbouwen. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de appellant krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.