ECLI:NL:CRVB:2018:1850
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de Regeling Backpay en de voorwaarden voor toekenning van een eenmalige uitkering aan erfgenamen van ambtenaren en militairen uit Nederlands-Indië
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Den Haag. De appellant, erfgenaam van zijn vader, had een aanvraag ingediend voor een eenmalige uitkering op basis van de Regeling Backpay, die bedoeld is voor hen die als ambtenaar of militair tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië in dienst waren en geen of onvolledig salaris hebben ontvangen. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport had deze aanvraag afgewezen, omdat de vader van de appellant vóór de peildatum van 15 augustus 2015 was overleden. De rechtbank had de afwijzing van de minister bevestigd, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad oordeelt dat de Regeling Backpay geen wettelijke grondslag heeft en dat het gaat om buitenwettelijk, begunstigend beleid. De rechterlijke toetsing is terughoudend, en de gekozen peildatum van 15 augustus 2015 is niet onredelijk. De Raad stelt vast dat de minister de aanvraag van de appellant op goede gronden heeft afgewezen, omdat niet is voldaan aan de voorwaarde dat de belanghebbende op de peildatum in leven was. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst erop dat er geen ruimte is voor een belangenafweging op basis van de Algemene wet bestuursrecht, noch voor een toetsing aan het gelijkheidsbeginsel.
De uitspraak benadrukt dat de Regeling Backpay is bedoeld als een morele genoegdoening en dat de overheid een grote mate van vrijheid heeft in het toekennen van dergelijke uitkeringen. De Raad concludeert dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank.