1.3.Bij besluit van 27 november 2015 heeft de staatssecretaris appellant op grond van artikel 71 van de Participatiewet (PW) een definitief budget voor de gebundelde uitkering over 2015 toegekend van € 334.636.682,-, waarbij rekening is gehouden met de ontwikkeling in het macrobudget en onjuistheden die waren geconstateerd bij de toepassing van het verdeelmodel.
2. De rechtbank heeft aanleiding gezien dit besluit van 27 november 2015 met toepassing van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij de beoordeling van het beroep te betrekken. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank vervolgens het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat het belang bij een beoordeling van dat besluit was komen te ontvallen. De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van 27 november 2015 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris bevoegd was om het macrobudget met toepassing van het nieuwe verdeelmodel te verdelen, alsmede dat het macrobudget PW voor het jaar 2015 is vastgesteld conform de gebruikelijke systematiek van de Wet werk en bijstand (WWB). Daarnaast is de formeel-wettelijke basis voor de verdeling van het budget na inwerkingtreding van de PW materieel onveranderd gebleven. Voorts acht de rechtbank van belang dat blijkens de toelichting bij het Besluit PW de besluitwetgever uitdrukkelijk heeft beoogd om per 1 januari 2015 de nieuwe verdeelsystematiek toe te passen, terwijl het oude model met ingang van die datum is komen te vervallen. Toepassing van het oude verdeelmodel voor het jaar 2015 is daarmee niet te rijmen. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdeelsystematiek als zodanig niet in strijd is met de verplichting tot volledige financiering, die volgt uit artikel 69, tweede lid, en artikel 74 van de PW in samenhang met artikel 108, derde lid, van de Gemeentewet. Bij en krachtens de PW is voorzien in een eigen, van de Gemeentewet afwijkend wettelijk financieringssysteem. Van rechtens onaanvaardbare gebreken in het verdeelmodel op het moment van invoering daarvan is de rechtbank niet gebleken. Voor zover het Europees Handvest inzake lokale autonomie (Handvest) al rechtstreekse werking toekomt, geldt dat de verdeelsystematiek in het Besluit PW niet in strijd is met artikel 9 van het Handvest. Van strijd met het proportionaliteits- en evenredigheidsvereiste is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel acht de rechtbank evenmin geschonden.
3. In hoger beroep heeft appellant zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.Op grond van artikel 69, eerste lid, van de WWB, zoals dat luidde ten tijde van het besluit van 26 september 2014, verstrekt Onze Minister jaarlijks ten laste van ’s Rijks kas aan het college een uitkering om het college van middelen te voorzien met het oog op het toekennen van:
a. algemene bijstand;
b. uitkeringen, als bedoeld in de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, en voor de daarbij verschuldigde loonbelasting, premies volksverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 42 van de Zorgverzekeringswet.
Op grond van het tweede lid van dat artikel wordt het totale bedrag dat beschikbaar is voor de uitkering, bedoeld in het eerste lid, bij wet vastgesteld, waarbij uitgangspunt is dat dit bedrag voor het desbetreffende kalenderjaar toereikend is voor de geraamde kosten van alle gemeenten in verband met uitgaven als bedoeld in het eerste lid.
Op grond van het derde lid van dat artikel worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld voor de verdeling van de uitkering, bedoeld in het eerste lid, onder de gemeenten en het verzamelen van gegevens noodzakelijk voor het vaststellen van deze verdeling.
Op grond van het vierde lid van dat artikel wordt de uitkering aan het college ten minste drie maanden voorafgaand aan het kalenderjaar waarop zij betrekking heeft door Onze Minister bekend gemaakt.
4.1.2.Op grond van artikel 69, eerste lid, van de PW verstrekt Onze Minister jaarlijks ten laste van ’s Rijks kas aan het college een uitkering om het college van middelen te voorzien met het oog op:
a. het toekennen van algemene bijstand en van uitkeringen als bedoeld in de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en voor de daarbij verschuldigde loonbelasting, premies volksverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 42 van de Zorgverzekeringswet;
b. de kosten van de loonkostensubsidies, die op grond van artikel 10d, worden verstrekt.
De leden twee tot en met vier van artikel 69 van de PW zijn gelijkluidend aan de leden twee tot en met vier van het tot 1 januari 2015 geldende artikel 69 van de WWB.