Uitspraak
18 3337 PW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
deze uitspraak en bepaalt dat beroep tegen dit besluit slechts bij de Raad kan worden
ingesteld;
van in totaal € 172,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, gehuwd met een niet-rechthebbende partner die in Somalië verblijft, had een aanvraag ingediend voor aanvullende bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch had de bijstandsverlening vastgesteld op 50% van de gehuwdennorm, waarbij de inkomsten uit de Werkloosheidswet (WW) en de Toeslagenwet (TW) in mindering werden gebracht. De Raad oordeelde dat het college onvoldoende onderzoek had gedaan naar de individuele omstandigheden van de appellant, die in financiële problemen verkeerde door de gewijzigde regelgeving. De Raad benadrukte dat het college bij de toepassing van artikel 24 van de PW altijd de individuele situatie van de bijstandsgerechtigde moet bekijken en dat het college in dit geval had moeten onderzoeken of er zeer bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven tot afstemming van de bijstand. De rechtbank had dit niet onderkend, waardoor de aangevallen uitspraak niet in stand kon blijven. De Raad verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het besluit van het college en droeg het college op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, met inachtneming van de uitspraak.