Op 11 april 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.P. van Mulken, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht, vertegenwoordigd door I. Aydogan. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 23 januari 2018, waarbij haar bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (PW) werd gewijzigd. De wijziging was gebaseerd op het feit dat verzoekster op 5 december 2017 was getrouwd met haar echtgenoot, die in Duitsland woont en werkt. Verweerder beschouwde haar echtgenoot als een niet-rechthebbende partner, wat leidde tot een verlaging van de bijstandsuitkering van verzoekster.
Tijdens de zitting op 3 april 2018 heeft verzoekster betoogd dat de wijziging van haar uitkering onterecht was, omdat er geen sprake was van een gezamenlijke huishouding. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat op grond van de Participatiewet iemand die duurzaam gescheiden leeft van zijn of haar echtgenoot als ongehuwd wordt aangemerkt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster en haar echtgenoot gescheiden leven en dat dit gescheiden leven een duurzaam karakter heeft, gezien de omstandigheden waaronder verzoekster en haar echtgenoot zich bevinden.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het bestreden besluit in bezwaar waarschijnlijk niet in stand zal blijven en heeft daarom de voorlopige voorziening toegewezen. Dit houdt in dat verweerder de bijstandsuitkering van verzoekster moet voortzetten naar de norm van een alleenstaande. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 11 april 2018 en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.