ECLI:NL:CRVB:2016:3168
Centrale Raad van Beroep
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Beslissing op verzoeken om wraking van de behandelend rechter in hoger beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 augustus 2016 uitspraak gedaan over de verzoeken tot wraking van de behandelend rechter, mr. B.M. van Dun, door de verzoeker. De verzoeker had op 9 augustus 2016 drie verzoeken ingediend om wraking, omdat hij meende dat de onpartijdigheid van de rechter in het geding was. De Raad overweegt dat op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten die de onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. Echter, de Raad stelt vast dat de verzoeker niet voldoende heeft gemotiveerd waarom hij meent dat de onpartijdigheid van mr. van Dun in het geding is. De verzoeker had onder andere aangegeven dat hij het niet eens was met de afwijzing van zijn verzoek om gelijktijdige behandeling van zijn hoger beroepen en dat hij vooraf informatie wilde over de rechters die zijn wrakingsverzoeken zouden behandelen. De Raad concludeert dat deze argumenten niet voldoende zijn om de wraking te rechtvaardigen, vooral gezien het feit dat de verzoeker in het verleden al meerdere wrakingsverzoeken heeft ingediend die zijn afgewezen. De Raad beslist daarom om de verzoeken om wraking niet in behandeling te nemen en stelt tevens dat een volgend verzoek van de verzoeker om wraking wegens misbruik niet in behandeling zal worden genomen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.