ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6110

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 april 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
12-2397 WIA-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om wraking van mr. J.W. Schuttel door verzoeker A. te B.

In deze zaak heeft verzoeker A. te B. op 15 februari 2013 verzocht om wraking van de behandelend rechter mr. J.W. Schuttel. Verzoeker beschuldigde mr. Schuttel van vooringenomenheid, omdat hij geen medisch deskundige had benoemd en de zaak niet had verwezen naar de meervoudige kamer. Mr. Schuttel heeft in een schriftelijke reactie aangegeven dat de noodzaak van een deskundigenonderzoek in raadkamer zal worden beoordeeld. De wrakingszitting vond plaats op 26 februari 2013, waarna verzoeker op 27 februari 2013 een klacht indiende bij de president van de Raad, omdat hij de reactie van mr. Schuttel pas na de zitting had ontvangen. De wrakingskamer besloot het onderzoek te heropenen, maar verzoeker gaf geen toestemming om de zaak zonder nadere zitting af te doen.

Op 11 maart 2013 heeft verzoeker mr. E.J.M. Heijs gewraakt, maar mr. Heijs heeft aangegeven niet in de wraking te berusten. De behandeling van het wrakingsverzoek vond plaats op 25 maart 2013, waarbij verzoeker aanwezig was, maar mr. Heijs en het Uwv niet verschenen. De Centrale Raad van Beroep heeft het verzoek om wraking afgewezen, omdat verzoeker niet tijdig had verzocht om wraking van mr. Heijs, en er geen bewijs was van vooringenomenheid. De Raad merkte op dat er geen mondeling contact was geweest tussen mr. Heijs en mr. Schuttel, en dat de gronden voor wraking niet voldoende waren om tot een ander oordeel te komen. De behandeling van het wrakingsverzoek van mr. Schuttel zal worden voortgezet door de wrakingskamer bestaande uit mrs. Heijs, Van de Griend en Hillen. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12/2397 WIA-W
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gedaan door
[A. te B.] (verzoeker)
Datum uitspraak 2 april 2013.
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 12 maart 2012, 10/1748, in het geding tussen verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Voor de aanvang van het onderzoek ter zitting op 15 februari 2013 heeft verzoeker verzocht om wraking van de behandelend rechter mr. J.W. Schuttel. Verzoeker heeft mr. Schuttel vooringenomen geacht omdat hij voorafgaand aan de zitting geen medisch deskundige heeft benoemd en de zaak niet heeft verwezen naar de meervoudige kamer. Mr. Schuttel heeft niet in de wraking berust en heeft in een schriftelijke reactie te kennen gegeven dat de vraag of een deskundigenonderzoek noodzakelijk is te zijner tijd in raadkamer zal worden bezien.
De behandeling van dat wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 26 februari 2013. Op 27 februari 2013 heeft verzoeker een klacht ingediend bij de president van de Raad inhoudende dat verzoeker de reactie van mr. Schuttel pas na de zitting heeft ontvangen. Om die reden heeft de wrakingskamer besloten het onderzoek te heropenen en verzoeker in de gelegenheid te stellen op de brief van mr. Schuttel te reageren. Ook is gevraagd om toestemming om de zaak zonder een nadere zitting af te doen. Verzoeker heeft deze toestemming niet gegeven.
Met een op 11 maart 2013 ingekomen document heeft verzoeker, voordat een uitnodiging voor een nieuwe zitting was verzonden, de voorzitter van de wrakingskamer, mr. E.J.M. Heijs, gewraakt. Bij brief van 19 maart 2013 heeft mr. Heijs te kennen gegeven niet in de wraking te berusten.
De behandeling van het wrakingsverzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 maart 2013. Verzoeker is verschenen. Mr. Heijs en het Uwv zijn niet verschenen, zoals tevoren was aangekondigd.
OVERWEGINGEN
1. In artikel 8:15 van de Awb is bepaald dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Dit artikel is op grond van artikel 21, eerste lid, van de Beroepswet op het hoger beroep van overeenkomstige toepassing.
2.1. Verzoeker heeft aan zijn verzoek om wraking omstandigheden ten grondslag gelegd welke volgens hem duidelijk blijk geven van vooringenomenheid. Ter zitting van 26 februari 2013 is hem gebleken dat mr. Heijs mondeling contact heeft gehad met mr. Schuttel over het verzoek tot wraking van mr. Schuttel, hetgeen niet is toegestaan.
2.2. Vaststaat dat verzoeker pas op 11 maart 2013, derhalve 15 dagen na de zitting van 26 februari 2013, heeft verzocht om wraking van mr. Heijs. Dit betekent dat het verzoek niet is gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden. Daarmee is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 8:16, eerste lid, van de Awb, zodat het verzoek om wraking reeds om die reden dient te worden afgewezen.
2.3. Ten overvloede merkt de Raad op dat niet is gebleken van een mondeling contact tussen mr. Heijs en mr. Schuttel. Uit het proces-verbaal van de zitting van 26 februari 2013 blijkt niet meer dan dat mr. Heijs ter zitting heeft gerefereerd aan de schriftelijke reactie van mr. Schuttel over het verzoek van verzoeker om voorafgaand aan de zitting in de hoofdzaak een medische deskundige te benoemen. Het door mr. Heijs daartoe gebruikte woord ‘zeggen’ betekent niet dat er ook daadwerkelijk mondeling contact is geweest. Er is geen enkele reden om te twijfelen aan de verklaring van mr. Heijs in zijn schriftelijke reactie van 19 maart 2013 dat hij na de indiening van het wrakingsverzoek tegen mr. Schuttel op geen enkele wijze contact met mr. Schuttel heeft gehad.
2.4. Ten slotte kunnen ook de overige gronden voor de wraking van mr. Heijs niet tot een ander oordeel leiden.
3. Dit betekent dat de behandeling van het verzoek om wraking van mr. Schuttel zal worden voortgezet door de wrakingskamer bestaande uit mrs. Heijs, Van de Griend en Hillen.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om wraking af.
Deze beslissing is gegeven door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en R. Kooper en M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 april 2013.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) M.R. Schuurman
HD