ECLI:NL:CRVB:2019:2742

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 augustus 2019
Publicatiedatum
20 augustus 2019
Zaaknummer
18/5398 PW-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking verzoek in hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Limburg

Op 19 augustus 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker in het kader van zijn hoger beroepen tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg. De verzoeker had op 14 augustus 2019 verzocht om wraking van mr. A. Stehouwer, de behandelend rechter. De Raad overwoog dat het verzoek om wraking evident misbruik van het recht was, omdat de verzoeker niet duidelijk maakte waarom de rechter vooringenomen zou zijn. De Raad stelde vast dat de verzoeker in het verleden al meerdere wrakingsverzoeken had ingediend, die allemaal waren afgewezen of buiten behandeling waren gesteld. Dit leidde tot de conclusie dat het wrakingsverzoek niet in behandeling werd genomen. Tevens werd besloten dat een volgend verzoek om wraking in deze hoger beroepen niet in behandeling zou worden genomen, op basis van artikel 8:18, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met B.J. van de Griend als voorzitter en E. Dijt en J.P.A. Boersma als leden, in aanwezigheid van griffier P. Boer. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

18/5398 PW-W, 18/5399 PW-W, 18/5400 PW-W, 18/5401 PW-W, 18/5402 PW-W,
18/5403 PW-W, 18/5404 PW-W, 18/5405 PW-W
Datum uitspraak: 19 augustus 2019
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft hoger beroepen ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg van 10 oktober 2018, 17/1650, 17/2028, 17/2700, 17/3119, 17/3938, 17/3941, 17/3966, 17/4259.
Bij brief van 23 juli 2019 heeft de Raad verzoeker geïnformeerd dat zijn hoger beroepen op 27 augustus 2019 ter zitting zullen worden behandeld en is hij uitgenodigd daarbij aanwezig te zijn.
Verzoeker heeft op 14 augustus 2019 verzocht om wraking van mr. A. Stehouwer (behandelend rechter).

OVERWEGINGEN

1. Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Blijkens de memorie van toelichting bij artikel 8:15 van de Awb is de strekking van het middel van wraking gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid.
2. Artikel 3, tweede lid, aanhef en onder f, van de Wrakingsregeling bestuursrechterlijke colleges 2013 (Stcrt. 2019, 32568) (Wrakingsregeling) bepaalt dat de wrakingskamer, zonder daartoe een zitting te houden, kan beslissen dat een verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen indien het verzoek evident blijk geeft van misbruik van het wrakingsmiddel.
3. Verzoeker heeft in zijn verzoek om wraking slechts gesteld dat hij de behandelend rechter wraakt omdat hij eerder door de behandelend rechter niet in het gelijk is gesteld.
4. Gelet op het door verzoeker gebruikte argument, waarbij in het geheel niet duidelijk wordt gemaakt waarom de behandelend rechter in deze zaken blijk zou hebben gegeven van vooringenomenheid, moet worden geconcludeerd dat sprake is van evident misbruik van het recht om een wrakingsverzoek in te dienen. Daarbij is mede van belang dat verzoeker in vrijwel alle hoger beroepen die hij tot nu toe heeft ingesteld één of meerdere wrakingsverzoeken heeft ingediend, die alle zijn afgewezen of buiten behandeling zijn gesteld en waarin ook veelvuldig is vastgesteld dat hij misbruik maakt van de mogelijkheid om wrakingsverzoeken in te dienen. Verwezen wordt naar de beslissing van de Raad van 22 augustus 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3168, de verschillende daarin genoemde beslissingen en de beslissing van 15 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2383. Het verzoek zal daarom niet in behandeling worden genomen.
5. Gelet op wat onder 4 is overwogen bestaat tevens aanleiding gebruik te maken van de in artikel 8:18, vierde lid, van de Awb gegeven bevoegdheid om te beslissen dat een volgend verzoek van verzoeker om wraking in deze hoger beroepen niet in behandeling wordt genomen.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • neemt het verzoek om wraking niet in behandeling;
  • bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in de hoger beroepen met de registratienummers 18/5398 PW, 18/5399 PW, 18/5400 PW, 18/5401 PW, 18/5402 PW, 18/5403 PW, 18/5404 PW, 18/5405 PW niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven door B.J. van de Griend als voorzitter en E. Dijt en J.P.A. Boersma als leden, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2019.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) P. Boer

VC