Op 19 augustus 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker in het kader van zijn hoger beroepen tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg. De verzoeker had op 14 augustus 2019 verzocht om wraking van mr. A. Stehouwer, de behandelend rechter. De Raad overwoog dat het verzoek om wraking evident misbruik van het recht was, omdat de verzoeker niet duidelijk maakte waarom de rechter vooringenomen zou zijn. De Raad stelde vast dat de verzoeker in het verleden al meerdere wrakingsverzoeken had ingediend, die allemaal waren afgewezen of buiten behandeling waren gesteld. Dit leidde tot de conclusie dat het wrakingsverzoek niet in behandeling werd genomen. Tevens werd besloten dat een volgend verzoek om wraking in deze hoger beroepen niet in behandeling zou worden genomen, op basis van artikel 8:18, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met B.J. van de Griend als voorzitter en E. Dijt en J.P.A. Boersma als leden, in aanwezigheid van griffier P. Boer. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.