Op 19 augustus 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker die hoger beroep had ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg. De verzoeker had op 15 augustus 2019 verzocht om wraking van mr. A. Stehouwer, de behandelend rechter. De Raad oordeelde dat het verzoek om wraking niet in behandeling kon worden genomen, omdat het verzoek evident blijk gaf van misbruik van het wrakingsmiddel. De verzoeker had in zijn verzoek niet duidelijk gemaakt waarom de behandelend rechter vooringenomen zou zijn, en het was bovendien van belang dat de verzoeker in het verleden al meerdere wrakingsverzoeken had ingediend die allemaal waren afgewezen of buiten behandeling waren gesteld. De Raad verwees naar eerdere beslissingen waarin was vastgesteld dat de verzoeker misbruik maakte van de mogelijkheid om wrakingsverzoeken in te dienen. De Raad besloot ook dat een volgend verzoek om wraking in deze hoger beroepen niet in behandeling zou worden genomen, op basis van artikel 8:18, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.