Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- wijst het verzoek om schadevergoeding toe overeenkomstig wat is overwogen in 4;
- wijst het verzoek voor het overige af;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.013,78.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 december 2015 uitspraak gedaan over een verzoek om schadevergoeding na een onterechte loonsanctie opgelegd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De verzoekster, een werkgever, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda, waarin de rechtbank had geoordeeld dat de loonsanctie onterecht was opgelegd. De Raad had eerder, op 21 mei 2014, al bepaald dat het onderzoek heropend moest worden om een nadere uitspraak te doen over de schadevergoeding.
Tijdens de zitting op 13 mei 2015 zijn de standpunten van beide partijen uiteengezet. De Raad heeft vastgesteld dat de loonsanctie, die was opgelegd op basis van onvoldoende re-integratie-inspanningen, onterecht was. De Raad heeft overwogen dat de werkgever recht heeft op schadevergoeding voor de doorbetaalde lonen en andere kosten die voortvloeiden uit de onterechte loonsanctie. De Raad heeft de schadevergoeding vastgesteld op € 28.221,33, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het herroepen besluit.
Daarnaast heeft de Raad het Uwv veroordeeld in de proceskosten van de verzoekster, die zijn begroot op € 1.013,78. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de wetgeving rondom loonsancties en de verplichtingen van werkgevers in het kader van de Wet WIA. De Raad heeft ook aangegeven dat de schadevergoeding de schuldeiser in de toestand moet brengen waarin hij zou verkeren indien het schadeveroorzakende feit niet had plaatsgevonden.