In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland zich gebogen over de vraag of de werkgever, Rees Scientific Corporation, verplicht is om gedurende de loonsanctie van het UWV 70% van het overeengekomen loon door te betalen aan de werknemer, [werknemer]. De werknemer was sinds 22 juni 2011 arbeidsongeschikt en had in de periode tot 31 december 2011 recht op volledige doorbetaling van zijn loon. Na deze periode heeft de werkgever tot 18 juni 2013 70% van het overeengekomen loon betaald. Het UWV legde op 5 juni 2013 een loonsanctie op aan Rees, omdat zij niet had voldaan aan haar re-integratieverplichtingen. De werknemer vorderde in kort geding dat Rees het loon van € 3.652,95 bruto per maand, vermeerderd met vakantiebijslag, zou doorbetalen tot het moment dat de dienstbetrekking rechtsgeldig zou eindigen.
De kantonrechter oordeelde dat de werkgever, ondanks haar verweer dat zij slechts 70% van het maximum dagloon zou hoeven te betalen, gehouden was om 70% van het overeengekomen loon door te betalen. De rechter baseerde deze beslissing op de wetgeving omtrent loondoorbetaling tijdens ziekte en de specifieke omstandigheden van de zaak. De kantonrechter concludeerde dat de loonsanctie van het UWV enkel een verlenging van het loontijdvak inhield en dat de werkgever niet kon afwijken van de eerder gemaakte afspraken over het loon. De vordering van de werknemer werd toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de wettelijke verhoging wegens vertraging in de loonbetaling. Rees werd in het ongelijk gesteld en moest de proceskosten dragen.