ECLI:NL:CRVB:2018:247
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding bij overschrijding redelijke termijn en loondoorbetalingsverplichting in WIA-zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een geschil tussen appellante, een werkgever, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv van 28 januari 2013, waarin het Uwv de loondoorbetalingsverplichting van appellante vaststelde. De rechtbank had het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat appellante niet had aangetoond dat zij meer loonkosten had gemaakt dan zij als eigenrisicodraagster zou hebben gehad.
De Centrale Raad oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de aanvullingsverplichting op grond van de CAO geen betekenis had. De Raad stelde vast dat appellante recht had op schadevergoeding, omdat de redelijke termijn voor de procedure was overschreden. De Raad oordeelde dat het Uwv aansprakelijk was voor de schade die appellante had geleden als gevolg van het onrechtmatige besluit van 28 januari 2013. De Raad kende een schadevergoeding toe van € 2.611,- aan appellante, bestaande uit een schadevergoeding voor de overschrijding van de redelijke termijn en de proceskosten. De Staat der Nederlanden werd ook veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 889,- aan appellante.
De uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures en de aansprakelijkheid van het Uwv voor schade die voortvloeit uit onrechtmatige besluiten.