ECLI:NL:CRVB:2015:446
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten en de vereisten voor toewijzing
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek om schadevergoeding van appellant, die al negen jaar ziek is. Appellant had eerder bezwaar gemaakt tegen besluiten van het Uwv, waarbij hij in aanmerking was gebracht voor een WIA-uitkering met een arbeidsongeschiktheid van 53,3%. Het Uwv had zijn bezwaar ongegrond verklaard, maar na een tussenuitspraak van de rechtbank werd appellant alsnog als volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt beschouwd. De rechtbank had de Staat veroordeeld tot betaling van € 2.000,- aan appellant wegens overschrijding van de redelijke termijn, maar andere schadevergoedingen werden afgewezen.
De Raad oordeelde dat appellant niet voldoende had onderbouwd welke concrete schadeposten hij vergoed wilde zien en dat hij niet had aangetoond dat deze schadeposten in verband stonden met het onrechtmatige besluit. De rechtbank had terecht geoordeeld dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij als gevolg van de besluiten van het Uwv schade had geleden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat appellant niet had voldaan aan de vereisten voor het indienen van een schadevergoeding.
De uitspraak benadrukt dat bij verzoeken om schadevergoeding de verzoeker concreet moet aangeven welke schadeposten hij vergoed wil zien en dat deze schadeposten in een zodanig verband moeten staan met het onrechtmatige besluit dat zij het bestuursorgaan als gevolg van dat besluit kunnen worden toegerekend. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak.