Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2024 in de zaak tussen
[naam 1] , uit [woonplaats] , eiser
Instituut Mijnbouwschade Groningen, verweerder,
Inleiding
€ 23.148,21. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
ir. R. Wiersum van D.O.G. Ingenieurs.
Totstandkoming van het besluit
18 februari 2021 door Meiborg opgestelde contra-expertise. Op 23 mei 2021 heeft Guichelaar een herzien adviesrapport uitgebracht. In bijlage 4 zijn calculaties opgenomen voor de schades waarvan de deskundige adviseert om geen schadevergoeding toe te kennen.
K. Simmons een addendum uitgebracht. Op 14 december 2021 heeft een hoorzitting bij de bezwaaradviescommissie plaatsgevonden. Op 30 januari 2022 is door eiser gereageerd op aan hem gestelde vragen. Daarna heeft Hoven op 25 februari 2022 een addendum aan uitgebracht. Op 31 juli 2022 heeft de bezwaaradviescommissie advies uitgebracht.
Het geschil
Guichelaar, komt verweerder uit op een aanvullende vergoeding van € 6.891,07, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 november 2018 tot en met de dag van uitbetaling. Schade 16 is al vergoed. Voor de andere door eiser genoemde schades stelt verweerder zich op het standpunt dat het bewijsvermoeden is weerlegd.
- 1952 tot ca. 1973; fluctueerde tussen 0,55m en 1,65m onder maaiveld
- Van 1976 tot 2020; tussen 1,20m en 2,88 onder maaiveld en
- Vanaf 2021 fluctueert het grondwaterpeil weer tussen 0,56m en 1,61m (niveau 1952-1973) onder maaiveld.
Op basis van de opgetreden grondwaterstanden met een diepste stand van 2,88 m onder maaiveld is er na 1975 een diepere structurele verdroging van de bovenste 2,5 a 3 meter van de bodem opgetreden dan voorheen. Hierbij fluctueerde het grondwaterpeil door de klei waardoor een diepere verdroging (krimp) van de kleilaag (tot ca. -2,30m) is opgetreden en deels door de veenlaag (tot ca. -3,85m), waardoor tevens veenoxidatie is opgetreden wat inklinking van de bodem tot gevolg heeft.”
€ 21.036,88. Op de zitting van 9 december 2024 is schade 124 door Wiersum begroot op
€ 1.060,-, in welke begroting eiser zich heeft kunnen vinden. Genoemde bedragen zijn inclusief BTW.
Conclusie en gevolgen
€ 56,70 BTW voor de zitting van 16 mei 2024 en de reiskosten van € 58,80 worden toegekend (€ 385,50). Verweerder heeft bij brief van 28 november 2024 verder te kennen gegeven een vergoeding van € 200,- voor de reisuren redelijk te vinden. [11] De rechtbank zal ook dit bedrag toekennen. Daarmee komen de toe te kennen kosten voor Meiborg neer op een bedrag van € 3.852,50.
Beslissing
mr.H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 december 2024.