ECLI:NL:RVS:2023:3215

Raad van State

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
23 augustus 2023
Zaaknummer
202200635/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake schadevergoeding voor mijnbouwschade aan monumentale boerderij

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin het Instituut Mijnbouwschade Groningen een schadevergoeding heeft toegekend voor schade aan een monumentale boerderij als gevolg van mijnbouwactiviteiten. De rechtbank had eerder het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, waarbij het Instituut een schadevergoeding van € 71.815,31, bijkomende kosten van € 1.565,00 en wettelijke rente van € 2.525,73 had toegekend. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 8 mei 2023, waarbij [appellant] werd bijgestaan door een gemachtigde en het Instituut werd vertegenwoordigd door twee advocaten. De Afdeling oordeelt dat het Instituut de schadevergoeding op een juiste wijze heeft vastgesteld, rekening houdend met de adviezen van deskundigen. De Afdeling bevestigt dat het Instituut alleen vergoedingen voor schadeherstel mag toekennen die de boerderij terugbrengen in de toestand van voor de schade. [appellant] heeft niet aangetoond dat de geadviseerde herstelmethodieken en de bijbehorende vergoedingen onvoldoende zijn. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het Instituut hoeft geen proceskosten te vergoeden. [appellant] kan voor aanvullende kosten, zoals leges voor een omgevingsvergunning, een nieuw verzoek indienen bij het Instituut.

Uitspraak

202200635/1/A2.
Datum uitspraak: 23 augustus 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­-Nederland van 22 december 2021 in zaak nr. 21/1567 in het geding tussen:
[appellant]
en
het Instituut Mijnbouwschade Groningen.
Procesverloop
Bij besluit van 20 juli 2020 heeft het Instituut aan [appellant] een schadevergoeding van € 71.815,31, een vergoeding voor bijkomende kosten van € 1.565,00 en € 2.525,73 aan wettelijke rente toegekend.
Bij besluit van 2 april 2021 heeft het Instituut het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 december 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het Instituut heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 mei 2023, waar [appellant], vergezeld van [gemachtigde A], en het Instituut, vertegenwoordigd door mr. P. Zoeten, advocaat te Groningen, en mr. S.C. Goldbohm, vergezeld van [gemachtigde B], zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] is sinds 2004 eigenaar van een grote (woon)boerderij uit 1875 op perceel [locatie] te Wildervank. De boerderij is een rijksmonument. Het pand is een boerderij van het Oldambtster type met hoofdschuur, twee dwars aangebouwde bijschuren (XIXd en ca. 1893) en een gesmeed hek voor de oprit naar het land. Tegen de achtergevel is in 1918 een lage veulenschuur bijgebouwd, die met bloktand is verbonden met het metselwerk van de zijgevel.
2.       [appellant] heeft op 3 november 2018 schade als gevolg van mijnbouwactiviteiten gemeld bij de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (hierna: de Tijdelijke Commissie).
Overname procedure door het Instituut
3.       Op 19 maart 2018 is met het Besluit Mijnbouwschade Groningen van 1 februari 2018 (Stcrt. 2018, nr. 6398) de Tijdelijke Commissie ingesteld voor de publiekrechtelijke afhandeling van schade.
4.       De Tijdelijke Commissie was in mandaat bevoegd om namens de minister een besluit op een aanvraag om schadevergoeding te nemen. Schade is gedefinieerd als fysieke schade aan gebouwen en werken die is ontstaan door beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of de exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld of als gevolg van de gasopslag Norg, en materiële schade die het gevolg is van deze fysieke schade.
5.       Bij de beoordeling en beslissing over de vergoeding van schade diende de Tijdelijke Commissie de regels die het burgerlijk recht geeft over de vaststelling van de aansprakelijkheid voor en de vergoeding van schade als bedoeld in artikel 6:177 BW toe te passen, zodat zij bij haar beoordeling ook het bepaalde in artikel 6:177a BW, waarin het bewijsvermoeden gaswinning Groningenveld is vastgelegd, in acht heeft te nemen.
6.       Op 1 juli 2020 is de Tijdelijke wet Groningen in werking getreden en het Besluit Mijnbouwschade Groningen ingetrokken (Stb. 2020, 184). Met deze wet is de publiekrechtelijke afhandeling van aanvragen om vergoeding van schade door bodembeweging als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag bij Norg wettelijk geregeld.
7.       Met ingang van 1 juli 2020 is het Instituut opgericht en als zelfstandig bestuursorgaan belast met de afhandeling van aanvragen om schadevergoeding. Het Instituut neemt daarmee de taak van de Tijdelijke Commissie over. Het Instituut is vormgegeven als een zelfstandig bestuursorgaan om te voorzien in de behoefte aan onafhankelijke schadeafhandeling op grond van specifieke deskundigheid.
8.       Op grond van artikel 21, eerste lid, van de Tijdelijke wet Groningen worden besluiten van de deelcommissie mijnbouwschade op grond van artikel 3, tweede lid, van het Besluit Mijnbouwschade Groningen, en de deelcommissie bezwaar, op grond van artikel 3, derde lid, van het Besluit Mijnbouwschade Groningen, na inwerkingtreding van deze wet aangemerkt als besluiten van het Instituut Mijnbouwschade als bedoeld in artikel 2, derde lid. Op grond van het vierde lid neemt het Instituut de zaak over in de staat waarin deze zich bevindt.
9.       Hieronder wordt, voor zover van toepassing, onder het Instituut mede de Tijdelijke Commissie begrepen.
Procedure
10.     Op 11 mei 2020 heeft S. Haverkort, deskundige bij 10BE, de schade bij de boerderij opgenomen. Haverkort heeft op 18 juni 2020 zijn adviesrapport uitgebracht. Hij heeft geadviseerd aan [appellant] voor een groot aantal schades een schadevergoeding van € 71.815,31 toe te kennen.
11.     Het Instituut heeft bij besluit van 20 juli 2020 een schadevergoeding van € 75.906,04, inclusief bijkomende kosten en wettelijke rente, aan [appellant] toegekend.
12.     [appellant] heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 20 juli 2020. Op 6 januari 2021 is [appellant] gehoord door de bezwaaradviescommissie van het Instituut. Tijdens de hoorzitting heeft G. Dorman, deskundige bij 10BE, een toelichting gegeven.
13.     Dorman heeft op 26 januari 2021 een nader advies, het Addendum, aan de bezwaaradviescommissie uitgebracht. Daarin is Dorman op verzoek van de bezwaaradviescommissie ingegaan op de bezwaren van [appellant] dat niet bij al het voegwerk een toeslag voor een kalkmortel en knip/snijvoeg is gecalculeerd en dat de kopgevels van de schuren aan de binnenzijde voorzien zijn van leemstuc in plaats van regulier stucwerk.
14.     De bezwaaradviescommissie heeft op 12 maart 2021 geadviseerd het bezwaar van [appellant] ongegrond te verklaren. De bezwaaradviescommissie heeft de extra overlastvergoeding van € 250,00, die het Instituut heeft toegekend omdat [appellant] langer dan een jaar op het besluit van 20 juli 2020 heeft moeten wachten, toereikend geacht. In het advies heeft de bezwaaradviescommissie verder vermeld dat de calculaties van de schadebedragen zijn gebaseerd op vastgestelde tarieven die voortvloeien uit een gevalideerd calculatiemodel. Het model werkt in de praktijk naar behoren en wordt regelmatig geactualiseerd. Op grond van de toelichting van Dorman heeft de bezwaaradviescommissie [appellant] niet gevolgd in zijn bezwaar dat de scheuren onder de goten van het voorhuis (schade 5) doorlopen in het onderliggende metselwerk. Op basis van het Addendum is de commissie tot het oordeel gekomen dat er geen aanleiding is voor een toeslag knipvoeg/snijvoeg in de calculaties van de schadebedragen voor de schades 40 t/m 57. Volgens de deskundige zijn de voegen zogenoemde ‘platvol’ voegen. De bezwaaradviescommissie heeft [appellant] evenmin gevolgd in zijn standpunt dat de kosten voor herstel van het plafond (schades 84, 86-88, 94) hoger liggen dan in het adviesrapport is vermeld. Daarbij heeft de commissie in aanmerking genomen dat Dorman op de hoorzitting heeft toegelicht dat het herstel ruimhartig is gecalculeerd. De bezwaaradviescommissie heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van het advies van de deskundige om scheuren in stucwerk (schades 76 en 83) te herstellen waarna sauswerk kan worden aangebracht. Daarbij heeft de commissie in aanmerking genomen dat de door [appellant] gestelde scheurvorming in de onderliggende marmerimitatie niet kan worden waargenomen. Op basis van het Addendum heeft de bezwaaradviescommissie [appellant] niet gevolgd in zijn bezwaar dat de kopgevels van de schuren aan de binnenzijde zijn voorzien van leemstuc in plaats van regulier stucwerk, zoals in het adviesrapport is aangenomen. Daarbij heeft de commissie in aanmerking genomen dat volgens het Addendum leemstuc volgens de deskundige weliswaar iets duurder is, maar dat de herstelkosten ook voorzien in het aanbrengen van leemstuc.
15.     Het Instituut heeft bij besluit van 2 april 2021 onder verwijzing naar het advies van de bezwaaradviescommissie het bezwaar van [appellant] ongegrond verklaard.
De uitspraak van de rechtbank
16.     Het Instituut heeft bij de rechtbank een nader advies van deskundige Handgraaf van 10BE van 12 oktober 2021 ingediend, waarin Handgraaf op het beroep van [appellant] is ingegaan. Op de zitting van de rechtbank heeft deskundige Handgraaf een nadere toelichting gegeven.
17.     De rechtbank heeft over de schades 2 t/m 7, 19 t/m 23 (stucwerk goten) en 16 (schade in zandsteen) geoordeeld dat uit het adviesrapport van Haverkort niet blijkt dat er zichtbare schade is aan het metselwerk onder het stucwerk. Het Instituut mocht bij deze schades afgaan op het adviesrapport van Haverkort en de nadere uitleg van Dorman op de hoorzitting van de bezwaaradviescommissie. Handgraaf heeft het standpunt van deze deskundigen op de zitting van de rechtbank bevestigd. [appellant] heeft onvoldoende aangevoerd om aan de juistheid van deze standpunten te twijfelen.
18.     De rechtbank heeft geoordeeld dat het Instituut deugdelijk heeft gemotiveerd waarom voor de schades 40 en 42 t/m 45 geen toeslag kalkmortel is toegekend. Daarnaast hebben de deskundigen Haverkort en Dorman deugdelijk gemotiveerd waarom in dit geval geen toeslag voor knip-/snijvoegen (schades 46 t/m 56 voegwerk) is toegekend. Handgraaf heeft op de zitting deze adviezen van Haverkort en Dorman bevestigd en nader toegelicht dat het calculatiemodel in dit geval ruim is opgezet. Met de toegekende vergoeding kan [appellant] een daggestreep in het voegwerk laten aanbrengen op de plekken waar vroeger wellicht, hoewel niet waarneembaar, een daggestreep heeft gezeten. Het Instituut mocht zijn besluit op de adviezen van deze deskundigen baseren.
19.     De rechtbank heeft geoordeeld dat de deskundige Haverkort deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de toegekende vergoeding voor herstel van de schades aan het plafond (schades 84, 86 t/m 88 en 94) voldoende is. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het Instituut de opdracht heeft om de schade te herstellen en [appellant] terug te brengen in de situatie waarin hij zich bevond voordat de schade ontstond. Bij vergoeding voor herstel van de schade op de wijze die [appellant] heeft gevraagd, zou deze in een betere situatie komen dan waarin hij verkeerde voor het ontstaan van de schade.
20.     De rechtbank heeft over de schades aan de stuc-op-riet plafonds (schades 100 t/m 102 en 113), de getrapte scheur aan de linker bovenkant van de wand (schade 91), de stuc-op-riet wanden (schades 109 en 117), het schilderwerk van de lambrisering (schades 76 en 83) en het leemstucwerk wanden schuur (schades 154 t/m 156) eveneens geoordeeld dat het Instituut op de adviezen van de deskundigen mocht afgaan. Daarbij heeft de rechtbank over het schilderwerk van de lambrisering overwogen dat uit de adviezen van Haverkort en Handgraaf en de op de zitting overgelegde foto’s niet is gebleken dat voor het ontstaan van de schade de door [appellant] gestelde marmerimitatie aanwezig was. Over het Charter van Venetië, waarnaar [appellant] had verwezen, heeft de rechtbank geoordeeld dat dit niet voor toepassing door de rechter vatbaar is.
21.     De rechtbank heeft over de schades 8, 11 en 12 overwogen dat de deskundigen een concrete andere schadeoorzaak hebben aangewezen en dat daarmee voldoende is gemotiveerd dat deze schades geen gevolg zijn van mijnbouwactiviteiten. Het Instituut mocht naar het oordeel van de rechtbank in zoverre op de adviezen van de deskundigen afgaan.
22.     De rechtbank heeft over de schades 39, 75 en 89 geoordeeld dat het Instituut deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de door de deskundige voorgestelde herstelmethode voldoet. Over schade 93 heeft de rechtbank geoordeeld dat, gezien de foto’s en de toelichtingen van de deskundigen, [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een knik in de muur zit. Het Instituut mocht ook in zoverre op de adviezen van de deskundigen afgaan.
23.     De rechtbank heeft tot slot geoordeeld dat het Instituut, overeenkomstig artikel 2.7, derde lid, van de Procedure en werkwijze van het Instituut (hierna: de Werkwijze), aan [appellant] al de maximale overlastvergoeding heeft toegekend. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat uit de adviezen van de deskundigen volgt dat het door [appellant] aangevoerde uitgestelde onderhoud niet alleen een gevolg is van de duur van de schadeprocedure, maar dat er al veel langer sprake is van uitgesteld onderhoud.
Het hoger beroep van [appellant]
24.     [appellant] is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank. Hij voert aan dat de rechtbank ten onrechte aan de standpunten van zijn deskundigen W. Barneveld, D. Oudman en E. Vos voorbij is gegaan. [appellant] voert verder gronden aan over de wijze van herstel van een aantal schades en de hoogte van de daarvoor toegekende vergoedingen. Zijn gronden hebben verder betrekking op de kosten van het opstellen van een herstelplan, de leges voor de omgevingsvergunning en de vergoeding voor de vertraging van de afhandeling van zijn aanvraag om schadevergoeding.
25.     Het Instituut heeft bij de schriftelijke uiteenzetting een nader advies van 11 april 2022 van deskundige Handgraaf gevoegd.
Beoordeling van de gronden van het hoger beroep
Inleiding
26.     De gronden van [appellant] gaan vooral over de herstelmethodieken en de calculatie van de kosten daarvan bij schades die het Instituut als mijnbouwschade heeft erkend. De Afdeling stelt vast dat bij schades die als mijnbouwschade door het Instituut zijn erkend het bewijsvermoeden niet aan de orde is. Het gaat om de vraag of [appellant] concrete aanknopingspunten heeft aangevoerd voor het oordeel dat in de adviezen van de adviseurs aan het Instituut geen toereikende herstelmethodieken zijn voorgesteld of de kosten niet juist zijn gecalculeerd, zodat het Instituut de adviezen daarom niet aan zijn besluitvorming ten grondslag mocht leggen.
27.     Uitgangspunt in het civielrechtelijke aansprakelijkheidsrecht bij de begroting van (vermogens)schade is dat degene die schade heeft geleden zoveel als mogelijk moet worden teruggebracht in de toestand waarin hij (met een redelijke mate van waarschijnlijkheid) zou hebben verkeerd als de schadeveroorzakende gebeurtenis zich niet zou hebben voorgedaan. Zie onder meer het arrest van de Hoge Raad van 26 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL0539. De Afdeling volgt dit uitgangspunt.
In het geval van zaakschade begroot het Instituut de ontstane schade aan de hand van de kosten die de aanvrager zou moeten maken om de schade te herstellen om uit te komen in een toestand die minimaal gelijkwaardig is aan de toestand waarin het gebouw zich bevond voordat het werd beschadigd door bodembeweging door mijnbouwactiviteiten. Het Instituut gaat hierbij nadrukkelijk uit van zowel cosmetisch als constructief herstel.
Omdat het Instituut per jaar tienduizenden gelijksoortige schades  moet vergoeden, hebben de door het Instituut ingeschakelde deskundigen gezamenlijk één uniform calculatiemodel opgesteld met gebruikmaking waarvan de herstelkosten worden begroot. Dit model bevat vaste eenheidsprijzen voor vrijwel alle mogelijke herstelmethodieken. Indien de deskundigen een herstelmethode hebben vastgesteld, kunnen zij aan de hand van de in het calculatiemodel opgenomen bedragen de herstelkosten calculeren. Alleen zeer uitzonderlijk herstelwerk kan niet overeenkomstig dit calculatiemodel worden begroot. In die gevallen dient de deskundige een unieke, maatwerkbegroting op te stellen. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij bepaalde monumentale elementen van gebouwen. Het gebruik van het calculatiemodel waarborgt daarmee de rechtsgelijkheid tussen de grote aantallen aanvragers.
De Afdeling heeft eerder geoordeeld dat het Instituut het calculatiemodel mag hanteren om de gemelde schades op uniforme wijze af te handelen. Zie de uitspraken van de Afdeling van 24 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:374, 1 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2682 en 15 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1019.
Op de zitting heeft het Instituut toegelicht dat het calculatiemodel, anders dan [appellant] heeft gesteld, ook bij monumenten kan worden toegepast. Bij de voorgestelde herstelmethoden moet dan wel rekening worden gehouden met het monumentale karakter van een gebouw. Daarom wordt als het nodig is een maatwerkbegroting opgesteld. Dat is in deze zaak ook gebeurd. Daarbij heeft het Instituut toegelicht dat de door [appellant] genoemde restauratieladder slechts algemene richtlijnen voor de restauratie van monumenten bevat en dat het Instituut de restauratieladder bij de voorgestelde herstelmethoden heeft betrokken.
De Afdeling zal aan de hand van de beroepsgronden beoordelen of de deskundigen het calculatiemodel in deze zaak op de juiste wijze hebben toegepast of dat er aanknopingspunten zijn voor twijfel of dat het geval is en of er aanleiding is om van het calculatiemodel af te wijken. De Afdeling zal eerst ingaan op de door [appellant] ingebrachte adviezen van Barneveld, Oudman en Vos en op de beroepsgrond over het gebruik van foto’s bij de advisering door Handgraaf.
De adviezen van Barneveld, Oudman en Vos
28.     Barneveld is in een brief van 21 oktober 2021 aan de rechtbank eerst ingegaan op de monumentale waarde van de boerderij met aan- en bijgebouwen van [appellant].
Barneveld schrijft verder dat de energie die vrijkomt bij een aardbeving zich in gestapelde bouw van kleine elementen uit door scheuren die ontstaan door verplaatsing/vervorming van de constructies. Hij stelt dat het dan zeer onwaarschijnlijk is dat deze scheuren alleen aan de oppervlakte optreden en dat het daarom aanbeveling verdient de scheuren te verkleven met te injecteren lijm voordat het oppervlak wordt hersteld. Bij nieuw optredende bevingen kan de kracht dan beter worden opgenomen. De kosten hiervan zijn volgens Barneveld niet opgenomen in de calculatie.
Barneveld schrijft ook dat de boerderij goed is gebouwd en luxe is gedetailleerd. Zowel de voorgevel als de noordgevel zijn uitgevoerd met snijwerk en wellicht knipwerk. Platvol voegwerk werd in het gebouw doorgestreken met een dagge, waarbij de stootvoeg werd gesneden, hetgeen nu nog goed is te onderscheiden. Hij acht het denkbaar dat het voegwerk in de voor- en noordgevels als gesneden voegwerk wordt hersteld, omdat die het meest past bij het door de tijd aangetaste werk. Volgens Barneveld is platvol dichtsmeren in dit geval lomp en doet het geen recht aan het monument.
Over herstel van de plafonds stelt Barneveld dat gedeeltelijk herstel ter plaatse van de scheur in het stucwerkplafond vervolgschade geeft, omdat spanningsverschillen in de dragende laag worden geïntroduceerd. Hierdoor ontstaat een situatie waarin bij vervolgtrillingen sneller schade kan optreden.
29.     Oudman heeft bij brief van 2 juli 2020 aan [appellant] offertes uitgebracht voor herstel van de (riet)plafonds. In een brief van 23 oktober 2021 aan [appellant] heeft Oudman vermeld dat alleen het vastmaken van de plafonds bij de scheur tot een waterbed-effect leidt, waardoor het probleem opschuift. Je ontspant namelijk het geheel langs de scheur, maar bouwt spanning op naast het incident. Volgens Oudman is de door hem voorgestelde aanpak gebruikelijk, verantwoord en duurzaam. Deze aanpak past bij de dagelijkse praktijk van schadeherstel van historische plafonds in Groningen en valt binnen de kaders van het door Neerlandsch Stucgilde, Bedrijfschap Afbouw, NOA en STABU ontwikkelde richtlijnen voor het restauratiebestek.
30.     Vos heeft in een mailbericht van 22 oktober 2021 aan [appellant] bevestigd dat hij heeft vastgesteld dat het voorhuis en het van een lijst voorziene gedeelte van het zijhuis oorspronkelijk waren voorzien van een knipvoeg. In de brief is verder vermeld dat bij de schuren sprake is van een daggestreep in de lintvoeg en een snijvoeg ter plaatse van de stootvoeg. Volgens Vos valt bij de boerderij op dat details consequent werden toegepast. In overleg met de restauratie-architect is ervoor gekozen om bij het herstel van het metselwerk het voor- en zijhuis van een knipvoeg te voorzien en voor de aangebouwde schuren en andere bijgebouwen te kiezen voor een daggestreep in de lintvoeg en een snijvoeg voor de stootvoegen.
31.     Naar het oordeel van de Afdeling volgt uit de adviezen dat Barneveld, Oudman en Vos niet zijn uitgegaan van herstel zoals weergegeven onder 27, maar van restauratie van de boerderij van [appellant]. De in de adviezen vermelde herstelmethoden gaan verder dan het zoveel als mogelijk terugbrengen van de boerderij in de toestand waarin deze zou hebben verkeerd als de schadeveroorzakende gebeurtenis zich niet zou hebben voorgedaan. In de adviezen aan het Instituut is wel uitgegaan van het terugbrengen van de boerderij in de toestand voor het ontstaan van de schade. Daarbij is volgens het advies van Haverkort bij het bepalen van de eventuele schadevergoeding rekening gehouden met de uitvoeringsvereisten van de Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg (Stichting ERM). Naar het oordeel van de Afdeling heeft [appellant] daarom met de adviezen van Barneveld, Oudman en Vos geen concrete aanknopingspunten gegeven voor het oordeel dat het Instituut niet op de adviezen van haar adviseurs mocht afgaan.
Anticipatie op toekomstige wetswijziging
32.     Op de zitting heeft [appellant] gerefereerd aan een bij de Eerste Kamer aanhangig amendement op de Tijdelijke wet Groningen, waardoor het Instituut in de toekomst bevoegd zal zijn om een vergoeding toe te kennen voor duurzaam herstel van de schade. Dit voorkomt terugkeer van de schade door nieuwe trillingen door aardbevingen.
De Afdeling begrijpt [appellant]s wens voor duurzaam en toekomstbestendig herstel. Maar zij kan niet vooruitlopen op een amendement dat nog niet tot wet is verheven.
Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 3 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1728.
Foto’s
33.     [appellant] voert aan dat alleen de deskundigen Haverkort en Rodenburg op zijn perceel zijn geweest om de schade op te nemen. Dorman en Handgraaf hebben ten onrechte hun adviezen op foto’s gebaseerd.
33.1.  Dit betoog treft geen doel. Deskundige Haverkort is ter plaatse geweest om de schades op te nemen en te beoordelen en heeft van de opgenomen schades foto’s gemaakt. Deze foto’s heeft hij bij zijn adviesrapport van 18 juni 2020 gevoegd. [appellant] heeft niet aangevoerd dat de foto’s de vastgestelde schades niet duidelijk weergeven. Dorman en Handgraaf beschikten dan ook over duidelijke foto’s van de schades. Zij waren niet gehouden nogmaals onderzoek ter plaatse te verrichten.
Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 24 november 2021 onder 44, ECLI:NL:RVS:2021:2631.
Herstel kroongevels - schade 27
34.     [appellant] voert aan dat het Instituut voor het herstel van het voegwerk in de kroongevels (schade 27) ten onrechte niet ook een injectie kalkmortel en inboeten metselwerk heeft vergoed. Op de zitting heeft [appellant] naar voren gebracht dat alleen het opvullen van de scheuren geen constructief verband geeft. Er bestaat discussie over de vraag of de scheuren doorlopen in het metselwerk. Volgens [appellant] moet het metselwerk worden hersteld voor herstel van het stucwerk. De voorgestelde herstelmethode biedt geen duurzaam herstel, maar is volgens [appellant] een lapmiddel, die nieuwe schade bij een volgende beving niet zal voorkomen.
Op de zitting heeft [appellant] gesteld dat er al sinds 1963 trillingen zijn van mijnbouwactiviteiten en dat het Instituut niet weet wanneer de schade is ontstaan. In reactie hierop heeft het Instituut toegelicht dat het erg moeilijk is om na te gaan wanneer de schade precies is ontstaan, maar dat de schade is erkend en het nu alleen gaat over de herstelmethode.
34.1.  In het advies van Haverkort is schade 27 omschreven als een getrapte scheur in het voegwerk van het metselwerk. De scheur loopt van de linker bovenhoek van de kozijnopening tot de onderkant van het stucwerk. Het bouwdeel is opgebouwd uit steens metselwerk en is afgewerkt met een knipvoeg in kalkmortel en een deel stuc met sauswerk. In de begroting van de vergoeding voor het herstel van de schade is voorzien in injecteren met mortel op kalkbasis, nieuw voegwerk, normale mortel, toeslag knipvoeg / snijvoeg / schaduwvoeg, toeslag kalkmortel.
De deskundigen Dorman en Handgraaf hebben er in het Addendum onderscheidenlijk het nader advies van 11 april 2022 op gewezen dat de gevels van de woning en schuren dermate verweerd zijn en door veroudering zijn aangetast dat de originele uitvoering van de voegen niet meer te herkennen is. Door langdurig uitgesteld onderhoud zijn de voegen nauwelijks meer aanwezig en is slecht te achterhalen welke type voeg is gebruikt.
34.2.  Het Instituut hanteert terecht het uitgangspunt van herstel in de situatie van voor het ontstaan van de schade. In de begroting van de schadevergoeding is verder voorzien in een toeslag voor een knipvoeg / snijvoeg / schaduwvoeg en een toeslag kalkmortel. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt, ook niet met zijn betoog op de zitting, dat de voorgestelde herstelmethode onvoldoende is voor constructief herstel van deze schade en dat ook de kosten voor het inboeten van metselwerk moeten worden vergoed. Hij heeft ook overigens geen concrete aanknopingspunten gegeven voor het oordeel dat het Instituut in zoverre niet mocht afgaan op de adviezen van de deskundigen Haverkort, Dorman en Handgraaf.
Het betoog slaagt niet.
Herstel voegwerk buitengevels - schades 40 en 42 t/m 56
35.     [appellant] voert aan dat voor het herstel van de voegen in de buitengevels bij de schades 40 en 42 t/m 56 een toeslag snijvoeg had moeten worden toegekend. Voor het herstel van de schades 40 en 42 t/m 45 had volgens hem ook een toeslag kalkmortel moeten worden toegekend. Volgens [appellant] is in de muren van zijn historische pand nergens platvol voegwerk toegepast.
Op de zitting heeft deskundige Jongsma toegelicht dat bij de bouw in 1875 metselwerk anders werd uitgevoerd dan tegenwoordig. Het voegwerk uit die tijd heeft volgens hem een hoge duurzaamheid en is ook nu nog technisch goed. Alleen waar de voegen gescheurd zijn, zijn voegen eruit gevallen. Het repareren van de scheuren door het uithalen van het restant van de voegen en opnieuw dichtvoegen biedt volgens Jongsma wel optisch, maar geen constructief herstel. Het gaat erom dat de scheuren zodanig worden hersteld, dat in de toekomst geen nieuwe scheuren ontstaan. Daarvoor moeten de stenen uit de muur worden gehaald en dan met specie er weer in worden gelegd. In de begroting van de schadevergoeding had daarom een toeslag voor inboeten moeten worden opgenomen en ook voor snijvoegen.
[appellant] heeft op de zitting gesteld dat ook eerst de chemische samenstelling van het bestaande mortel moet worden onderzocht, om bij het herstel vergelijkbaar mortel te kunnen gebruiken. Op de zitting heeft [appellant] verder gesteld dat hij voor de toegekende bedragen de scheuren niet deugdelijk en duurzaam kan herstellen.
Op de zitting heeft het Instituut toegelicht dat het hier gaat om een moderner stuk van de schuur, waarvoor de toeslag knip-/snijvoegen niet is toegekend. Voor het gedeelte van de schuur waar ouder materiaal zichtbaar is, is een toeslag kalkmortel toegekend. De deskundige heeft echter vastgesteld dat een bijzondere voeg niet zichtbaar is. Daarom is geen toeslag voor een bijzondere voeg toegekend voor het herstel van deze schades.
35.1.  In het advies van Haverkort zijn deze schades omschreven als scheurvorming in het voegwerk van het metselwerk aan de buitenkant van de bebouwing. In het advies is bij de schades 40, 42 t/m 52 verder vermeld dat de bouwdelen zijn opgebouwd uit steens metselwerk en zijn afgewerkt met platvol voegwerk. Bij de schades 53 t/m 56 is vermeld dat de bouwdelen zijn opgebouwd uit steens metselwerk en zijn afgewerkt met voegwerk in kalkmortel. Voor herstel van de schades 40 en 42 t/m 56 is in de begroting voorzien in nieuw voegwerk, normale mortel, inclusief uitslijpen / kappen voegwerk. Voor herstel van de schades 46 t/m 56 is in de begroting bovendien een toeslag kalkmortel toegekend. Voor herstel van schade 52 is in de begroting bovendien voorzien in het plaatselijk vervangen van stenen inclusief voegwerk. Voor herstel van schade 56 is in de begroting bovendien voorzien in demonteren en monteren rozet.
De deskundigen Dorman en Handgraaf hebben in het Addendum onderscheidenlijk het nader advies van 11 april 2022 vermeld dat Haverkort voor de schades 40 en 42 t/m 56 bewust geen toeslag knip-/snijvoeg heeft gecalculeerd, omdat de verweerde en verouderde voegen geen kenmerken van deze voegen vertonen. De deskundige is daarom uitgegaan van herstel door nieuw platvol metselwerk.
35.2.  Het Instituut en de adviseurs zijn terecht uitgegaan van herstel in de toestand voor het ontstaan van de schades. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt, ook niet met zijn betoog op de zitting, dat met de geadviseerde herstelmethoden en gecalculeerde schadevergoeding herstel van de scheuren in de buitenmuren in de toestand van voor het ontstaan van de schade niet mogelijk is. Het Instituut mocht dan ook van de adviezen van Haverkort, Dorman en Handgraaf uitgaan.
35.3.  Het betoog slaagt niet.
De plafonds - schades 84, 86-88, 94, 100-102, 113 en 121
36.     [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte niet is ingegaan op zijn beroepsgrond dat het schilderwerk van de ornamentenplafonds niet voor de eenheidsprijs van een standaard vlak plafond kan worden uitgevoerd. Volgens [appellant] is voor het schilderwerk een vaste steiger noodzakelijk, moeten de ornamenten met een kwast ten minste tweemaal dekkend geschilderd worden en moet voor de velden tussen de ornamenten een blokwitter worden gebruikt. Volgens [appellant] is ook voor het herstel van het stucwerk een vaste steiger noodzakelijk. [appellant] stelt dat toen de NAM de schadeafhandeling nog deed adequaat herstel door het volledig doorschroeven van het stuc-op-riet op de achterliggende tegels wel voor vergoeding in aanmerking kwam. Volgens [appellant] leiden voortdurende trillingen tot versnelde veroudering van historisch metselwerk en historisch stucwerk. Hij voert verder aan dat trillingen vanaf 1964 niet systematisch in kaart zijn gebracht en er geen ‘nulmetingen’ zijn. [appellant] bepleit dat de plafonds overeenkomstig de aan hem uitgebrachte offerte van Oudman, die hij in bezwaar heeft overgelegd, worden hersteld.
[appellant] heeft op de zitting aangevoerd dat bij de herstelmethodieken die het Instituut voorstaat, de plafonds op één plek stijf worden gemaakt. Hierdoor kan het plafond bij een volgende beving breken of in ieder geval kunnen er nieuwe scheuren ontstaan. Volgens deskundige Jongsma is [appellant] op grond van de restauratieladder verplicht om de plafonds deugdelijk te herstellen, zodat niet op de middellange termijn vervolgschade ontstaat.
36.1.  In het adviesrapport van Haverkort is schade 84 omschreven als scheurvorming in het plafond van de hal, schades 86, 87 en 88 als scheurvorming in het plafond van een werkkamer en schade 94 als scheurvorming in het plafond van gang 1 op de begane grond. De plafonds zijn alle opgebouwd uit hout en riet en afgewerkt met stuc en sauswerk, zogenoemde stuc-op-rietplafonds. In de begroting van de schadevergoeding voor het herstel van deze plafonds is voorzien in scheuren in plafonds openkappen/-slijpen, scheur fixeren met rvs-materiaal, stuc herstel van de gefixeerde scheur, zo nodig herstel sierlijst, sauswerk gehele plafond inclusief schoonmaken ondergrond en stucloper afdekken interieur / vloer.
In het adviesrapport van Haverkort zijn schades 100, 101 en 102 omschreven als scheurvorming in het plafond van een toilet, schade 113 als scheurvorming in het plafond van gang 2 en schade 121 als scheurvorming in het plafond van gang 3. Deze plafonds zijn afgewerkt met stuc en sauswerk. In de begroting van de schadevergoeding voor het herstel van de plafonds is voorzien in scheuren plafonds openkappen/-slijpen, scheuren in plafonds dichtzetten met 2-componenten mortel en herstel, overzetten stucwerk plafonds ten behoeve van stucwerk, sauswerk gehele plafond, inclusief schoonmaken ondergrond.
36.2.  In de schriftelijke uiteenzetting is vermeld dat bij een stuc-op-rietplafond het plafond aan een laag gebundeld riet hangt dat met metaaldraad is omwonden en aan een houten regelwerk (tegen zogenaamde tengels, dat wil zeggen houten latten) is vastgemaakt met nagels. Dit type plafond is in het verleden onder meer toegepast bij boerderijen en is gevoelig voor veroudering en corrosie. Als gevolg van de geleidelijke degradatie van de materialen waarmee het riet is bevestigd aan de houten constructie daarboven (corrosie van het metaal), kan het plafond gaan doorhangen.
Op de zitting heeft deskundige Handgraaf toegelicht dat de metaaldraden waaraan het stuc-op-rietplafond hangt op den duur breken. Gezien de leeftijd zou het gehele plafond moeten worden aangepakt. Maar er zitten nu op enkele plekken scheuren in de plafonds en die wil het Instituut aanpakken om de boerderij van [appellant] weer in de toestand te brengen van voor het ontstaan van de schade.
36.3.  Het Instituut heeft er in de schriftelijke uiteenzetting op gewezen dat deskundige Haverkort voor herstel van de schades is uitgegaan van maatwerk, waarbij de scheuren worden gefixeerd en plaatselijk worden hersteld. In de offerte van Oudman is echter uitgegaan van de gehele restauratie van de riet-op-stuc-plafonds, wat zou leiden tot een verbetering ten opzichte van de situatie voor het ontstaan van de schade.
Het Instituut heeft zich verder op het standpunt gesteld dat [appellant] in hoger beroep niet heeft gemotiveerd waarom de gecalculeerde (rol)steiger onvoldoende is voor het herstel van de schade aan het plafond, maar steigerwerk nodig is. Volgens het Instituut bestaat voor de stelling van [appellant] dat de voortdurende trillingen als gevolg van bevingen tot veroudering leiden geen enkele wetenschappelijke onderbouwing. Daarbij heeft het Instituut in aanmerking genomen dat er slechts één beving is geweest, de beving van Huizinge in 2012, die ter plaatse van de boerderij van [appellant] tot een trillingssnelheid van meer dan 2 mm/s heeft geleid, namelijk 2,22 mm/s (bij een overschrijdingskans van 1%). Desondanks heeft deskundige Haverkort aan [appellant] een vergoeding toegekend voor herstel van de scheurvorming. Het Instituut heeft er verder op gewezen dat Handgraaf heeft toegelicht dat de geadviseerde vergoedingen voor de schades 100 t/m 102 en 113 toereikend zijn voor herstel op de wijze zoals in het adviesrapport voor schades 84, 86-88 en 94 is aangegeven.
36.4.  Uit het voorgaande volgt dat het Instituut plaatselijk herstel van de scheuren in de plafonds voorstaat, terwijl [appellant] de plafonds volledig en duurzaam wil herstellen op de wijze die Oudman heeft geadviseerd. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het Instituut zich terecht op het standpunt gesteld dat herstel volgens het advies van Oudman ertoe zou leiden dat [appellant] in een betere toestand komt dan waarin hij verkeerde voor het ontstaan van de schade. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de in het adviesrapport van Haverkort vermelde herstelmethoden en de voor het herstel gecalculeerde vergoedingen onvoldoende zijn om de schades te herstellen in de toestand die bestond voor het ontstaan van de schade. Het Instituut mocht dan ook op het adviesrapport van Haverkort afgaan.
37.     Het betoog slaagt niet.
Schouw - schade 85
38.     [appellant] betoogt dat voor herstel van de scheur in de schoorsteenmantel de offerte van Oudman moet worden gevolgd. Op de zitting heeft hij toegelicht dat bij herstel eerst de toplaag verwijderd moet worden, daarna moet vers materiaal worden aangebracht, waarna de toplaag kan worden hersteld. Volgens [appellant] ontbreekt een vergoeding voor de afwerking van de wand met sauswerk.
38.1.  In het advies van Haverkort is schade 85 omschreven als verticale en horizontale scheurvorming in de gestucte schoorsteenmantel in een werkkamer op de begane grond. In de begroting voor het herstel van de schade is voorzien in scheuren in binnenstucwerk openkappen/-slijpen, scheur dichtzetten met 2-componenten mortel, wapeningsweefsel en herstel, overzetten stucwerk wanden voor sauswerk en stucloper afdekken interieur / vloer.
In het nader advies van 11 april 2022 heeft Handgraaf vermeld dat [appellant] heeft aangegeven dat bij schade 85 de wand uit een stuclaag op riet bestaat. Uit navraag bij deskundige Haverkort is naar voren gekomen dat hij de wand heeft beklopt en de wand toen massief klonk. Bij de rechtbank heeft [appellant] foto’s overgelegd waaruit bleek dat er riet aanwezig is achter het stucwerk. Dat was tijdens de opname door Haverkort niet zichtbaar, maar nadien is het stucwerk opengehakt. Volgens Handgraaf wijzigt hierdoor de opgenomen herstelmethode echter niet. Het aantal vierkante meters is correct, de wand was gestuct en er was geen afwerking aanwezig. In de andere delen van de kamer waren de muren deels behangen en op diverse plekken was het behang verwijderd. Om deze reden is bewust de herstelmethode stuc op metselwerk gerekend en is geen vergoeding voor afwerken met sauswerk begroot.
Het instituut heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat uit het nader advies van Handgraaf volgt dat de gecalculeerde vergoeding toereikend is om de scheur te herstellen.
38.2.  Zoals de Afdeling ook hiervoor heeft overwogen, zou herstel volgens het advies van Oudman ertoe leiden dat [appellant] in een betere toestand komt dan waarin hij verkeerde voor het ontstaan van de schade. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het advies van deskundige Handgraaf, dat de in het adviesrapport van Haverkort vermelde herstelmethoden en de voor het herstel gecalculeerde vergoedingen voldoende zijn om de schade aan de schoorsteenmantel te herstellen, onjuist zijn. Het Instituut mocht dan ook op het advies van Handgraaf afgaan.
38.3.  Het betoog slaagt niet.
Herstel wanden dwarshal en dragende elementen voormalige bedstede - schades 75, 89, 93, 109 t/m 117
39.     [appellant] voert aan dat de adviseurs ten onrechte de constructieve schades in de dwarshal achter het voorhuis en de daaraan verbonden hal achter de voormalige bedstedewand van de zijwoonkamer niet in samenhang hebben behandeld.
Op de zitting heeft [appellant] over schade 75 aangevoerd dat de scheur boven een deur zit en dat inboeten de wand ter plaatse sterker maakt. De geadviseerde herstelmethodiek gaat uit van het gebruik van moderne materialen, die hij niet wil gebruiken in zijn rijksmonument. Deskundige Jongsma heeft toegelicht dat het gaat om een getrapte scheur in een steensmuur. Volgens hem moet de schade niet worden hersteld met tweecomponentenmortel, waarvoor vergoeding  is toegekend door het Instituut, maar door steen eruit te halen en daarna weer in te boeten, om de constructieve waarde van het rijksmonument te herstellen. Dat is volgens Jongsma geen luxe, maar een normale wijze van herstel van een rijksmonument. [appellant] heeft op de zitting over schade 93 aangevoerd dat het Instituut ten onrechte niet in aanmerking heeft genomen dat ter plaatse van deze schade een knik in de muur zit. [appellant] heeft verder verwezen naar een door hem overgelegde notitie van 20 mei 2022 van Van Wijnen Engineering Drachten (hierna: Van Wijnen).
39.1.  Van Wijnen heeft in de notitie schades 74 t/m 82 omschreven als schades aan een wand boven de trapopgang in de dwarsgang. Van Wijnen heeft geadviseerd het metselwerk boven de doorgang naar de trapopening en de aansluitende wanden te herstellen door middel van inboeten. Bij het herstel moet zo mogelijk glasvlies worden gebruikt om de kans op nieuwe scheurvorming te reduceren. Na herstel van het metselwerk zal het stucwerk hersteld moeten worden.
Van Wijnen heeft in de notitie de schades 89 t/m 108 omschreven als schade aan de wand tussen de dwarsgang en de achterliggende badkamer. In de wand zit een horizontale scheur ter hoogte van de balklaag van de verdiepingsvloer boven de badkamer. Volgens de notitie zit er een knikje in de wand en wordt het wanddeel boven de scheur in de richting van de badkamer gedrukt. Van Wijnen heeft geadviseerd de wand te versterken door het inlijmen van verticale metselwerkwapening, omdat alleen op die manier de stabiliteit van de wand in de toekomst kan worden gewaarborgd. Na het aanbrengen van de versterking moet de wand opnieuw worden voorzien van stucwerk. Van Wijnen heeft geadviseerd om zo mogelijk glasvlies op te nemen om de kans op nieuwe scheurvorming te reduceren.
Van Wijmen heeft in de notitie de schades 109 t/m 117 omschreven als schade aan dragend metselwerk en lateien bij de gang bij de voormalige bedstede. Volgens de notitie zitten in de liggers boven de doorgangen verticale scheuren, die aan beide zijden van de liggers waarneembaar zijn. De steenachtige liggers zijn volgens de notitie onderdeel van het dragende metselwerk. Van Wijnen heeft aangenomen dat de gestucte liggers zijn opgebouwd uit metselwerk. Zij heeft geadviseerd de gemetselde lateien te ontdoen van stuclagen, zodat het metselwerk zichtbaar wordt. Het metselwerk zou vervolgens versterkt moet worden door inlijmen van wapening. Van Wijmen heeft verder geadviseerd licht destructief onderzoek te doen om een beter beeld te krijgen van de bovenliggende constructie, zodat kan worden beoordeeld hoe de constructie naast de gangwand afdraagt op de gemetselde lateien/bogen boven de doorgangen en of de beoogde manier van herstel afdoende is om de constructieve veiligheid ook in toekomst te waarborgen. Bij herstel van het stucwerk moet in overleg met de restauratiearchitect worden bezien of daarbij glasvliesversterking moet worden aangebracht.
39.2.  In het advies van Haverkort is schade 75 omschreven als scheurvorming in een binnenmuur op de eerste etage bij een trapopgang. Er is daar een getrapte scheur in de wand vanaf de bovenkant van de kozijnopening tot de rechterwandaansluiting. De wand is opgebouwd uit metselwerk en is afgewerkt met stuc- en sauswerk. In de begroting voor herstel van de schade is voorzien in scheuren in binnenstucwerk openkappen/-slijpen, scheuren dichtzetten met 2-componenten mortel, wapeningsweefsel en herstel, nieuw stucwerk, nieuw sauswerk en diversen.
In het advies van Haverkort is schade 89 omschreven als scheurvorming in een binnenmuur op de begane grond in gang 1. Er is daar een getrapte scheur aan de linker bovenkant van de kozijnopening. De wand is opgebouwd uit metselwerk en is afgewerkt met stuc- en sauswerk. In de begroting voor herstel van de schade is voorzien in scheuren in binnenstucwerk openkappen/-slijpen, scheuren dichtzetten met 2-componenten mortel, wapeningsweefsel en herstel, overzetten stucwerk wanden voor sauswerk, sauswerk binnenwanden inclusief schoonmaken ondergrond en stucloper afdekken interieur / vloer.
In het advies van Haverkort is schade 93 omschreven als scheurvorming in een binnenmuur op begane grond in gang 1. Er is daar een horizontale scheur die vanaf de rechter wandaansluiting naar rechts loopt. De wand is opgebouwd uit metselwerk en is afgewerkt met stuc- en sauswerk. In de begroting voor herstel van de schade is voorzien in scheuren in binnenstucwerk openkappen/-slijpen, scheuren dichtzetten met een 2-componenten mortel, wapeningsweefsel en herstel, nieuw stuc- en sauswerk en diversen.
In het advies van Haverkort zijn schades 109 t/m 117 omschreven als scheurvorming in wanden van gangen en plafond (schade 113). De wanden zijn opgebouwd uit metselwerk en afgewerkt met stuc- en sauswerk. Het plafond is afgewerkt met stuc- en sauswerk. In de begroting voor herstel van de schade is voorzien in scheuren in binnenstucwerk/plafond openkappen/-slijpen, scheuren dichtzetten met een 2-componenten mortel, waar nodig overzetten stucwerk wanden en plafond voor sauswerk, waar nodig herstel sierlijst of lijstwerk, stuc- en sauswerk binnenwanden/plafond inclusief schoonmaken ondergrond en stucloper afdekken interieur / vloer.
39.3.  In het nader advies van 11 april 2022 heeft Handgraaf over schades 75 en 89 vermeld dat de omschreven herstelmethodiek bestaat uit de scheur open kappen, aansluitend dichtzetten met een mortel en het aanbrengen van weefsel. Volgens Handgraaf is dit een deugdelijke herstelmethodiek voor deze schades. Na dit herstel wordt de wand overgezet met stuc om deze daarna te kunnen sausen. Volgens Handgraaf is dit een correct herstel van de schade.
Handgraaf heeft in het nader advies over schade 93 vermeld dat op de foto’s een lichte horizontale scheur / oneffenheid zichtbaar is, maar dat geen knik in de wand zichtbaar is. Deskundige Haverkort heeft desgevraagd aangegeven dat hij evenmin een knik in de wand heeft waargenomen. In het nader advies is verder vermeld dat in dezelfde wand ook schade 92 zit. Bij schade 92 is het volledig overzetten van de wand gerekend. Als dat is uitgevoerd, zal de lichte oneffenheid niet meer zichtbaar zijn.
Handgraaf heeft in het nader advies over schades 109 en 117 vermeld dat ter plaatse een niet-constructieve sierlijst aanwezig is als afwerking van de deurdoorgang. Dit wordt ook wel een esthetische sierlijst genoemd. Een verschil door werking of ongelijkheid is niet waargenomen, alleen een vlakke krimpscheur die volgens de deskundige verergerd kan zijn. Deskundige Haverkort heeft aangegeven dat er geen schade in de ondergrond zit, alleen in de sierlijst. Gezien het bouwjaar is de verwachting dat achter de sierlijst een houten (constructie)balk zit. Er is geen verzakking of vervorming van deze lateiconstructie waargenomen. De latei kan niet bezwijken door de maximaal berekende trillingswaarde van 2,22 mm/s.
39.4.  Naar het oordeel van de Afdeling heeft het Instituut zich op de zitting terecht op het standpunt gesteld dat de door Van Wijnen voorgestelde herstelmethoden verder gaan dan herstel in de toestand voor het ontstaan van de schade. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het advies van deskundige Handgraaf, dat de in het adviesrapport van Haverkort vermelde herstelmethoden en de voor het herstel gecalculeerde vergoedingen voldoende zijn om de wanden en plafonds terug te brengen in de toestand voor het ontstaan van de schade, onjuist is. Het Instituut mocht dan ook op de adviezen van Haverkort en Handgraaf afgaan.
39.5.  De betogen slagen niet.
Scheurvorming in de lambrisering van de gangen - schades 76 en 83
40.     [appellant] voert aan dat ten onrechte geen vergoeding is toegekend voor herstel van de scheuren door glad stucwerk met marmerimitatie. De deskundigen hebben volgens hem ten onrechte in twijfel getrokken dat de borstweringen van de gangen van marmerimitatie schilderwerk waren voorzien. Hij heeft een radiator in de hal van het voorhuis (bij schade 83) verwijderd en een afwerking van marmerimitatie schilderwerk aangetroffen.
40.1.  Op de zitting heeft [appellant] toegelicht dat een groot gedeelte van de marmerimitatie na de oorlog is overgeschilderd. Het gaat hem er niet om dat hij de kosten van restauratie van de marmerimitatie voor de hele wand vergoed wil krijgen. Het  gaat hem om herstel van de marmerimitatie bij de scheur, een strook van ongeveer 10 cm. [appellant] heeft daaraan toegevoegd dat de scheur doorloopt boven de lambrisering en, onder verwijzing naar foto’s 4, 5 en 6 van scheur 83, ook doorloopt onder de radiator.
Deskundige Jongsma heeft op de zitting toegelicht dat de latex, waarmee de wand is overgeschilderd, een flexibele toplaag is. Als zelfs die flexibele toplaag is gescheurd, dan zal volgens Jongsma ook de onderliggende laag marmerimitatie gescheurd zijn.
Handgraaf heeft op de zitting toegelicht dat in het advies van Haverkort voor herstel van schade 83 een bedrag van ruim € 2.700,00 is begroot. Dat is volgens hem voldoende voor het aanbrengen van marmerimitatie op een stukje van ongeveer 10 cm breed over de scheur. Handgraaf heeft op de zitting weersproken dat de scheur doorloopt boven de lambrisering. Volgens Handgraaf is er alleen een scheur op de lambrisering en bij de radiator.
Het Instituut heeft zich op de zitting op het standpunt gesteld dat alleen een scheur in de latex toplaag is geconstateerd. Door de latextoplaag te herstellen wordt volgens het Instituut de wand teruggebracht in de toestand van voor het ontstaan van de schade.
40.2.  In het advies van Haverkort is schade 76 omschreven als scheurvorming in de wand van een trapopgang op de eerste etage. Er is een getrapte scheur in de wand vanaf de linker wandaansluiting tot de trapboom. De wand is opgebouwd uit metselwerk en is afgewerkt met stuc en sauswerk. In de begroting voor herstel van de schade is voorzien in scheuren in binnenstucwerk openkappen/-slijpen, scheuren dichtzetten met een 2-componenten mortel, wapeningsweefsel en herstel, overzetten stucwerk voor sauswerk, nieuw sauswerk en diversen.
In het advies van Haverkort is schade 83 omschreven als scheurvorming in een wand van een hal op de begane grond. Er is een verticale scheur in de gestucte lambrisering van de wand vanaf de vloer omhoog. De wand is opgebouwd uit metselwerk en is afgewerkt met stuc en sauswerk. In de begroting voor herstel van de schade is voorzien in scheuren in binnenstucwerk openkappen/-slijpen, scheuren dichtzetten met een 2-componenten mortel, wapeningsweefsel en herstel, overzetten stucwerk voor sauswerk, sauswerk binnenwanden inclusief schoonmaken, de- en hermonteren radiatoren/-leidingen (eerste radiator), stucloper afdekken interieur / vloer.
40.3.  Naar het oordeel van de Afdeling volgt uit de foto’s 4, 5 en 6 van schade 83 niet dat de beschrijving van die schade in het advies van Haverkort onjuist is. De wand was afgewerkt met stuc en sauswerk. Het Instituut heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat door herstel van schade 83 volgens het advies van Haverkort de wand ter plaatse wordt teruggebracht in de toestand voor het ontstaan van de schade. [appellant] heeft op de zitting overigens niet weersproken dat het toegekende bedrag ook voldoende is voor herstel van schade 83 met een marmerimitatie.
[appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de door Haverkort voorgestelde herstelmethodiek voor schade 76 en de daarvoor gecalculeerde vergoeding ontoereikend is voor herstel in de toestand voor het ontstaan van de schade.
40.4.  De betogen slagen niet.
Vergoeding scheuren schuur en stucwerk binnenzijde - schades 39 en 154-156
41.     [appellant] pleit bij schade 39 voor het inboeten van gevelmetselwerk bij herstel van scheurvorming in een buitenmuur van een schuur. Hij pleit bij schades 154-156 voor het aanbrengen van leemstuc aan de binnenzijde van de gehele wand, in plaats van gewone stuc, van de schuur.
Op de zitting heeft [appellant] toegelicht dat er bij schade 39 meer stenen moeten worden vervangen dan is vermeld in het advies van Haverkort. Deskundige Jongsma heeft toegelicht dat bij vervanging van slechts dertig stenen niet de bovenste en onderste lagen worden hersteld. Dan wordt slechts de helft van de scheur constructief hersteld. Volgens Jongsma moet de gehele scheur worden ingeboet. Dat is volgens hem een gangbare wijze van restaureren.
Handgraaf heeft op de zitting toegelicht dat er ter plaatse van schade 39 dertig stenen zijn gescheurd en dat die stenen daarom worden vervangen. Dat is volgens hem de minst ingrijpende wijze van herstel. Volgens Handgraaf is dergelijk plaatselijk herstel mogelijk, omdat in de schuurmuur al veel kleurverschil aanwezig is, zodat enig kleurverschil door het herstel niet zal opvallen. Handgraaf heeft verder benadrukt dat het niet gaat om het restaureren van de schuurmuur, maar om herstel in de toestand voor het ontstaan van de schade.
41.1.  Van Wijnen heeft in haar notitie van 20 mei 2022 schade 39 omschreven als een verticale scheur in de noordgevel van de buitenmuur. De scheur is aanwezig tussen het raam links van de dubbele deur en de deur en heeft verder een beloop tot de overgang van steens metselwerk naar halfsteens metselwerk, langs het kozijn linksboven de dubbele deur en vervolgens onder een hoek naar de onderkant van het dak. Van Wijnen heeft geadviseerd het metselwerk ter plaatse van de noordgevel te herstellen door middel van inboeten. Het inboeten van het metselwerk moet worden uitgevoerd met stenen en mortel die gelijkwaardig zijn aan het bestaande metselwerk. Aan weerszijden van de lateien moet het plafond plaatselijk worden opengemaakt, zodat de bovenliggende constructie zichtbaar wordt. In het metselwerk boven de pendant tussen de dubbele deur en het raamkozijn links moeten ongeveer drie lagen metselwerkbewapening worden aangebracht over de gehele breedte van de dubbele deur tot ongeveer 2 m links van de dubbele deur.
41.2.  In het advies van Haverkort is schade 39 omschreven als scheurvorming in een buitengevel van een stal. Er is een verticale en vertakte scheur in het voeg- en metselwerk zichtbaar. De scheur loopt van nabij het maaiveld tot de linker onderhoek van het stalraam en vervolgens boven het stalraam vertakt tot het dakvlak. De gevel is opgebouwd uit steens metselwerk en is afgewerkt met een knipvoeg in kalkmortel. In de begroting voor het herstel van de schade is voorzien in nieuw voegwerk, normale mortel inclusief uitslijpen / kappen voegwerk, toeslag knipvoet / snijvoet / schaduwvoeg, toeslag kalkmortel en plaatselijk stenen vervangen inclusief voegwerk.
41.3.  In het advies van Haverkort zijn schades 154-156 omschreven als scheuren in binnenmuren van schuren 2 en 3. Er is getrapte scheurvorming in het stucwerk van het metselwerk zichtbaar. De wanden zijn opgebouwd uit metselwerk en afgewerkt met voegwerk en stucwerk en bij schade 154 een gedeelte met stucwerk op cementbasis. In de begroting voor het herstel van de schades is voorzien in scheuren in stucwerk openkappen/-slijpen, aanwerken sleuven met stucmortel en herstel stucwerk ter plaats van de dichtgezette scheur in vlak stucwerk.
In het nader advies van 11 april 2022 heeft Handgraaf over schades 154-156 vermeld dat volgens Haverkort op het moment van de opname niet kon worden waargenomen welk stucmateriaal was gebruikt. Haverkort kon niet bevestigen dat er voorheen leemstuc had gezeten. Navraag bij twee stucadoor bedrijven heeft geleerd dat leemstuc geschikt is voor plaatselijk herstel. Leemstuc is iets duurder dan regulier stucwerk. Voor het ruime gecalculeerde bedrag voor herstel van deze schades kan ter plaatse leemstuc worden aangebracht.
41.4.  In wat [appellant] over de herstelmethodieken en de calculatie van de vergoedingen voor deze schades heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van de adviezen van Haverkort en Handgraaf. Het Instituut mocht op deze adviezen afgaan.
De betogen slagen niet.
Kosten herstelplan en leges omgevingsvergunning
42.     [appellant] voert aan dat het Instituut ten onrechte geen vergoeding heeft toegekend voor de kosten van het opstellen van een herstelplan en van de leges voor het aanvragen van een omgevingsvergunning. Op de zitting heeft [appellant] toegelicht dat hij heeft begrepen dat hij op een later tijdstip een aanvraag voor vergoeding van de kosten van een omgevingsvergunning kan indienen en dat hij dat geen bezwaar vindt.
Op de zitting heeft [appellant] verder betoogd dat het Instituut ten onrechte kosten van onderzoeken over de samenstelling van bouwmaterialen niet wil vergoeden. Hij heeft hierover een factuur van 9 juni 2022 ingediend.
Het Instituut heeft zich in reactie hierop op het standpunt gesteld dat het op 1 mei 2023 een brief van [appellant] van 27 april 2023 heeft ontvangen, waarin naar de factuur is verwezen, maar dat die factuur niet was bijgevoegd. Het instituut beschikt niet over de factuur.
42.1.  In de schriftelijke uiteenzetting heeft het Instituut zich op het standpunt gesteld het voor het opstellen van een herstelplan geen noodzaak bestaat. De door de deskundigen opgestelde adviesrapporten bevatten voldoende informatie voor aannemers om hun werkzaamheden te kunnen begroten, wat volgens het Instituut ook veelvuldig gebeurt. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit in zijn geval niet mogelijk zou zijn. Het Instituut heeft zich verder op het standpunt gesteld dat in de gecalculeerde schadebedragen zowel rekening is gehouden met het gebruik van bepaalde materialen als de kosten die samenhangen met de tijd die een vakman nodig heeft om bepaalde herstelwerkzaamheden uit te kunnen voeren.
42.2.  Naar het oordeel van de Afdeling heeft het Instituut toereikend gemotiveerd waarom het opstellen van een herstelplan niet nodig is. Aangezien [appellant] pas bij de brief van 1 mei 2023 om vergoeding van de kosten van de onderzoeken naar bouwmaterialen heeft verzocht en de factuur van 9 juni 2022 daarbij niet heeft overgelegd, bestond voor het Instituut alleen al hierom geen aanleiding om voor deze kosten een vergoeding toe te kennen.
42.3.  De betogen slagen niet.
Vertragingskosten
43.     [appellant] betoogt dat de toegekende vergoeding voor bijkomende kosten wegens de vertraging in de afhandeling van zijn aanvraag om schadevergoeding te laag is. Hij voert, onder verwijzing naar een in opdracht van de Nationaal Coördinator Groningen opgesteld rapport, aan dat het uitstel van technisch benodigd onderhoud voor een niet-standaard woning tot hogere prijsstijgingen leidt dan wordt gedekt door de prijsindex of wettelijke rente.
43.1.  Het Instituut heeft in reactie hierop terecht gesteld dat de kosten van herstel van fysieke schade worden begroot naar het moment waarop de schade is ontstaan. De vertraging in de afhandeling van zijn aanvraag om schadevergoeding wordt vervolgens gecompenseerd door het toekennen van wettelijke rente.
Het Instituut gaat om redenen van doelmatigheid én ruimhartigheid bij het bepalen van de hoogte van de herstelkosten van de fysieke schade in de praktijk uit van het prijspeil zoals dat geldt ten tijde van het opleveren van het adviesrapport door de onafhankelijke deskundige. Dat is immers het meest actuele prijspeil. Dat is ook in dit geval gedaan. Met deze handelwijze wordt een aanvrager ruimhartig gecompenseerd. Namelijk door het hanteren van het prijspeil ten tijde van de advisering én vergoeding van de wettelijke rente vanaf het moment dat de schademelding is gedaan.
43.2.  Zoals ook de rechtbank heeft overwogen, heeft het Instituut aan [appellant] de maximale overlastvergoeding toegekend. In wat [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat deze vergoeding niet toereikend is.
43.3.  Het betoog slaagt niet.
Slotsom
44.     Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
45.     Het Instituut hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Wat betekent deze uitspraak?
46.     Zoals ook op de zitting is gebleken, heeft [appellant] deskundigen ingeschakeld voor restauratie dan wel duurzaam herstel van de schade aan zijn monumentale boerderij, met het oog op constructieve verbetering en om toekomstige schade te voorkomen. Het Instituut mag echter alleen vergoedingen voor schadeherstel toekennen om de boerderij zoveel als mogelijk terug te brengen in de toestand van voor het ontstaan van de schade. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de geadviseerde herstelmethodieken en gecalculeerde vergoedingen daarvoor onvoldoende zijn. Daarom blijft het besluit van het Instituut, waarbij aan [appellant] een vergoeding is toegekend voor schade, bijkomende kosten en wettelijke rente van € 75.906,04, in stand. Zoals op de zitting is besproken kan [appellant] voor aanvullende kosten, voor bijvoorbeeld een omgevingsvergunning, bij het Instituut een nieuw verzoek indienen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. B. Meijer en mr. W. den Ouden, leden, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, griffier.
w.g. Van Altena
voorzitter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2023
507