Uitspraak
Uitspraak
Onderzoek van de zaak
12Naar aanleiding hiervan is een parlementaire enquête gehouden.
3De Parlementaire enquête opsporingsmethoden, IRT (1994-1996) concludeert in haar rapport van 1 februari 1996 dat van criminele burgerinfiltranten die onder regie van politie en justitie strafbare feiten plegen - geen gebruik moet worden gemaakt.
4
5In de motie wordt overwogen dat het werken met een criminele burgerinfiltrant een hoog processueel afbreukrisico kent. Het handelen van de criminele burgerinfiltrant is daarnaast in het algemeen slecht controleerbaar. Door de vaak voorkomende zogenaamde "dubbele agenda" bij een criminele burgerinfiltrant is slecht te controleren of zijn handelen voldoet aan het Tallon-criterium.
6De motie is op 26 november 1998 door de Tweede Kamer aanvaard.
7
8In deze motie wordt overwogen dat er zware criminelen en criminele organisaties zijn die hun criminele activiteiten zeer succesvol afschermen en met traditionele opsporingsmiddelen onvoldoende kunnen worden aangepakt. Bij deze vorm van zware criminaliteit kan de inzet van buitengewone opsporingsbevoegdheden, waaronder de inzet van de criminele burgerinfiltrant, noodzakelijk zijn, De inzet van een criminele burgerinfiltrant moet zeer zorgvuldig plaatsvinden vanwege de hoge processuele afbreukrisico’s. Alleen in hoge uitzonderingsgevallen en onder strikte waarborgen moet gewerkt kunnen worden met inzet van de criminele burgerinfiltrant. De Tweede Kamer verzoekt de regering dan ook om een criminele burgerinfiltrant alleen in te zetten:
- als voldaan is aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit;
- onder een zeer streng regime van waarborgen;
- bij zeer gesloten criminele groeperingen die zich schuldig maken aan de ernstigste vormen van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit;
- in korte trajecten, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van groei-infiltranten;
- na toestemming van de minister van Veiligheid en Justitie.
- algemeen dossier, pagina 1 tot en met 17449;
- algemeen dossier nazending februari 2021, pagina 9368 tot en met 9556;
- algemeen dossier nazending oktober 2021, pagina 9557 tot en met 9975;
- algemeen dossier nazending december 2021, pagina 9976 tot en met 10007;
- beslag dossier, pagina 1 tot en met 1005;
- beslag dossier nazending oktober 2021, pagina 1006 tot en met 1091;
- beslag dossier nazending december 2021, pagina 1092 tot en met 1114;
- methodieken dossier, pagina 1 tot en met 7663;
- methodieken dossier nazending februari 2021, pagina 7087 tot en met 7098; - methodieken dossier nazending oktober 2021, pagina 7099 tot en met 7106.
- op of omstreeks 14 februari 2019 een hoeveelheid van ongeveer 9.893 gram, althans een deeldaarvan en/of (zaaksdossier 6)
- op of omstreeks 24 maart 2019 een hoeveelheid van ongeveer 12.227,58 gram, althans een deeldaarvan,
- zich en/of één of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeftgetracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelenvoorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat die bestemd waren tot het plegen van die feit(en),
- meermalen telefonisch contact gehad en encrypted berichten verstuurd per cryptotelefoon met éénof meerdere partijen over de invoer van harddrugs naar Australië en/of over de aanbetaling daarvoor en/of
- per handgeschreven briefje met een achttal vragen inlichtingen gevraagd en/of
- ( een) encryptietelefoon(s) om te communiceren over de uitvoer van hard drugs naar Australiëvoorhanden gehad en/of
- een handgeschreven briefje met vragen over het opzetten van een transportlijn voor harddrugs naarAustralië, voorhanden gehad;
- het buiten en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of het bereiden en/of bewerkenen/of verwerken en/of vervaardigen en/of vervoeren en/of leveren en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, strafbaar gesteld in artikel 2, aanhef en onder A en/of B en/of D van de Opiumwet en/of
- het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumweten/of
- witwassen als bedoeld in artikel 420bis en/of artikel 420ter en/of artikel 420quater van hetWetboek van Strafrecht;
- in 2014 € 15.085,00 contant gestort;
- in 2015 € 18.560,00 contant gestort;
- in 2016 € 25.120,00 contant gestort;
- in 2017 € 28.510 contant gestort;
- in 2018 € 28.510,00 contant gestort;- in 2019 € 4.950,00 contant gestort;
1.Standpunt van de verdediging
2.Standpunt van de officieren van justitie
3.Oordeel van de rechtbank
De inzet van A-4110 als burgerpseudokoper/-dienstverlener en burgerinformant
1011Infiltratie is een zwaarder dwangmiddel dan pseudokoop/-dienstverlening.
12In tegenstelling tot de infiltrant dringt de pseudokoper/-dienstverlener de criminele organisatie niet binnen maar opereert hij daarbuiten.
13Er is een verschil tussen het afnemen van goederen of diensten van een organisatie en het daaraan deelnemen.
14
15Een informant zal dan ook niet deelnemen aan het plegen of beramen van misdrijven.
16
17Doel van de introductie is om te komen tot:
- de pseudokoop van een hoeveelheid harddrugs en/of
- de pseudodienstverlening met betrekking tot handelingen die betrekking hebben op het bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, aanwezig hebben en/of vervaardigen van harddrugs;
- het winnen van vertrouwen van [medeverdachte 2] ;
- het zicht krijgen op de vermoedelijke contacten van [medeverdachte 2] met kaderleden van de Hells Angels, charter North Coast.
19De overeenkomst is hierna driemaal verlengd, laatstelijk op 15 februari 2019. Deze verlenging geldt tot
202122
23
24De overeenkomst is hierna tweemaal verlengd, laatstelijk op 1 januari 2019. Deze verlenging geldt tot en met 1 april 2019.
2526
27
28Verder is op basis van de processtukken en het verhandelde ter terechtzitting niet aannemelijk geworden dat de betreffende dwangmiddelen in de beschreven periode de facto voor een ander doel zijn ingezet dan waarvoor deze zijn gegeven. Het beginsel van zuiverheid van oogmerk ofwel het verbod van détournement de pouvoir, is dus ook niet geschonden. Gelet op het vorenstaande is dan ook niet gebleken dat het gestelde vormverzuim is begaan. Het verweer van de raadslieden wordt verworpen.
crimineleburger als burgerinfiltrant. Immers, een criminele burger betreft eveneens een persoon die geen opsporingsambtenaar is.
29blijkt zonneklaar dat de wetgever de inzet van de criminele burgerinfiltrant op grond van het bepaalde in artikel 126w Sv niet heeft willen uitsluiten. In artikel 126w Sv is daarom geen onderscheid gemaakt tussen criminele en niet-criminele burgerinfiltranten.
30Zowel de niet-criminele als de criminele burgerinfiltrant valt onder deze bepaling en kan in beginsel dus worden ingezet.
31In de nota naar aanleiding van het verslag bij de Wet Bob wordt bovendien nadrukkelijk vermeld dat in de wet geen expliciete beperkingen zijn gesteld aan de inzet van criminele burgerinfiltranten.
32
33Eén van die vereisten is een "streng regime van waarborgen". Ook de inhoud van de Aanwijzing Opsporingsbevoegdheden
34(hierna: de Aanwijzing), waarin het openbaar ministerie zijn eigen handelen inzake de inzet van onder meer de criminele burgerinfiltrant (nader) heeft genormeerd, zou volgens de verdediging in dit verband niet toereikend zijn. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
3536Een aangenomen motie is een advies aan de minister en heeft derhalve vooral politieke betekenis, in het bijzonder voor wat betreft de staatsrechtelijke verhouding tussen de regering en het parlement.
3738Het negeren van een motie kan politieke consequenties hebben, maar is voor een rechterlijke toetsing niet direct relevant.
39Indien de rechtbank zich bij de interpretatie van wettelijke bepalingen telkens zou moeten laten leiden door uitlatingen van de Minister van Justitie en Veiligheid (hierna: de Minister) of door politieke (meerderheids)opvattingen, zou afbreuk worden gedaan aan de rol van de rechtsprekende macht binnen de
trias politica.
40Beleidsregels
41Per 1 september 2014 is voornoemd verbod komen te vervallen. Sindsdien is het weer toegestaan om in bepaalde situaties criminele burgerinfiltranten in te zetten. In de thans geldende Aanwijzing wordt verwezen naar de vereisten uit de al eerder genoemde motieRecourt c.s., zodat de rechtbank ervan uitgaat dat het openbaar ministerie zich aan die vereisten heeft willen binden. Deze vereisten komen erop neer dat inzet van de criminele burgerinfiltrant enkel is toegestaan bij de aanpak van zware criminelen en criminele organisaties, die hun criminele activiteiten zeer succesvol afschermen en met traditionele opsporingsmiddelen onvoldoende kunnen worden aangepakt. Uit de Aanwijzing blijkt verder dat de inzet alleen in hoge uitzonderingsgevallen en onder strikte waarborgen mag plaatsvinden. Voldaan moet zijn aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Verder moet de inzet kortdurend zijn en mag er geen gebruik worden gemaakt van groei-infiltranten. Voor de inzet is bovendien toestemming nodig van de Minister.
42
4344en daarmee tevens een vormverzuim opleveren ex artikel 359a Sv.
4546
4748De rechtbank beschikt daarmee over voldoende instrumenten om de rechtmatigheid van de inzet van de criminele burgerinfiltrant te kunnen beoordelen.
handel in drugs, mensenhandel, omvangrijke milieudelicten, wapenhandel, maar ook om ernstige financiële misdrijven, zoals omvangrijke ernstige fraude, bijvoorbeeld een btw-carrousel.
49Dergelijke misdrijven schokken de rechtsorde ernstig door hun gewelddadige karakter of door hun omvang en gevolgen voor de samenleving. Ook minder ernstige misdrijven kunnen een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde, doordat zij in combinatie met andere misdrijven worden gepleegd, bijvoorbeeld valsheid in geschrifte in combinatie met omkoping van ambtenaren met het oog op verkrijging van vergunningen voor bedrijven, of kleine fraudes waarvan, gelet op de aard, kan worden vermoed dat deze deel uitmaken van een omvangrijke en ernstige vorm van fraude. Het dient te gaan om samenhang met andere door verdachte begane misdrijven.
50
5152Het gaat hier om misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld.
53
54Een dergelijke groep kan dus verschillende gedaanten aannemen.
55Niet is vereist dat sprake is van een criminele organisatie of georganiseerd verband.
56
57Voorts speelt ook het doel dat met de infiltratie wordt nagestreefd een rol.
5859
de beslissingom over te gaan tot criminele burgerinfiltratie, in het licht van de tegen de betreffende verdachte bestaande verdenkingen, waaruit naar voren komt dat leden van de Hells Angels (waaronder een prominent lid van charter North Coast: [medeverdachte 1] ) bij de internationale handel in harddrugs betrokken zijn, alsmede de aard en ernst van dit misdrijf, als proportioneel kan worden aangemerkt.
middle man) van [medeverdachte 1] . Tijdens de besprekingen met de groep [medeverdachte 1] c.s. hield A-4110 zich overwegend afzijdig. A-4110 nam zelf geen belangrijke beslissingen, maar verleende voornamelijk medewerking vanaf de zijlijn.
de wijzewaarop de opsporingsbevoegdheid criminele burgerinfiltratie is ingezet als proportioneel kan worden aangemerkt. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking het hoofddoel van het onderzoek, de aard en ernst van de betreffende misdrijven, de wijze waarop en de (relatief beperkte) mate waarin is geïnfiltreerd, alsmede de duur van die infiltratie (ongeveer een jaar). De rechtbank merkt in dit verband op dat A-4110 is geïnfiltreerd in een gesloten groep die zich succesvol afschermt. Teneinde deel te nemen of medewerking te verlenen aan die groep en deze in kaart te kunnen brengen moest eerst een vertrouwensbasis ontstaan tussen A-4110 en [medeverdachte 1] c.s. Het is een feit van algemene bekendheid dat in geval van internationale handel in harddrugs in de regel gebruik wordt gemaakt van bestaande contacten en dat nieuwkomers doorgaans niet worden vertrouwd. Het spreekt voor zich dat het opbouwen van een dergelijke vertrouwensbasis niet binnen enkele weken zal plaatsvinden. A-4110 moest eerst laten zien dat hij van waarde kon zijn voor de groep en te vertrouwen was. Hier was enige tijd mee gemoeid.
60
6162Er zijn situaties denkbaar waarin infiltratie noodzakelijk is, maar niet goed of met te veel risico door een opsporingsambtenaar kan worden verricht, bijvoorbeeld omdat de politie niet beschikt over een functionaris die beschikt over een zeer specifieke deskundigheid om zich in een bepaalde omgeving geloofwaardig te kunnen handhaven, of over andere speciale kwaliteiten, zoals
in casueen bepaalde reputatie in het criminele circuit.
636465Voornoemd vereiste is vastgelegd in artikel 126w, tweede lid, Sv. Met deze eis wordt tot uitdrukking gebracht dat (criminele) burgerinfiltratie een uitzondering zal zijn.
66Met de inzet van (criminele) burgerinfiltratie dient dan ook terughoudend om te worden gegaan.
67
68met veel internationale contacten. Een politiële infiltrant dan wel een burgerinfiltrant heeft deze reputatie niet en zou dit vertrouwen niet zonder meer genieten. De inzet van een "losse" politiële infiltrant of een niet-criminele-burgerinfiltrant in de groep zou bovendien argwaan hebben kunnen opwekken met alle veiligheidsrisico's van dien. Een lichtere vorm van infiltratie zou naar alle waarschijnlijkheid dan ook niet effectief zijn geweest.
69Het College dient vervolgens vooraf en schriftelijk in te stemmen met een overeenkomst tot burgerinfiltratie als bedoeld in artikel 126w Sv, een wijziging of een verlenging daarvan.
70Daarnaast dient het College de Minister op de hoogte te stellen van voornemens tot het inzetten van burgerinfiltranten.
71Voorts brengt het College beslissingen omtrent dit voornemen ter kennis van de Minister voordat zij worden uitgevoerd.
72
73Voor de rechtbank blijft echter van belang de wet die de bevoegdheid tot criminele burgerinfiltratie aan de officier van justitie geeft, en niet aan het College.
74De rechtbank zal de beslissing van de officier van justitie ten aanzien van de inzet tot criminele burgerinfiltratie zelfstandig moeten beoordelen. De rechtbank hoeft daarbij niet zo ver te gaan dat zij ook de zorgvuldigheid van de beslissing van het College onderzoekt.
75Voldoende is dat de rechtbank nagaat of de in de wet neergelegde (interne) procedure correct is bewandeld.
7677Daarbij is tevens van belang dat de Minister verantwoordelijk is voor het doen en laten van het openbaar ministerie en kan worden aangesproken op het (niet-) uitoefenen van zijn aanwijzingsbevoegdheden die hij aan zijn positie als ambtelijk chef of aan artikel 127 Wet RO ontleent.
7879
80
81
82Tijdens die presentatie is de inzet van criminele burgerinfiltrant A-4110 besproken.
83
84De rechtbank constateert dat hier sprake is geweest van een vormverzuim.
85De verbetering van de informatiepositie kan hoogstens een tussengelegen doel zijn, maar mag nooit een doel op zichzelf zijn.
86
87Behoudens aanwijzingen voor het tegendeel zullen bij de internationale drugshandel naar algemene ervaringsregels per definitie zware criminelen en criminele organisaties zijn betrokken. De rechtbank doelt daarbij in het bijzonder op de personen aan de top van de organisatie, dan wel de personen die het middenkader van de organisatie vormen. In het onderzoek Vidar is daarvan ook sprake geweest. Dat de zaak Vidar niet hetzelfde "niveau" zware criminaliteit haalt als dat in de zaken Passage, Marengo en Eris doet aan het vorenstaande niet af. Dergelijke zaken zijn een uitzondering in de Nederlandse strafrechtspraak en zeker niet de minimumstandaard voor hetgeen onder de noemer "zware criminaliteit" dient te worden verstaan. Een vergelijking met deze zaken is dan ook volstrekt misplaatst. Het gaat in de zaak Vidar nog steeds om aanmerkelijke handelshoeveelheden harddrugs, terwijl het een feit van algemene bekendheid is dat de internationale handel in harddrugs de samenleving ernstig kan ontwrichten omdat achter die handel doorgaans een wereld van (grootschalige) georganiseerde en ondermijnende criminaliteit schuilgaat, waarbij het gebruik van (excessief) geweld niet geschuwd wordt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat aan deze randvoorwaarde is voldaan.
88Aan deze subsidiariteitseis is reeds voldaan, zoals hierboven is toegelicht.
89Aan deze voorwaarde is reeds voldaan, zoals hierboven is toegelicht.
90In de Aanwijzing is ten behoeve daarvan opgenomen dat bij de inzet van een criminele burgerinfiltrant steeds bijzondere aandacht dient te worden besteed aan de betrouwbaarheid en de stuurbaarheid van de in te zetten burger. De burgerinfiltrant zal dan ook altijd begeleid moeten worden door een opgeleide begeleider van de afdeling Afgeschermde Operaties van de Landelijke Eenheid.
91
briefingvan het begeleidingsteam van A-4110. Dit begeleidingsteam bestond uit daartoe opgeleide WOD-begeleiders.
92Tijdens de briefing werden de opdracht en het doel van de inzet besproken. Na afloop van de inzet vond een
debriefingplaats. Van de (de)briefings en inzetten zijn processen-verbaal opgemaakt. Ook is A-4110 over de inzetten gehoord. Van deze verhoren zijn eveneens processen-verbaal opgemaakt. A-4110 heeft naast de geplande inzetten contactmomenten met verdachten gehad zonder dat hiervoor opdracht is gegeven. A-4110 woonde gedurende het onderzoek Vidar in de nabije omgeving van enkele verdachten en maakte deel uit van hun sociale netwerk. Van deze spontane contacten heeft A-4110 het begeleidingsteam op de hoogte gesteld. Ook deze contacten zijn vastgelegd in processen-verbaal. De inzetten van A-4110 zijn, voor zover operationeel mogelijk, opgenomen met opnameapparatuur.
93In de loop van het traject werd bovendien opnameapparatuur geplaatst in de woning van A-4110 en in diens voertuig (waarin zich ook een camera bevond). De vele opgenomen gesprekken zijn woordelijk uitgewerkt en aan het dossier toegevoegd. Van de inzet is dus ruimschoots verslag opgemaakt.
explicietverwezen naar een uitlating van Minister Opstelten hieromtrent ("Zie pag. 20, Kamerstukken II 2013/2014, 29 279, nr. 195"). De rechtbank leidt hieruit af dat het College daarmee tot uitdrukking brengt dat aan voornoemde voorwaarde de volgende uitleg gegeven dient te worden:
94
95
96namelijk het doordringen tot criminele groepen zodat informatie kan worden verkregen vanuit de kern van de criminele groepering zelf: over de hoofdrolspelers, hun criminele activiteiten en over hun geldstromen, opdat deze hoofdrolspelers en criminele groeperingen aangepakt kunnen worden.
97Inherent aan infiltratie is dat sprake zal zijn van beïnvloeding van de groepering. Om geloofwaardig te zijn dient de infiltrant vaak een actieve rol te spelen in de groep. Hij dient betrokken te raken bij de groep van personen of de criminele organisatie om er vervolgens deel van uit te gaan maken, zodat hij informatie en bewijsmateriaal kan vergaren die nodig is in het belang van het onderzoek.
98Daartoe zal hij in meer of mindere mate in de groepering moeten groeien.
99
100Achterliggend belang van het "verbod" op criminele groei-infiltranten is namelijk dat geen afbreuk wordt gedaan aan de integriteit en de beheersbaarheid van de opsporing. Daarvan is, zoals uit het voorgaande mag blijken, geen sprake geweest. Anders dan bij de IRT-affaire is de opsporing niet "ontspoord" en evenmin zijn er onder verantwoordelijkheid van een officier van justitie (grote) hoeveelheden drugs op de markt terecht gekomen, zoals ten tijde van de IRT-affaire. Ten slotte kan niet worden gezegd dat door de wijze waarop en de mate waarin A-4110 is ingezet in strijd is gehandeld met het proportionaliteitsbeginsel.
101De facto is dit echter niet het geval.
102Indien de Minister van de inzet op de hoogte wordt gesteld draagt hij immers reeds een zwaardere politieke ministeriële verantwoordelijkheid. Hij kan in dat geval worden aangesproken op het nietuitoefenen van zijn aanwijzingsbevoegdheden. De randvoorwaarde dat de Minister expliciet toestemming moet verlenen voor de inzet van een criminele burgerinfiltrant lijkt dan ook vooral symbolisch te zijn.
103104De rechtbank heeft geen aanleiding om aan de gegeven toestemming te twijfelen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat aan deze randvoorwaarde is voldaan.
105
1.Standpunt van de officieren van justitie
2.Standpunt van de verdediging
3.Oordeel van de rechtbank
1.Vaststelling van de feiten
106Daarbij is ieder bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
107Diezelfde dag vindt een ontmoeting plaats tussen [medeverdachte 2] en A-4110 in de bakkerij te [plaats] .
108Het gesprek dat plaatsvindt is opgenomen met een technisch hulpmiddel.
109De opname van dit gesprek is uitgewerkt.
110Uit deze uitwerking komt onder meer het volgende naar voren, zakelijk weergegeven:
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121A-4110 verklaart dat hij tegen [medeverdachte 2] heeft gezegd dat de Ier 10 wil hebben. A-4110 noemt daarbij de datum van 14 februari 2019. De Ier komt dan naar Leeuwarden. [medeverdachte 2] stelt voor om die dag met de Ier te gaan lunchen bij het FEC.
122[medeverdachte 2] geeft aan dat hij voor 14 februari 2019 nog een keer bij A-4110 langskomt.
123Tijdens het gesprek geeft A-4110 aan dat [medeverdachte 2] de Ier een cadeautje had beloofd. [medeverdachte 2] zegt dat de Ier olie en pillen wil hebben.
124
125
126
127
128Diezelfde dag vindt tussen A-4133, A-4110 en [medeverdachte 2] een ontmoeting plaats in het WTC Hotel.
129Het gesprek dat plaatsvindt is opgenomen met een technisch hulpmiddel.
130De opname van dit gesprek is uitgewerkt.
131Uit deze uitwerking komt onder meer het volgende naar voren, zakelijk weergegeven:
132[medeverdachte 2] : De
sealerwas kapot en ik moet … Hoe heet dat … Amerikaanse … A-4110: Stopcontact.
133
134
135
136
137
138[medeverdachte 2] geeft aan dat er een tekort aan amfetamine-olie is.
139A-4133 spreekt met [medeverdachte 2] over de omstandigheid dat de laatste zending 1,7 kilogram te licht was en dat hij verwacht dat het tekort van 1,5 kilogram gecompenseerd wordt. [medeverdachte 2] geeft aan dat hij terug naar huis moet, aangezien de speed op elk moment klaar kan zijn. [medeverdachte 2] en A-4133 spreken af om elkaar over 30 minuten te ontmoeten bij het Oranje Hotel.
140
141Het gesprek dat plaatsvindt is opgenomen met een technisch hulpmiddel.
142De opname van dit gesprek is uitgewerkt.
143Uit deze uitwerking komt onder meer het volgende naar voren, zakelijk weergegeven:
144
145
146
147[medeverdachte 2] : En dan zet ik het bij je achterin.
148
de M.
149
150
151
152
153
154
155
156
157
158
159
160
161
162
163[medeverdachte 2] woont op dat moment op het adres [straatnaam] te Leeuwarden.
164Het gesprek dat in het huis plaatsvindt is opgenomen met een technisch hulpmiddel.
165De opname van dit gesprek is uitgewerkt.
166167Uit deze uitwerking komt onder meer het volgende naar voren, zakelijk weergegeven:
168
169
170
171
172173Dit betreft [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] .
174
175[medeverdachte 2] en [verdachte] : (niet te verstaan).
176
177
178
179
180
181
182
183[medeverdachte 2] : Ik zeg dat ik je nu 500 extra geef, maar ik wil een monster hebben.
184
185
186A-4133 en [medeverdachte 2] stappen in een auto.
187
188Omstreeks 15.00 uur hoort A-4133 een geluid in de hal. [medeverdachte 2] laat A-4133 achter in de woonkamer. A-4133 hoort meerdere mannenstemmen in het Nederlands spreken. Op het moment dat [medeverdachte 2] en A-4133 weer alleen zijn laat [medeverdachte 2] aan A-4133 vier boodschappentassen zien. Deze boodschappentassen staan in de hal. In de boodschappentassen bevinden zich in totaal 10 grote plastic bakken. Deze bakken bevatten elk een lichtkleurige stof. Daarnaast is er nog een kleine plastic bak. In deze bak zit ook een lichtkleurige stof. [medeverdachte 2] geeft aan dat in de kleine plastic bak 600 gram zit. [medeverdachte 2] haalt een kleine hoeveelheid uit deze bak. De hoeveelheid wil hij testen. In de bak blijft 500 gram achter.
189
190
191
192
193
194Deze mast geeft dekking op het gebied waar de woning van [medeverdachte 2] is gelegen.
195
196Om 16.16 uur staat de Volkswagen op de [straatnaam] te Leeuwarden.
197Het gesprek dat tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] plaatsvindt in de Volkswagen is opgenomen. Uit de uitwerking van dit opgenomen gesprek komt onder meer het volgende naar voren, zakelijk weergegeven:
198
199
200Op 15 februari 2019 bezoekt [medeverdachte 2] de woning van A-4110. In de woning krijgt A-4110 € 300,00 van [medeverdachte 2] .
201
202Deze vermoedelijke hoeveelheid verdovende middelen wordt voorzien van SIN AALR0918NL. De vermoedelijke hoeveelheid verdovende middelen hoort bij de pseudokoop van februari 2019 uit het onderzoek Vidar.
203
204
205Het monster wordt door het NFI onderzocht. Het monster blijkt amfetamine te bevatten.
206
207
208
209Het monster wordt door het NFI onderzocht. Het monster blijkt amfetamine te bevatten.
210
211
212
213Het monster wordt door het NFI onderzocht. Het monster blijkt amfetamine te bevatten.
214
215Het monster wordt door het NFI onderzocht. Het monster blijkt amfetamine te bevatten.
216
217Het monster wordt door het NFI onderzocht. Het monster blijkt amfetamine te bevatten.
218
219Het monster wordt door het NFI onderzocht. Het monster blijkt amfetamine te bevatten.
220
221Het monster wordt door het NFI onderzocht. Het monster blijkt amfetamine te bevatten.
222
223Van de hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen wordt een monster genomen. Dit monster wordt voorzien van SIN AAJP5358NL.
224Het monster wordt door het NFI onderzocht. Het monster blijkt amfetamine te bevatten.
225
226Het monster wordt door het NFI onderzocht. Het monster blijkt amfetamine te bevatten.
227
228
229Dit spoor wordt onderworpen aan een DNA-onderzoek.
230Op het spoor wordt een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal twee personen. Het DNA kan afkomstig zijn van [medeverdachte 4] , geboren op [geboortedatum] 1951 te [geboorteplaats] , en minimaal één onbekend persoon.
231
- bemonstering AALX0183NL#01 bevat DNA van twee personen;
- de personen die DNA aan de bemonstering hebben bijgedragen zijn niet onderling verwant.
232
233Het spoor is onderworpen aan een DNA-onderzoek.
234Op het spoor wordt een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal drie personen. Het DNA kan afkomstig zijn van [medeverdachte 4] , geboren op 30 maart 1951 te Amsterdam, en minimaal twee onbekende personen.
235
- bemonstering AALX0184NL#01 bevat DNA van drie personen;
- de personen die DNA aan de bemonstering hebben bijgedragen zijn niet onderling verwant.
236
237Het spoor is te herleiden naar de linker ringvinger van [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] .
238Uit het dactyloscopisch onderzoek blijkt dat zowel een zeer grote mate van overeenkomst is geconstateerd als de afwezigheid van dactyloscopische verschillen tussen het spoor en de referentieafdruk van de linker ringvinger van [verdachte] geregistreerd onder biometrienummer 310000649138. Deze bevindingen liggen geheel in de lijn der verwachting wanneer het spoor van de donor afkomstig is. De kans om deze mate van overeenkomst aan te treffen bij een willekeurig ander persoon is verwaarloosbaar klein.
239
240
241Het spoor is te herleiden naar de rechter middelvinger van [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1974 te Leeuwarden.
242Uit het dactyloscopisch onderzoek blijkt dat zowel een zeer grote mate van overeenkomst is geconstateerd als de afwezigheid van onverklaarbare dactyloscopische verschillen tussen het spoor en de afbeelding van de rechter middelvinger van [verdachte] geregistreerd onder biometrienummer 310000649138. Deze bevindingen liggen geheel in de lijn der verwachting wanneer het spoor van de donor afkomstig is. De kans om deze mate van overeenkomst aan te treffen bij een willekeurig ander persoon is verwaarloosbaar klein.
243
244
245
246De gesprekken die op 22 juni 2019 plaatsvinden tussen [medeverdachte 3] en A-4110 zijn opgenomen met audioapparatuur. Deze gesprekken zijn uitgewerkt.
247Uit deze uitwerking komt onder meer het volgende naar voren, zakelijk weergegeven:
248
249
250251verklaart dat hij staat ingeschreven op het adres [straatnaam] in Leeuwarden. [medeverdachte 4] heeft een handeltje.
252Hij verkoopt een "pep".
253Met pep bedoelt [medeverdachte 4] amfetamine.
254
255De betaalrekening met nummer [rekeningnummer] staat op naam van [medeverdachte 5] .
256
257Over de jaren worden de volgende totaal bedragen gestort:
258
259
260
261
262
263[medeverdachte 5] verklaart dat verdachte elke maand contant geld op haar rekening stort zodat de vaste lasten betaald kunnen worden.
264
265
266
267
2.Standpunt van de officieren van justitie
3.Standpunt van de verdediging
Zaaksdossier 14
4.Oordeel van de rechtbank
dezechef de door [medeverdachte 2] bestelde drugs uiteindelijk ook heeft geproduceerd, terwijl aannemelijk is geworden dat [medeverdachte 2] zijn drugs haalde bij verschillende leveranciers.
Zaaksdossier 14
268De man bij wie zij het geld hebben afgegeven herkent zij echter niet als de persoon van verdachte.
269[medeverdachte 6] verklaart voorts dat de man in de woning waarschijnlijk kroezend haar had.
270Dit komt niet overeen met het kapsel van verdachte.
271Uit het dossier blijkt echter niet dat verdachte lid is van deze motorclub. Uit de bewijsmiddelen kan verder niet zonder meer afgeleid worden dat het geld is afgeleverd op het adres [straatnaam] noch dat verdachte daar verbleef. [medeverdachte 6] verklaart immers over één van de drie zijstraatjes van de [straatnaam] en zegt dat de huisjes van de [straatnaam] lijken op het huis waar het geld is afgeleverd.
272
in dubio pro reo-beginsel komt de rechtbank dan ook niet tot een bewezenverklaring van dit sub-feit.
273alsmede de tijdens die dag opgenomen gesprekken,
274kan niet worden vastgesteld dat verdachte de € 5.000,00 ook daadwerkelijk heeft ontvangen van [medeverdachte 1] . De rechtbank komt dan ook niet tot een bewezenverklaring van dit sub-feit.
- de handel in verdovende middelen genereert winsten in contant geld. In het drugscircuit gaangrote bedragen om;
- het voorhanden hebben van grote contante geldbedragen door privé personen is, in het gevaldat geld op legale wijze is verkregen, hoogst ongebruikelijk vanwege het risico van onder meer diefstal, waarbij het geld niet is verzekerd;
- het vanuit het buitenland fysiek van vervoeren van grote bedragen in contanten brengt eenaanzienlijk veiligheidsrisico met zich.
280De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet anders kan zijn geweest dan dat het geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is geweest en dat verdachte daar wetenschap van heeft gehad.
281282
- in 2014 € 15.085,00 contant gestort
- in 2015 € 18.560,00 contant gestort
- in 2016 € 25.120,00 contant gestort
- in 2017 € 28.510,00 contant gestort- in 2019 € 4.950,00 contant gestort,
Strafbaarheid van verdachte
1.Vordering van de officieren van justitie
2.Standpunt van de verdediging
3.Oordeel van de rechtbank
1.Inbeslaggenomen voorwerpen
- een cryptotelefoon van het merk BQ Aquarius (nummer 1266435);
- een iPhone (nummer 1266440).
2.Standpunt van de officieren van justitie
3.Standpunt van de verdediging
3.Oordeel van de rechtbank
285286De rechtbank acht het ongecontroleerde bezit van deze telefoon door verdachte dan ook in strijd met het algemeen belang.
L. Voorlopige hechtenis
1.Standpunt van de officieren van justitie
2.Standpunt van de verdediging
3.Oordeel van de rechtbank
Kamerstukken II1995/96, 24 072, nrs. 10-11.
NJ2015/203.
Stcrt.2014, 24442, onder 2.9.
Het Nederlandse parlement, Deventer: Wolters Kluwer 2017, pagina 366.
Infiltratie in het recht en in de praktijk(reeks Onderzoek en beleid), Den Haag: WODC, pagina 38.
Kamerstukken II2012/13, 29 911, 83;
Kamerstukken II2013/14, 29 279, nr. 173;
Kamerstukken II2013/14, 29 279, nr. 195.
Stcrt.2001, 39;
Stcrt.2004, 227;
Stcrt.2004, 227;
Stcrt.2005, 252;
Stcrt.2006, 201;
Stcrt.2007, 48;
Stcrt.2007, 239;
Stcrt.2009, 18014;
Stcrt.2011, 3240;
Stcrt.2012, 10486;
Stcrt.2013, 22031.
Stcrt.2014, 24442, onder 2.9.
Jurisprudentie strafrecht select, Den Haag; SDU Uitgevers 2008, pagina 63.
Het Nederlands strafprocesrecht, bewerkt door M.J. Borgers en T. Kooijmans, Deventer: Wolters Kluwer 2021, pagina 69.
Kamerstukken II1996/97, 25 403, nr. 3, pagina 24 (MvT).
Kamerstukken II1996/97, 25 403, nr. 3, pagina 24 en 25 (MvT).
NJ2011/530.
Stcrt.2014, 24442, onder 2.9.
Kamerstukken II1996/97, 25 403, nr. 3, pagina 29 (MvT).
Kamerstukken II1996/97, 25 403, nr. 3, pagina 74 (MvT).
Kamerstukken II1996/97, 25 403, nr. 3, pagina 11 (MvT).
Kamerstukken II1996/97, 25 403, nr. 3, pagina 30 (MvT).
Stcrt.2014, 24442, onder 2.9.
Kamerstukken II1996/97, 25 403, nr. 3, pagina 121 (MvT).
Kamerstukken II1996/97, 25 403, nr. 3, pagina 46 (MvT).
Kamerstukken II1997/98, 25 403, nr. 7, pagina 68.
Stcrt.2014, 24442, onder 2.9.
Kamerstukken II1996/97, 25 403, nr. 3, pagina 47 (MvT).
Kamerstukken II1996/97, 25 403, nr. 3, pagina 46 en 47 (MvT).
Kamerstukken II1996/97, 25 403, nr. 3, pagina 15 (MvT).
Stcrt.1999, 106
Stcrt.1999, 106 73
Kamerstukken II1997/98, 25 403, nr. 7, pagina 28.
Kamerstukken II1997/98, 25 403, nr. 7, pagina 28.
Kamerstukken II1996/97, 25 403, nr. 3, pagina 15 en 16 (MvT).
Kamerstukken II1997/98, 25 403, nr. 7, pagina 5.
Kamerstukken II1997/98, 25 403, nr. 7, pagina 5.
Stcrt.2014, 24442, onder 2.9.
Kamerstukken II1996/97, 25 403, nr. 3, pagina 3.
Inburgeren in de opsporing. Over de juridische positie van de burger in de opsporing van strafbare feiten(diss. Rotterdam), Rotterdam: E.M. Moerman 2016, pagina 139.
Kamerstukken II1996/97, 25 403, nr. 3, pagina 3 (MvT).
Stcrt.2014, 24442, onder 2.9.
Kamerstukken II2013/14, 29 279, nr. 195, pagina 20.
Kamerstukken II1995-1996, 24 072, nrs. 10-11, pagina 74.
TPWS2017/3, onder 7.2.
Kamerstukken II2012/13, 29 911, nr. 83, pagina 1, 2 en 3.
Kamerstukken II1996/97, 25 403, nr. 3, pagina 31 en 32 (MvT).
Kamerstukken II2013/14, 29 279, nr. 195, pagina 17.