ECLI:NL:RBDHA:2018:15038
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van schending inlichtingenverplichting
In deze zaak hebben eisers, een echtpaar, beroep ingesteld tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg, waarbij hun recht op bijstand ingevolge de Participatiewet (Pw) met terugwerkende kracht is ingetrokken en een bedrag van € 183.710,82 aan ten onrechte betaalde bijstand is teruggevorderd. De rechtbank heeft op 18 december 2018 uitspraak gedaan in deze meervoudige kamer. De intrekking van de bijstand is gebaseerd op een onderzoek door de Sociale Recherche, dat heeft aangetoond dat eisers de inlichtingenverplichting hebben geschonden door geen melding te maken van bankrekeningen, creditcardtransacties en de registratie van meerdere auto’s op naam van eiser. De rechtbank oordeelt dat de schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstand, aangezien niet kan worden vastgesteld of eisers in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerden. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, ondanks het beroep van eisers op de artikelen 3 en 16 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). De beroepen van eisers zijn ongegrond verklaard.