ECLI:NL:CRVB:2017:2437
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens verzwegen kentekenregistratie en boeteoplegging
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die van 1 maart 1997 tot en met 30 november 2013 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Tijdens een rechtmatigheidsonderzoek bleek dat appellant in de periode van 3 december 2004 tot en met 16 augustus 2013 vijftien kentekens van auto’s op zijn naam had geregistreerd, zonder deze te melden. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag herzag de bijstand van appellant en vorderde € 6.200,16 terug. Tevens werd een bestuurlijke boete van € 6.210,- opgelegd. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond, maar handhaafde de boete. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld. De Raad oordeelde dat appellant de inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van de kentekenregistraties, wat leidde tot de intrekking van de bijstand en de terugvordering van de kosten. De Raad bevestigde de boete, maar stelde deze vast op € 1.549,14, rekening houdend met de ernst van de overtreding en de omstandigheden van de zaak. De Raad oordeelde dat de boete proportioneel was, ondanks de argumenten van appellant dat hij een 'first offender' was. De uitspraak werd gedaan op 13 juni 2017.