ECLI:NL:CRVB:2018:2843
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- O.L.H.W.I. Korte
- J.T.H. Zimmerman
- J.L. Boxum
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand in verband met niet gemelde chauffeurswerkzaamheden voor escortbureau
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellanten, die vanaf 19 mei 2006 bijstand ontvingen op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). De intrekking is gebaseerd op het feit dat appellant als chauffeur voor een escortbureau heeft gewerkt, wat hij niet heeft gemeld. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht, waaronder een sociaal rechercheur die een onderzoek heeft ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant in verschillende periodes werkzaamheden heeft verricht zonder dit te melden, wat een schending van de inlichtingenverplichting opleverde. De Raad heeft vastgesteld dat de intrekking van de bijstand over bepaalde periodes onvoldoende feitelijke grondslag had, met name voor de maanden waarin appellant niet als chauffeur was aangetroffen. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het college opgedragen om een nieuw besluit te nemen over de terugvordering van de bijstand. Tevens is het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat de redelijke termijn niet was overschreden. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de bijstandverlenende instantie als de aanvrager met betrekking tot het verstrekken van informatie.