ECLI:NL:CRVB:2018:2161
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens verzwegen inkomsten uit Frankrijk
Op 17 juli 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de intrekking van bijstand aan appellante, die samen met haar partner bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand, thans de Participatiewet. De intrekking vond plaats omdat appellante en haar partner niet hadden gemeld dat de partner een uitkering en huurtoeslag ontving in Frankrijk. Dit werd ontdekt na een melding en een daaropvolgend onderzoek door de gemeente Amsterdam. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard.
In hoger beroep voerde appellante aan dat zij niet op de hoogte was van de inkomsten van haar partner en dat er bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de hoofdregel rechtvaardigden. De Raad oordeelde echter dat de beide partners als een eenheid worden gezien voor wat betreft hun aanspraken en verplichtingen. De Raad bevestigde dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door de inkomsten van haar partner niet te melden. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van partners in een gezinsbijstandssituatie om elkaar op de hoogte te houden van relevante financiële informatie. De Raad oordeelde dat de door appellante aangehaalde uitspraken geen basis boden om af te wijken van de vaste rechtspraak, en dat het college terecht de bijstand had ingetrokken.