ECLI:NL:RBAMS:2022:7194

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
13/198772-21 (A), 13/273538-21 (B) en 13/343867-21 (C)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie en voorbereiding van moorden in het kader van onderzoek 13Maracane

In de zaak tegen [verdachte], die op 7 december 2022 door de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, werd de verdachte beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en het voorbereiden van meerdere moorden. Het onderzoek, bekend als 13Maracane, richtte zich op een criminele organisatie die actief was tussen juni 2014 en april 2016. De rechtbank oordeelde dat de verdachte deel uitmaakte van een gestructureerd samenwerkingsverband dat zich bezighield met het plegen van ernstige misdrijven, waaronder moord en doodslag. De rechtbank concludeerde dat de verdachte betrokken was bij de voorbereiding van liquidaties op verschillende doelwitten, waaronder [slachtoffer 1] en de broers [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9]. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de organisatie in overweging nam. De rechtbank verklaarde het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte voor een aantal andere feiten, waaronder de voorbereiding van moorden in zaak C, vanwege het ontbreken van toestemming van de Spaanse autoriteiten. De rechtbank benadrukte de professionele en goed voorbereide aard van de criminele activiteiten van de organisatie, die gebruik maakte van PGP-telefoons voor communicatie en een dodenlijst hanteerde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.198772.21
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/198772-21 (A), 13/273538-21 (B) en 13/343867-21 (C)
Onderzoek: 13Maracane
Datum uitspraak: 7 december 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het (detentie)adres:
[adres] , [plaats] ,
thans gedetineerd te: [naam PI]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 26, 27 en 30 september, 3, 5, 6, 11 en 12 oktober en 7 december 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie,
mr. E.B. Smit en mr. A. van Veen en van wat verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. D.N. de Jonge naar voren hebben gebracht.

2.Inleiding

2.1
Achtergrond
In de periode van 2012 - 2016 hebben (onder meer) in Nederland meerdere liquidaties en pogingen daartoe plaatsgevonden. Uit diverse strafrechtelijke onderzoeken die naar aanleiding daarvan zijn gestart en uit verschillende processen-verbaal die zijn verstrekt door de Criminele Inlichtingen Eenheid, kan worden opgemaakt dat een en ander samenhing met het feit dat er toen een vete in de onderwereld gaande was tussen twee groepen binnen het criminele milieu. Deze groepen zijn te onderscheiden in de groep van wijlen [naam 1] en de groep van [naam 2] .
2.2
Inbeslagname Ennetcom-server
In april 2016 werd in het kader van het onderzoek 26Lemont de server van het bedrijf Ennetcom in beslag genomen. Op deze server bleek een grote hoeveelheid berichten bewaard gebleven welke in de periode van 2012 tot en met april 2016 door gebruikers van encrypted telefoons waren verzonden. Met BlackBerry-telefoons voorzien van specifieke software konden versleutelde tekstberichten en notities worden verzonden van en naar gebruikers van Ennetcom e-mailadressen. Die berichten werden verstuurd via een PGP- (Pretty Good Privacy) protocol. De daaruit afkomstige data is veiliggesteld ten behoeve van verschillende strafrechtelijke onderzoeken. Zo ook voor het onderhavige onderzoek, 13Maracane.
Door het Openbaar Ministerie worden verschillende Ennetcom e-mailadressen (hierna: PGP-accounts) gekoppeld aan verdachten in dit onderzoek. De door de gebruikers van die PGP-accounts verstuurde en/of ontvangen berichten in dit dossier zijn volgens het Openbaar Ministerie te duiden in relatie tot strafbare feiten en in het bijzonder tot de hiervoor beschreven vete in de onderwereld tussen de twee rivaliserende groepen.
2.3
Onderzoek 13Maracane
Het dossier 13Maracane is voor een groot deel opgebouwd uit berichten die zijn verzonden via Ennetcom en die zijn opgenomen in de dataset 13Maracane.
Het onderzoek 13Maracane heeft betrekking op negen verdachten die ervan beschuldigd worden, al dan niet in wisselende samenstelling, betrokken te zijn geweest bij één of meer pogingen tot liquidaties, voorbereidingen daartoe dan wel pogingen tot uitlokking van liquidaties. Zeven verdachten worden ervan beschuldigd te hebben deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van liquidaties. Eén verdachte wordt in dit verband verweten 34 automatische vuurwapens (type Kalasjnikov) voorhanden te hebben gehad.
In dit vonnis zijn de overwegingen en beslissingen van de rechtbank opgenomen die in de strafzaak tegen de hierboven genoemde verdachte zijn gegeven. De rechtbank wijst vandaag ook vonnis in de zaken van de acht medeverdachten die gelijktijdig terecht hebben gestaan.
Het onderzoek 13Maracane bestaat uit een groot aantal deelonderzoeken (opgenomen in verschillende zaakdossiers, hierna: ZD), die ook onderling met elkaar verweven zijn, al is het maar door de daarop gebaseerde verdenking van deelname aan de criminele organisatie. Deze verwevenheid maakt dat de rechtbank niet alleen op de verweren van de betreffende verdachte in zal gaan, maar ook, waar nodig, hetgeen is aangevoerd in andere zaken in haar oordeel zal betrekken.
Voor de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank in plaats van de termen verdachte en medeverdachte de namen van de verdachten gebruiken, te weten: [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] .
De verschillende deelonderzoeken:
ZD 1: poging dan wel voorbereiding liquidatie [slachtoffer 1] in 2014 en
voorbereiding liquidatie [slachtoffer 1] in 2015
ZD 2: voorbereiding liquidatie [slachtoffer 2]
ZD 3: poging tot uitlokking dan wel voorbereiding liquidatie [slachtoffer 3]
ZD 4: poging tot uitlokking dan wel voorbereiding liquidatie [slachtoffer 4]
ZD 5: voorbereiding liquidatie [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6]
ZD 6: voorbereiding liquidatie [slachtoffer 7]
ZD 7: voorhanden hebben 34 automatische wapens
ZD 8: voorbereiding liquidatie [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11]
ZD 9: deelname aan een criminele organisatie
[verdachte] wordt in de zaken A, B en C verweten strafbare betrokkenheid te hebben gehad in
ZD 1 (in 2014 en in 2015), ZD 2, ZD 8 en ZD 9, zoals hierna kort weergegeven in rubriek 3.

3.Tenlastelegging

[verdachte] wordt er – na wijzigingen op de zittingen van 17 november 2021, 26 september en 11 oktober 2022 – van beschuldigd dat hij zich, kort en zakelijk weergegeven, heeft schuldig gemaakt aan:
in zaak A
1. het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven (moord en doodslag) in de periode van 20 juni 2014 tot en met 30 april 2016 (ZD 9);
2. medeplegen van voorbereiding van medeplegen van moord/doodslag op [slachtoffer 2] , in de periode van 1 augustus 2015 tot en met 30 april 2016 (ZD 2);
3. medeplegen van voorbereiding van medeplegen van moord/doodslag op [slachtoffer 1] , in de periode van 26 januari 2015 tot en met 1 februari 2015 (ZD 1);
in zaak B
primair:medeplegen van poging tot moord op [slachtoffer 1] , in de periode van 20 juni 2014 tot en met 1 juli 2014 (ZD 1);
subsidiair:medeplegen van de voorbereiding van medeplegen van moord/doodslag op
[slachtoffer 1] , in de periode van 20 juni 2014 tot en met 1 juli 2014 (ZD 1);
in zaak C
medeplegen van voorbereiding van medeplegen van moord/doodslag op [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] , in de periode van 23 juni 2015 tot en met 30 juli 2015 (ZD 8).
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

4.Voorvragen

4.1
De dagvaardingen zijn geldig en deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten.
4.2
De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
4.2.1
Verweer ontbreken toestemming
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van [verdachte] gelet op het volgende. [verdachte] is in Spanje aangehouden en overgeleverd aan Nederland enkel ter vervolging van de feiten 1, 2 en 3 (in zaak A). Voor de overige feiten op de tenlastelegging van [verdachte] , in de zaken B en C, is hij niet overgeleverd. [verdachte] heeft in de overleveringsprocedure in Spanje geen afstand gedaan van de werking van het specialiteitbeginsel, welk beginsel hem ertegen beschermt na overlevering niet vervolgd, berecht of anderszins van zijn vrijheid beroofd te worden wegens enig ander voor die overlevering begaan feit.
De rechtbank is, met de raadsvrouw, van oordeel dat ten aanzien van zaak B en C sprake is van “andere feiten” in de zin van artikel 27 lid 2 Kaderbesluit 2002/584/JBZ. Uit het arrest van de Hoge Raad van 12 juli 2022 [1] volgt dan dat de rechtbank het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet verklaren in de vervolging ter zake van zaak B en C,
tenzijde rechtbank
vóórde uitspraak alsnog de toestemming van de Spaanse uitvoerende rechterlijke autoriteit ontvangt of de rechtbank niet komt tot de oplegging van een vrijheidsbenemende straf of maatregel voor die feiten.
Zaak C (ZD 8)
Op 29 september 2022 heeft de rechter-commissaris een aanvullend Europees Aanhoudingsbevel (EAB) ten behoeve van [verdachte] uitgevaardigd en hebben de Spaanse autoriteiten bij besluit van 24 oktober 2022 de toestemming voor vervolging ten aanzien van
zaak Cverleend. Uit stukken overgelegd door de raadsvrouw op 5 december 2022 blijkt dat door de Spaanse advocaat van [verdachte] op 2 december 2022 hoger beroep is aangetekend tegen voornoemd besluit van 24 oktober 2022. Dat betekent dat het besluit nog niet onherroepelijk is en daarmee voor het Openbaar Ministerie dus nog geen toestemming is verkregen om [verdachte] in Nederland voor dit feit te vervolgen. Dat betekent ook, zoals hiervoor overwogen, dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van [verdachte] voor zaak C,
tenzijde rechtbank
vóórde uitspraak alsnog de toestemming van de Spaanse uitvoerende rechterlijke autoriteit ontvangt of de rechtbank niet komt tot de oplegging van een vrijheidsbenemende straf of maatregel voor die feiten. Zaak C wordt hierna in rubriek 7.4 besproken.
De rechtbank merkt in dit kader nog op dat in de gewijzigde tenlastelegging voor dit feit de periode van 23 juni 2015 tot en met 30 juni 2015 stond opgenomen en dat de rechtbank ter terechtzitting van 26 september 2022 heeft geoordeeld dat deze periode een kennelijk verschrijving betrof, zoals verzocht door het Openbaar Ministerie, namelijk dat bedoeld was ten laste te leggen “in de periode van 23 juni 2015 tot en met
30 juli 2015”. De raadsvrouw heeft ermee ingestemd dat de tenlastelegging zo ook wordt gelezen. De rechtbank heeft gezien dat in het aanvullende EAB sprake is van dezelfde verschrijving. De Spaanse autoriteiten hebben - zoals gezegd - toestemming gegeven [verdachte] voor
het feitin zaak C alsnog te mogen vervolgen. De in het aanvullend EAB beschreven periode beoordeelt de rechtbank dan ook, in lijn met de gewijzigde tenlastelegging, als een kennelijke verschrijving. Het feit waarvoor toestemming is gegeven [verdachte] te vervolgen wordt hierdoor niet een ander feit.
Zaak B
Zaak B wordt hierna in rubriek 7.1 inhoudelijk besproken. Zoals hiervoor besproken kan het gebrek worden geheeld indien de rechtbank niet komt tot de oplegging van een vrijheidsbenemende straf of maatregel. Mocht blijken dat [verdachte] schuldig wordt bevonden aan de beschuldiging in
zaak Ben aan hem in dat kader een straf of maatregel wordt opgelegd dan dient het Openbaar Ministerie, ten aanzien van zaak B, alsnog niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4.2.2
Verweer schending gelijkheidsbeginsel
De raadsvrouw heeft voorts – kort samengevat – aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens schending van het gelijkheidsbeginsel. [verdachte 2] , van wie het Openbaar Ministerie in ZD 8 meent dat hij met [verdachte] bezig is geweest met de voorbereiding van moorden wordt hiervoor niet vervolgd. Zij verwijst in dat kader naar de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 maart 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:1612. Het Openbaar Ministerie heeft aangegeven dat de situatie van [verdachte 2] niet gelijk is aan die van [verdachte] , omdat [verdachte 2] recent tot een langdurige gevangenisstraf is veroordeeld.
De rechtbank overweegt dat het Openbaar Ministerie een discretionaire bevoegdheid heeft om personen die verdacht worden van het plegen van strafbare feiten te vervolgen. In het arrest dat door de raadsvrouw is aangehaald was gebleken van gelijke gevallen, maar van een ongelijke vervolgingsbeslissing.
In dit geval is geen sprake van gelijke gevallen, nu [verdachte 2] op 11 februari 2022 door het gerechtshof Amsterdam is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 jaar en 6 maanden (ECLI:NL:GHAMS:2022:329). De rechtbank zal het verweer dan ook verwerpen.
Het Openbaar Ministerie is ontvankelijk.
4.3
Er zijn ook overigens geen redenen voor schorsing van de vervolging.

5.Standpunten

5.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft ten aanzien van de beschuldiging in zaak A onder 2 en in zaak B gerekwireerd tot vrijspraak. Ten aanzien van de beschuldigingen in zaak A onder 1 en 3 en zaak C heeft het Openbaar Ministerie tot een bewezenverklaring gerekwireerd.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van alle beschuldigingen vrijspraak bepleit. De daartoe gevoerde verweren komen, voor zover van belang voor de bewijswaardering, aan de orde in de overwegingen van de rechtbank.

6.Identificatie PGP-accounts en bruikbaarheid berichten

De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat [verdachte] de gebruiker is geweest van de door het Openbaar Ministerie aan hem toegeschreven accounts [account 1] (hierna: [account 1] ), [account 2] (hierna: [account 2] ), [account 3] (hierna: [account 3] ) en [account 4] (hierna: [account 4] ).
De raadsvrouw heeft bepleit dat, behoudens het account [account 1] , niet bewezen kan worden dat de door het Openbaar Ministerie aan [verdachte] toegeschreven accounts bij hem in gebruik waren. Van het account [account 1] kan volgens de raadsvrouw echter niet bewezen worden dat [verdachte] alle berichten heeft verstuurd die zich in het dossier bevinden.
De rechtbank overweegt in dat kader dat er in beginsel van uit kan worden gegaan dat de gebruiker van een bepaald PGP-account de vaste gebruiker is van dat account, tenzij er aanwijzingen zijn voor het tegendeel. De enkele stelling dat, het ‘zou kunnen zijn’ dat het PGP-account door een ander dan door de betreffende verdachte in gebruik kan zijn geweest, is daarvoor onvoldoende.
6.1
Identificatie PGP-account [account 1]
Met betrekking tot het door het Openbaar Ministerie aan [verdachte] toegeschreven PGP-account [account 1] stelt de rechtbank, op grond van de wettige bewijsmiddelen, zoals opgenomen in de voetnoten, [2] het volgende vast.
In het onderzoek 13Puli werd [verdachte] op 18 augustus 2015 aangehouden en werd aansluitend zijn ouderlijk huis doorzocht. Hierbij werden twee Blackberry telefoons aangetroffen en inbeslaggenomen. [3] Uit het onderzoek naar die telefoons bleek dat de telefoon (met goednummer 5031995) die bij de insluitingsfouillering van [verdachte] werd aangetroffen was voorzien van het PGP-account [account 1] [4] en de telefoon (met goednummer 5032021) die werd aangetroffen in een emmer in de woonkamer was voorzien van het PGP-account [account 2] . [5]
[verdachte] heeft bekend dat hij gebruiker is geweest van het PGP-account [account 1] [6] . De rechtbank stelt vast dat het account [account 1] in de periode van 9 mei 2015 tot en met 17 augustus 2015 [7] is gebruikt door [verdachte] en dat hij met dat account de berichten die zich in het dossier bevinden heeft verstuurd. Immers is niet gebleken dat het account door een ander dan door [verdachte] is gebruikt. Door [verdachte] is weliswaar gesteld dat anderen ook gebruik maakten van het account [account 1] , maar dit is door hem niet geconcretiseerd. Tevens heeft hij nagelaten de berichten te duiden die (mogelijk) niet door hem zouden zijn verstuurd. Er ontbreken derhalve aanwijzingen voor het daadwerkelijk gebruik door anderen dan [verdachte] zelf van het account [account 1] .
6.2
Bijnamen [verdachte] , overeenkomstige contactnamen en opvolging in tijd
Het account [account 1] , waarvan door de rechtbank in rubriek 6.1 is vastgesteld dat [verdachte] de gebruiker is geweest, is door verschillende PGP-gebruikers meerdere keren opgeslagen onder de contactnamen: [bijnaam 1] , [bijnaam 2] , [bijnaam 3] of [bijnaam 4] . [8]
De andere door het Openbaar Ministerie aan [verdachte] toegeschreven PGP-accounts [account 2] , [account 3] en [account 4] werden door verschillende PGP-gebruikers veelal onder dezelfde bijnamen opgeslagen. Zo werd het account [account 2] opgeslagen onder de (soortgelijke) contactnamen: [contact 1] , [contact 2] , [contact 3] , [contact 4] , [bijnaam 4] of [contact 5] , het account [account 3] onder de contactnamen: [contact 6] , [bijnaam 1] , [contact 7] , [bijnaam 4] en [contact 5] en het account [account 4] onder de contactnamen: [contact 1] , [contact 2] , [contact 8] , [contact 3] , [contact 4] , [bijnaam 3] (s), [bijnaam 4] en [contact 5] . [9]
Uit onderzoek naar voornoemde accounts blijkt dat in deze accounts ook veel dezelfde PGP-contacten, onder overeenkomstige contactnamen, staan opgeslagen. [10] Zo werd het account dat vermoedelijk in gebruik was bij [verdachte 1] door de [account 4] en de [account 2] opgeslagen onder de naam [bijnaam 5] . Het account dat vermoedelijk in gebruik was bij [naam 3] werd door de [account 1] en de [account 3] opgeslagen onder de naam [bijnaam 6] . Het account [account 5] , dat in gebruik was bij [medeverdachte 1] [11] , werd door [account 4] , [account 1] en [account 3] opgeslagen on der naam [bijnaam 7] . Het account [account 6] [12] werd door alle aan [verdachte] toegeschreven accounts opgeslagen onder de naam [bijnaam 8] of [bijnaam 9] . Ook het account [account 7] werd door alle aan [verdachte] toegeschreven accounts opgeslagen onder één naam, te weten [bijnaam 10] . Het account [account 8] werd door [account 4] , [account 1] en [account 2] opgeslagen onder de naam [bijnaam 11] of [bijnaam 12] .
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 6 oktober 2022 [13] blijkt dat de vier PGP-accounts die door het Openbaar Ministerie aan [verdachte] zijn gekoppeld elkaar in tijd opvolgen. Het account [account 2] is in gebruik geweest van 20 september 2013 tot en met 30 november 2014, het account [account 4] is in gebruik geweest van 29 november 2014 tot en met 17 mei 2015, het account [account 1] is van 9 mei 2015 tot en met 17 augustus 2015 in gebruik geweest en het account [account 3] is in gebruik geweest van 18 oktober 2015 tot en met 19 april 2016.
6.3
Identificatie PGP-account [account 2]
Met betrekking tot het door het Openbaar Ministerie aan [verdachte] toegeschreven PGP-account [account 2] stelt de rechtbank verder nog het volgende vast.
De telefoon met het account [account 2] werd zoals gezegd aangetroffen bij de doorzoeking in het ouderlijk huis van [verdachte] . Op de telefoon zijn foto’s aangetroffen van tatoeages op een bovenbeen en een kuit. Tijdens het verhoor van [verdachte] op 5 augustus 2021 zijn foto’s genomen van zijn bovenbeen en kuit waarop dezelfde tatoeages zichtbaar zijn. [14] Verder is er een foto aangetroffen van een [contact 1] babypakje met de tekst “ [tekst] ”. [verdachte] heeft verklaard dat dit een babypakje van hem is, van toen hij geboren werd. [15] De rechtbank stelt, op basis van deze sterk identificerende feitelijkheden, vast dat het account [account 2] in de periode van 20 september 2013 tot en met 30 november 2014 is gebruikt door [verdachte] en dat hij met dat account de berichten die zich in het dossier bevinden heeft verstuurd. Niet is gebleken dat het account door een ander dan door [verdachte] is gebruikt.
6.4
Identificatie PGP-account [account 3]
Met betrekking tot het door het Openbaar Ministerie aan [verdachte] toegeschreven PGP-account [account 3] stelt de rechtbank verder nog het volgende vast.
Het telefoonnummer eindigend op * [nummer] is getapt in het onderzoek naar de moord op [naam 17] Amzieb (onderzoek 13Nimiet). Uit een tapgesprek op 21 maart 2016 blijkt dat de gebruiker van het nummer eindigend op * [nummer] naar Marokko is gevlogen. Uit onderzoek is gebleken dat [verdachte] op de passagierslijst stond van de vlucht op 21 maart 2016 van Schiphol naar Casablanca. [16]
Op 17 april 2016 om 21:47 uur stuurt de gebruiker van [account 3] het volgende bericht uit:
“Ik ga nu opstijgen dus binnen enkele seconden geen bereik meer”. Uit onderzoek blijkt dat op 17 april 2016 om 21:49 uur een vlucht is vertrokken van Amsterdam naar Malaga en dat [verdachte] op deze vlucht heeft gezeten. [17]
De rechtbank stelt, op basis van voornoemde bevindingen, vast dat het account [account 3] in de periode van 18 oktober 2015 tot en met 19 april 2016 is gebruikt door [verdachte] en dat hij met dat account de berichten die zich in het dossier bevinden heeft verstuurd. Niet is gebleken dat het account door een ander dan door [verdachte] is gebruikt.
6.5
Conclusie
De rechtbank is - zoals gezegd - van oordeel dat [verdachte] de gebruiker is geweest van de accounts [account 1] , [account 2] en [account 3] . De rechtbank acht voorts ook bewezen dat het account [account 4] in gebruik is geweest bij [verdachte] . De rechtbank acht op grond van hetgeen is overwogen in rubriek 6.2, waaruit blijkt dat dit account door andere PGP-gebruikers onder soortgelijke namen wordt opgeslagen en het gegeven dat de accounts opvolgend zijn in tijd, bewezen dat ook het PGP-account [account 4] te koppelen is aan [verdachte] . Niet is gebleken dat het account door een ander dan door [verdachte] is gebruikt.
6.6
De bruikbaarheid van de Ennetcom-berichten
6.6.1
Andere geschriften
De Ennetcom-berichten dienen naar het oordeel van de rechtbank te worden aangemerkt als andere geschriften in de zin van artikel 344 lid 1 onder 5 van het Wetboek van Strafvordering. Dit betekent dat deze berichten alleen voor het bewijs kunnen worden gebruikt in verband met andere bewijsmiddelen, waarbij overigens wel geldt dat meerdere Ennetcom-berichten elkaar kunnen ondersteunen. Daarbij overweegt de rechtbank dat als sprake is van berichtenverkeer tussen twee of meer gebruikers van PGP-accounts de unus-testisregel niet op gaat, omdat de berichten in dat geval afkomstig zijn uit meer dan één bron.
6.6.2
Interpretatie en gebruik van berichten
De rechtbank is zich ervan bewust dat het bij de duiding van de Ennetcom-berichten aankomt op de context en dat berichten niet zelden op verschillende manieren kunnen worden geïnterpreteerd. Bij de interpretatie dient behoedzaamheid te worden betracht.
De raadslieden hebben inzage gekregen in de dataset 13Maracane en daarnaast zijn de meeste verdachten, tijdens hun politieverhoren én tijdens de behandeling van hun zaak ter terechtzitting, geconfronteerd met de voor hen (meest) relevante Ennetcom-berichten en de mogelijke interpretatie daarvan. De verdediging heeft de gelegenheid gehad om – zo nodig – uitleg te geven over die berichten en de interpretatie daarvan en/of aan te geven dat een bepaalde interpretatie niet juist is. Met dit in het achterhoofd heeft de rechtbank de Ennetcom-berichten slechts voor het bewijs gebruikt, indien de rechtbank overtuigd is van haar lezing van die berichten en wanneer die lezing voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal.
De rechtbank stelt voorop dat het in deze zaak, voor wat betreft de bewijsvoering, in belangrijke mate aankomt op de betekenis die kan worden toegekend aan de inhoud van de Ennetcom-berichten. De gebruikers van de PGP-accounts waanden zich kennelijk onbespied hetgeen blijkt uit de inhoud van de Ennetcom-berichten in het dossier. Er is namelijk geen sprake van versluierde taal in de gesprekken. De rechtbank komt daarom – anders dan de verdediging – in veel gevallen tot de conclusie dat de berichten zoals die in het dossier naar voren komen, in onderlinge samenhang bezien, niet vatbaar zijn voor een volstrekt andere interpretatie dan de interpretatie die op basis van de tekst voor de hand ligt, namelijk het voornemen om de verschillende in het dossier voorkomende personen (doelwitten) te liquideren.

7.Waardering van het bewijs

De rechtbank zal de verschillende zaakdossiers afzonderlijk bespreken, waarbij de relevante berichten benoemd worden, hoe deze naar het oordeel van de rechtbank moeten worden geduid in het licht van dat zaakdossier en welke feitelijke handelingen op basis van die berichten bewezen kunnen worden. Vervolgens moet de vraag beantwoord worden of de feitelijke handelingen te kwalificeren zijn als een strafbaar feit.
7.1
Zaak B: poging moord op [slachtoffer 1] 2014 (ZD 1)
7.1.1
Beschuldiging
[verdachte] wordt er primair van beschuldigd dat hij zich in de periode van 20 juni 2014 tot en met 1 juli 2014 heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van poging tot moord op
[slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ). Subsidiair wordt hem in de genoemde periode het medeplegen van de voorbereiding van medeplegen van moord/doodslag verweten.
7.1.2
Juridisch kader
7.1.2.1 Medeplegen
Volgens vaste jurisprudentie [18] is voor de kwalificatie van medeplegen vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. De bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict moet van voldoende gewicht zijn. In geval van medeplegen kan de verdachte ook in strafrechtelijke zin aansprakelijk worden gehouden voor de uitvoeringshandelingen die (uitsluitend) door een medeverdachte zijn toegepast. Niet vereist voor het aannemen van medeplegen is dat de verdachte bijvoorbeeld zelf het geweld tegen het slachtoffer heeft uitgeoefend. Wie binnen het samenwerkingsverband precies welke feitelijke handeling heeft verricht, is niet van wezenlijke betekenis. De variëteit van concrete omstandigheden in afzonderlijke gevallen is betrekkelijk groot. Dat maakt dat de vraag wanneer sprake is van ‘medeplegen’ zich niet in algemene zin laat beantwoorden. Bij de beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval kunnen van belang zijn de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Voorts geldt voor medeplegen het vereiste van dubbel opzet. Zo moet er in de eerste plaats opzet zijn op de onderlinge samenwerking. Een nauwe en bewuste samenwerking veronderstelt immers bewustzijn van samenwerking. Dat hoeft niet altijd te betekenen dat er vooraf expliciet afspraken of plannen zijn gemaakt, dan wel tijdens de uitvoering ervan (kort) overleg is geweest. Onder omstandigheden kan de samenwerking voor een deel ook stilzwijgend plaatsvinden, bijvoorbeeld omdat men ter plekke van elkaar begrijpt wat de verdere bedoeling is of door het maken van een instemmende hoofdknik. Medeplegen impliceert bewuste samenwerking van een ieder van de medeplegers met het oog op het verrichten van een strafbare gedraging. Dat betekent dat voor medeplegen niet alleen bewustheid wordt verlangd in het verband van de samenwerking, maar het opzet in de tweede plaats ook gericht moet zijn op het begaan van de grondfeiten zoals ten laste gelegd.
Met name in gevallen waarin het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), dient de rechter in het geval hij toch tot een bewezenverklaring van medeplegen komt, in de bewijsvoering dat medeplegen nauwkeurig te motiveren.
In de regel zal de bijdrage van de medepleger worden geleverd tijdens het begaan van het feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit, maar noodzakelijk is dat niet. De bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. Ook is niet uitgesloten dat de bijdrage in hoofdzaak vóór het strafbare feit is geleverd. Vooral in dergelijke andere, in zekere zin afwijkende of bijzondere, situaties dient in de bewijsvoering aandacht te worden besteed aan de vraag of wel zo bewust en nauw is samengewerkt bij het strafbare feit dat van medeplegen kan worden gesproken, in het bijzonder dat en waarom de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is geweest. Niet wordt verlangd dat de medepleger zelf de gehele delictsomschrijving vervult; het accent ligt zoals gezegd op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handeling(en) heeft verricht. De verdachte kan ook in strafrechtelijke zin aansprakelijk worden gehouden voor uitvoeringshandelingen die (uitsluitend) door de medeverdachten zijn verricht. De omstandigheid dat de verdachte zelf geen uitvoeringshandeling(en) heeft verricht, behoeft aan het bewijs van medeplegen niet in de weg te staan. Het achterwege blijven van een fysieke uitvoeringshandeling op de plaats van het delict kan worden gecompenseerd door andere factoren, zoals de rol van de verdachte in het kader van het beramen en voorbereiden van het feit. Uit de meest recente rechtspraak van de Hoge Raad over medeplegen lijkt te kunnen worden afgeleid dat het bestaan van een voor alle deelnemers duidelijk plan een relevant aandachtspunt kan zijn voor de beoordeling of sprake is van medeplegen. Het gezamenlijk optrekken met het oog op het realiseren van een gezamenlijk plan kan medeplegen opleveren, ook al zouden de gedragingen van de verdachte op zichzelf beschouwd niet als een bijdrage van voldoende gewicht aan het ten laste gelegde feit kunnen worden aangemerkt.
7.1.2.2 Poging
Op grond van artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is een poging tot een misdrijf strafbaar, wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Het opzet moet zijn gericht op alle bestanddelen die in de delictsomschrijving (van het gronddelict) door het woord opzet of een vergelijkbare term taalkundig worden beheerst. De gedragingen van de dader zijn aan te merken als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf, als zij naar haar uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf. [19] Een belangrijke beoordelingsfactor daarbij is hoe dicht de vastgestelde gedragingen bij voltooiing van het voorgenomen misdrijf lagen (bijvoorbeeld in tijd en/of plaats) en hoe concreet deze daarop waren gericht [20] .
7.1.2.3 Voorbereidingshandelingen
7.1.2.3.1 Wetsgeschiedenis
In 1994 is de voorbereiding van ernstige delicten strafbaar gesteld. De wetgever vond het onwenselijk dat gevallen waarin nog geen sprake was van een strafbare poging, onbestraft bleven. In de praktijk bleek het soms te gevaarlijk om te wachten tot verdachten een begin van uitvoering met hun plan hadden gemaakt en de politie moest daarom zaken vroegtijdig ‘stuk maken’. Met de strafbaarstelling van voorbereiding van ernstige misdrijven is het mogelijk gemaakt om in een eerder stadium strafrechtelijk in te grijpen.
7.1.2.3.2 Strafbaarstelling
Op grond van artikel 46 Sr is er sprake van strafbare voorbereiding van een misdrijf wanneer de dader opzettelijk middelen (voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen) verwerft, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of voorhanden heeft die zijn bestemd tot het begaan van dat misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld.
7.1.2.3.3 Bestemd tot het begaan van dat misdrijf
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is voor een bewezenverklaring van strafbare voorbereiding in de zin van artikel 46 Sr (slechts) vereist dat met voldoende bepaaldheid blijkt op welk misdrijf de in dit artikel omschreven voorbereidingshandelingen en -middelen waren gericht en dat het opzet van de verdachte op het begaan daarvan was gericht. [21]
Eveneens, naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad, wordt met “dat misdrijf” in de zinsnede “bestemd tot het begaan van dat misdrijf” gedoeld op het misdrijf dat is voorbereid, en dus niet op de voorbereiding zelf. [22] Dat betekent dat het object waarop een in artikel 46 Sr genoemde gedraging betrekking heeft, moet zijn bestemd tot het begaan van het misdrijf dat is voorbereid. [23]
In een zaak als de onderhavige – waarin het gaat om de voorbereiding van een moord/doodslag – is het niet vereist dat de dader op de hoogte was van de identiteit van het beoogde slachtoffer. Voldoende is dat het bewezenverklaarde feit strekt ter voorbereiding van het grondmisdrijf (in dit geval: moord/doodslag) en dat het opzet van verdachte was gericht op het begaan van dat grondmisdrijf. [24] Een concretisering van het voor te bereiden misdrijf naar tijdstip, plaats en wijze van uitvoering is niet vereist. [25]
Het gerechtshof Amsterdam heeft op 11 maart 2019 arresten gewezen in het onderzoek 26Koper [26] , waarin een uiteenzetting is gegeven van de reikwijdte van de strafbaarstelling van voorbereiding.
Het gerechtshof overweegt dat in de bewijslevering een objectieve en een subjectieve component zijn te onderscheiden. De objectieve component heeft betrekking op de bestemming van de voorwerpen die de verdachte voorhanden heeft. Deze bestemming kan blijken uit de aard van de voorwerpen zelf of uit het samenstel van voorwerpen, bezien in hun onderling verband. De daarbij te hanteren maatstaf is de uiterlijke verschijningsvorm.
De subjectieve component heeft betrekking op de intentie van de verdachte. Het criminele karakter van die intentie kan blijken uit verklaringen van de verdachte of van anderen of uit bewijsmiddelen die zijn drijfveren onthullen. Hierbij kan worden gedacht aan opgenomen en afgeluisterde (tele)communicatie, met anderen gedeelde informatie, internetgedrag of verzonden berichten.
Volgens het gerechtshof zijn de objectieve en de subjectieve component te onderscheiden, maar niet te scheiden. De interpretatie van objectieve gedragingen wordt ingevuld mede aan de hand van inzicht in intenties. De bedoelingen van de verdachte kunnen op hun beurt weer worden afgeleid uit gedrag. Het gerechtshof overweegt dat de rechter in dit kader dient te waken voor een te vergaande invulling. Naarmate meer inzicht bestaat in de intenties van de verdachte wordt de beoordeling van de bestemming van gedragingen – zoals het voorhanden hebben van voorwerpen – vergemakkelijkt. Omgekeerd kunnen de gedragingen van de verdachte of de voorwerpen waarover hij beschikt, in hun onderling verband en samenhang, een zodanige zeggingskracht hebben dat de intenties min of meer duidelijk naar voren komen. Dat geldt volgens het gerechtshof met name voor voorwerpen waaruit naar hun aard geen bijzondere bestemming kan worden afgeleid, zoals auto’s of gereedschap. Pas bezien in hun onderlinge samenhang of in het grotere verband – met voorwerpen die wel als zodanig in een criminele context kunnen worden geplaatst – kunnen deze voorwerpen onder omstandigheden als voorbereidingsmiddel worden getypeerd, aldus het gerechtshof.
Het centrale begrip in het voorgaande is het misdadige doel dat de verdachte voor ogen had. Bewezen moet worden dat de verdachte opzet heeft gehad op de bestemming (het beoogde gebruik) van de voorwerpen die hij voorhanden had. Daarvoor is voorwaardelijk opzet voldoende: de verdachte heeft in dat geval willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het grondmisdrijf (in dit geval: de liquidatie) zou plaatsvinden.
7.1.2.3.4 Voorbereidingsmiddelen
In de rechtspraak zijn criteria ontwikkeld om vast te stellen of sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen en -middelen. Ook op het eerste gezicht onschuldige voorwerpen kunnen voorbereidingsmiddelen worden, wanneer zij worden bezien in samenhang met andere voorwerpen en tegen de achtergrond van het opzet van de dader. De voorwerpen moeten bestemd zijn tot het begaan van het uiteindelijke misdrijf.
Het gerechtshof Amsterdam overweegt in eerder genoemd arrest (van 11 maart 2019) in dit verband dat moet worden beoordeeld of de middelen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen van de verdachte dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had (ECLI:NL:HR:2017:AZ0213). Voldoende is dat uit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat de bewezenverklaarde gedragingen van de verdachte strekten ter voorbereiding van dat misdrijf en dat zijn opzet op het begaan daarvan was gericht.​
De Hoge Raad heeft op 8 september 2020 arrest [27] gewezen in een zaak waarbij het voorhanden hebben van een mobiele telefoon in dat geval kon worden aangemerkt als strafbare voorbereiding van een gewelddadige overval. In de noot van Kooijmans bij dat arrest is beschreven dat uit de bewijsvoering moet kunnen worden afgeleid dat het betreffende voorwerp daadwerkelijk een rol zou gaan spelen bij de uitvoering van het misdrijf.
Advocaat-generaal Aben heeft in zijn conclusie [28] van 9 juni 2020 overwogen dat bij de beoordeling van de bestemming van het voorwerp ook aandacht moet worden besteed aan welke functie de verdachte aan het voorwerp beoogt toe te kennen bij de daadwerkelijke uitvoering van het delict. Als het gebruik van een voorwerp zich beperkt tot de voorbereiding, zal – op zijn minst in beginsel – niet zijn voldaan aan het bestemmingsvereiste. Aan die eis wordt wel voldaan als uit de bewijsvoering blijkt dat het voorwerp is bestemd om – op zijn minst mede – te fungeren in de uitvoering van het misdrijf. Het voorwerp is dan een instrument bij de voorbereiding van moord.
7.1.2.3.5 Voorhanden hebben
Het bestanddeel ‘voorhanden hebben’ is een begrip dat in de jurisprudentie nader is ingevuld. Het begrip ‘voorhanden hebben’ veronderstelt een drietal factoren, te weten:
Een eerste factor is de aanwezigheid van het wapen, al dan niet in de onmiddellijke nabijheid van de dader. Waar het wapen zich bevindt is in eerste instantie niet van belang. Wel is van belang dat de dader over het wapen kan beschikken. De beschikking over het wapen hoeft niet onmiddellijk te zijn.
De tweede factor ziet op de machtsrelatie tussen de dader en het wapen. Het enkel onder zich hebben van een wapen levert zonder meer nog geen ‘voorhanden hebben’ op. Er dient een zekere relatie te bestaan tussen het voorwerp en de dader, in die zin dat er met betrekking tot het wapen een zekere vorm van machtsuitoefening mogelijk moet zijn. Het gaat om een zekere handelingsbevoegdheid (beschikkingsmacht), waarvan ook kan worden gesproken wanneer men geen zeggenschap heeft over het wapen als zodanig, maar wel over de plaats waar het zich bevindt.
Factor drie heeft betrekking op de bewustheid van de dader. Bij de dader dient een meer of mindere mate van bewustheid te bestaan ten opzichte van het aanwezig hebben van het wapen.
De Hoge Raad stelt voorop dat voor het voorhanden hebben van een wapen is vereist dat de verdachte het wapen bewust aanwezig had. De aanduiding van ‘een meerdere of mindere mate’ van bewustheid geeft aan dat verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de exacte locatie van dat wapen. Het wapen hoeft zich dus niet in de directe nabijheid van de verdachte te bevinden. Voor het bewijs van de bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad.
Waar in voorgaande uiteenzetting het voorhanden hebben ziet op wapens, kan dit naar het oordeel van de rechtbank worden overgenomen voor overige zaken, zoals voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen.
7.1.3
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen, zoals opgenomen in de voetnoten, van de volgende feiten en omstandigheden uit.
7.1.3.1 Bevindingen ter plaatse
Verbalisanten kregen op 1 juli 2014 omstreeks 22:15 uur een melding om te gaan naar de Gerrie Knetemannlaan in Amsterdam alwaar een scooter in brand zou staan. De scooter was voorzien van het kenteken [kenteken] . Ter plaatse troffen verbalisanten de brandende scooter aan. Verder troffen zij een jongen aan die onderuit gezakt op de grond lag, welke jongen bleek te zijn genaamd [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en een jongen die bleek te zijn genaamd [slachtoffer 12] . De politie zag dat [slachtoffer 12] meerdere brandwonden op zijn hand en benen had. [slachtoffer 1] verklaarde dat hij en zijn broer wat gegeten hadden bij zijn ouders en dat zij daarna op zijn scooter zijn weggereden. De scooter stond op naam van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 12] reed. [slachtoffer 1] verklaarde dat op een gegeven moment de scooter ontplofte en deze daarna in brand vloog. Verbalisanten zagen dat de scooter zwaar beschadigd was en dat de buddyseat ontbrak. Ook zagen zij dat metalen onderdelen verwrongen waren en zagen zij in de wijde omgeving meerdere scooteronderdelen liggen. Hierop hebben de verbalisanten de Explosieven Opruimingsdienst ingeschakeld. Op 2 juli 2014 heeft [slachtoffer 1] verklaard dat in het ziekenhuis zijn brandwonden zijn schoongemaakt en verbonden. Verbalisant zag dat [slachtoffer 1] verband om zijn rechter hand en onderarm had. [29]
7.1.3.2 Getuigen
Een getuige heeft over het incident verklaard een keiharde knal te hebben gehoord “een soort explosie”. [30] Ook een andere getuige heeft verklaard een hele harde knal te hebben gehoord, zo hard dat de ramen trilden. [31] Nog een andere getuige heeft verklaard een knal te hebben gehoord en omschreef het als een zwaar explosief, waardoor de ramen trilden. [32]
7.1.3.3 Forensische opsporing
De forensische opsporing heeft op de plaats delict het volgende waargenomen.
Op het wegdek was een plaats van impact zichtbaar. Op de trottoirband en op het trottoir waren inslagen zichtbaar. Meerdere fietsen waren geperforeerd en op het fietsenrek en op de betonnen muur achter het fietsenrek werden inslagen waargenomen. Al deze beschadigingen vormden een blast-richting tussen de plaats van de impact op het wegdek en de betonnen muur. Deze blast past binnen het sporenbeeld van een explosie. Bij deze explosie zou brisantie (een verbrijzelend effect, de allesvernietigende werking van een explosief) hebben opgetreden, waarbij fragmenten van de scooter op enig moment de trottoirband, de fietsen en de muur hebben geraakt.
Op de plaats delict werden ook metalen delen aangetroffen die niet afkomstig waren van de scooter. De metalen delen hebben kennelijk één geheel gevormd, namelijk een platte schijf met een vermoedelijke diameter van 80 millimeter. Deze metalen delen werden veiliggesteld (SIN AAHM1607NL) voor nader onderzoek en werden daartoe in één zak gedaan. Op de delen werd brisante werking gezien. Gelet op de brisantie die de metalen onderdelen hadden ondergaan, waren deze metalen delen vermoedelijk zeer dichtbij de explosie dan wel onderdeel van een explosieve constructie. [33] De metalen delen met SIN AAHM1607NL zijn door het NFI onderzocht waarbij op één van de delen PETN (pentriet) is aangetoond. PETN is een bekende springstof. Springstoffen zijn explosieve stoffen. [34]
7.1.3.4 Tussenconclusie
De rechtbank komt op grond van voorgaande onderzoeksbevindingen de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat de schade aan de scooter is ontstaan door een explosie. Er is springstof aangetroffen op een metalen deeltje dat in de buurt van de scooter werd aangetroffen, op het wegdek was een impact zichtbaar en op voorwerpen, in de directe omgeving van waar het incident plaatsvond, zijn inslagen waargenomen en ook lagen onderdelen van de scooter verspreid rondom de plaats van het incident. De verklaringen van de slachtoffers en de getuigen bevestigen het beeld dat een explosie heeft plaatsgevonden.
7.1.3.5 Wat is de rol van [verdachte] ?
De rechtbank ziet zich voorts voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat [verdachte] , al dan niet samen met anderen, het explosief op de scooter van [slachtoffer 1] heeft geplaatst en tot ontploffing heeft gebracht. De rechtbank acht de volgende feiten en omstandigheden voor die beoordeling van belang.
Op 22 juni 2014 werd door [medeverdachte 1] [35] en [verdachte] [36] het volgende gesprek gevoerd: [37]
[verdachte] :
Wat moet ik doen[medeverdachte 1] :
K ga bom onder brommer zetten van die jonge die wat [bijnaam 13] en [bijnaam 14] enzo had opgehaald met overstap auto. Heb net boim in osdorp getest, doet t perfect[verdachte] :
Oke zeg maar hoelaat ?[medeverdachte 1] :
K ga vandaag nieuwe bom maken en morgen eronder plakken, hy woont bij mn ouders in de flat en hy is daar elke middag, k hoor wnr hy dr is[verdachte] :
Oke en wat is mij taak dan ?[medeverdachte 1] :
Kijken wnr die verstrekt dan bel je me en druk ik em in, of jij drukt em in of iets. Heb zoiezo hulp op 1 of andere manier nodig[verdachte] :
Jah man geen stress juist een fa2 toch hahahaha
Uit onderzoek aan de telefoon van [verdachte] (van het account [account 2] ) is gebleken dat er daags na bovengenoemd gesprek een foto van de scooter van [slachtoffer 1] op de telefoon werd opgeslagen in de afbeeldingenbibliotheek. Dit duidt erop dat de foto niet is gemaakt met deze telefoon maar dat deze is ontvangen via PGP. De foto is gemaakt op 18 mei 2014 en op 24 juni 2014 “aangemaakt” op de telefoon van [verdachte] . [38]
Op 27 juni 2014 hebben [medeverdachte 1] en [verdachte] het volgende gesprek: [39] [medeverdachte 1] :
Hy is gwn nohg tjhuis, maar weet niet wanneer hy deur uit gaat, t kan tot 1 uur duren, We gaan hem eerste dag ramadan pakken, na etenstijd gaat ie deur uit, dan hoeve we maar 20 minuten te wachten in plaats van uren, We gaan em neuken, nog twee daagjes geduld[verdachte] :
Ja broer op me verjaardag nakken we hem lekker[medeverdachte 1] :
Eerste dag van ramadan, hy gaat naar huis met zonsondergan, wij plaatsen die ding terwijl hy eet, hy gaat dan meteen naar buiten, en dan boem[verdachte] :
Haha we neuken hem. Broer laat ze allemaal de kk krijgen
[medeverdachte 1] :
Met die tijdstip is t ook donker al geworden
7.1.3.6 Doelwit en motief
De inhoud van voornoemde berichten leveren naar het oordeel van de rechtbank niet alleen bewijs, maar overtuigen de rechtbank er ook van dat een liquidatie werd beraamd. Naar het oordeel van de rechtbank staat ook vast dat [slachtoffer 1] het beoogde doelwit was van deze liquidatie die op korte termijn zou moeten plaatsvinden, namelijk (naar later bleek) enkele dagen nadat voornoemde gesprekken werden gevoerd. De rechtbank acht voor dat oordeel verder de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
[slachtoffer 1] is verdachte geweest in het onderzoek 13Ebetsu (naar de dubbelde moord in de Staatsliedenbuurt). [slachtoffer 1] zou één van de schutters van de schietpartij, [naam schutter 1] , vanaf de plaats delict hebben opgehaald en ook zou [slachtoffer 1] [naam schutter 1] een alibi hebben gegeven voor de bewuste avond. [40] [medeverdachte 1] heeft in het bericht van 22 juni 2014 gezegd dat hij een bom zou gaan plakken onder de brommer van die jongen die ‘ [bijnaam 13] ’ (de bijnaam van [naam schutter 2] , ook één van de schutters) en ‘ [bijnaam 14] ’ (bijnaam van [naam schutter 1] ) had opgehaald:
“K ga bom onder brommer zetten van die jonge die wat [bijnaam 13] en [bijnaam 14] enzo had opgehaald met overstap auto”. Op grond hiervan komt de rechtbank tot het oordeel dat [medeverdachte 1] in de berichten spreekt over een aanslag op het leven van [slachtoffer 1] .
De intentie om [slachtoffer 1] te vermoorden volgt naar het oordeel van de rechtbank ook uit overige stukken in het dossier. Zo komt de naam [bijnaam 15] , zoals [slachtoffer 1] wordt genoemd, voor op de dodenlijst, ‘El Listo’, zoals deze door verschillende verdachten in het onderhavige onderzoek als notitie in PGP-telefoons staat opgeslagen. [41] Ook na de aanslag op 1 juli 2014 werd de jacht op [slachtoffer 1] voortgezet, waarbij op 1 februari 2015 door politie en justitie een tweede liquidatiepoging werd verijdeld doordat vroegtijdig werd ingegrepen. [42]
7.1.3.7 Opzet op de dood
De berichten over
“we gaan hem neuken”en
“we gaan hem nakken”kunnen naar het oordeel van de rechtbank, in combinatie met de gesprekken over ‘het plakken van een bom’, niet anders worden uitgelegd dan dat [medeverdachte 1] en [verdachte] een gezamenlijk en concreet doel voor ogen hadden, namelijk het plaatsen van een bom onder de scooter van [slachtoffer 1] , die tot ontploffing te brengen met het doel om [slachtoffer 1] om het leven te brengen. De gesprekken vinden immers daags voor de daadwerkelijke aanslag plaats waarin nota bene door [verdachte] wordt gesproken over het nakken van het slachtoffer op zijn verjaardag, te weten op 1 juli, de dag van de aanslag. De rechtbank is van oordeel dat, wanneer je een bom op een scooter bevestigt, deze tot ontploffing brengt wanneer het beoogde slachtoffer en in dit geval een tweede persoon op de scooter heeft plaatsgenomen, je vol opzet hebt op de dood van de personen op de scooter. Het middel, het explosief, is daartoe ook geschikt.
7.1.3.8 Medeplegen poging moord
De inhoud van de berichten toont ook aan dat zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] met dezelfde criminele intentie handelden. Hoewel de informatie omtrent de intentie van [verdachte] en zijn wetenschap omtrent de beoogde liquidatie weinig aan de verbeelding over laten is, op basis van de inhoud van de berichten, niet vast te stellen dat hij ook daadwerkelijk een uitvoerende rol heeft gehad bij de poging liquidatie zoals die heeft plaatsgevonden op 1 juli 2014. Het dossier bevat daartoe onvoldoende bewijs. Verdachte wordt daarom van dit primair ten laste gelegde feit vrijgesproken.
7.1.3.9 Medeplegen voorbereiding moord
De rechtbank is voorts van oordeel dat ook onvoldoende is komen vast te staan dat [verdachte] samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht ten behoeve van de moordaanslag op [slachtoffer 1] . Naast de hiervoor genoemde gesprekken, waaruit volgt dat [verdachte] op de hoogte is van de plannen om [slachtoffer 1] om het leven te brengen en waarin hij zijn hulp aanbood aan [medeverdachte 1] , bevat het dossier geen bewijs waaruit blijkt dat [verdachte] ook daadwerkelijk betrokken is geweest bij het uitvoeren van voorbereidingshandelingen, dan wel dat hij voorwerpen bestemd tot het begaan van het misdrijf voorhanden heeft gehad. [verdachte] wordt daarom ook van het in zaak B subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken.
7.1.4
Conclusie
Nu voldoende wettig bewijs ontbreekt spreekt de rechtbank [verdachte] vrij van de primair en subsidiaire beschuldigingen in zaak B. De rechtbank overweegt voorts dat nu aan [verdachte] in het kader van dit feit in zaak B geen straf of maatregel wordt opgelegd het verweer van de raadsvrouw, dat ziet op de toestemming van de Spaanse autoriteiten om [verdachte] voor dit feit te mogen vervolgen, niet langer aan de orde is.
7.2
Zaak A feit 3: voorbereiding moord/doodslag op [slachtoffer 1] 2015 (ZD 1)
7.2.1
Beschuldiging
[verdachte] wordt verweten dat hij zich in de periode van 26 januari 2015 tot en met 1 februari 2015 heeft schuldig gemaakt aan medeplegen van voorbereiding van medeplegen van moord/doodslag op [slachtoffer 1] .
7.2.2
Juridisch kader
Medeplegen en voorbereidingshandelingen
Voor het juridisch kader van medeplegen en voorbereidingshandelingen wordt verwezen naar hetgeen daarover respectievelijk in de rubrieken 7.1.2.1 en 7.1.2.3 is opgenomen.
7.2.3
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen, zoals opgenomen in de voetnoten, van de volgende feiten en omstandigheden uit.
7.2.3.1 Uitspraken in de zaken 13Rooibos en 13Kourion
Op 11 mei 2016 heeft de rechtbank Amsterdam, [verdachte 3] [43] (hierna: [verdachte 3] ), [verdachte 4] [44] (hierna: [verdachte 4] ), [verdachte 1] [45] (hierna: [verdachte 1] ) en [verdachte 5] [46] (hierna: [verdachte 5] ) in de onderzoeken 13Rooibos en 13Kourion, onder meer veroordeeld voor het medeplegen van de voorbereiding van moord op [slachtoffer 1] in de periode van 22 december 2014 tot en met 1 februari 2015.
[verdachte] wordt verweten zich samen met de veroordeelden in de zaken 13Rooibos en 13Kourion schuldig te hebben gemaakt aan voorbereiding van moord op [slachtoffer 1] . Door de rechtbank (bij vonnis van 11 mei 2016) vastgestelde feiten en omstandigheden en delen van de (bewijs)overwegingen die aan het oordeel van de rechtbank ten grondslag liggen zijn, voor zover relevant voor de zaak van [verdachte] , hierna onder 7.2.3.1.1 en 7.2.3.1.2 opgenomen en maken ook onderdeel uit van dit vonnis.
7.2.3.1.1 Feiten en omstandigheden [47]
Op 16 januari 2015 scant een zogenoemde IMSI catcher op het woonadres van [verdachte 3] twee peilbakens. Het onderzoeksteam start op 23 januari 2015 een technische actie op deze peilbakens.
Eén van deze bakens, het baken met inlogcode eindigend op 71, komt op 30 januari 2015 in beweging. Het baken bevindt zich in de nacht van 30 op 31 januari 2015 omstreeks 00.45 uur aan de Kattenburgerstraat te Amsterdam. Daar ziet een verbalisant een Citroën staan met kenteken [kenteken] . In de Citroën zit een manspersoon, onderuitgezakt, achter het stuur. Het baken wordt uitgezet en de Citroën rijdt omstreeks 01.00 uur weg. De volgende ochtend, om 11.00 uur, wordt het baken weer aangezet. Om 13.10 uur geeft het baken de locatie Jan van Galenstraat te Amsterdam aan. Daarna is de route van het baken gelijk aan de route van een Opel Corsa met kenteken [kenteken] . Deze auto is gehuurd door [slachtoffer 1] , op naam van zijn broer [slachtoffer 12] . Omstreeks 20.15 uur zien verbalisanten dat deze Opel Corsa wordt geparkeerd in de parkeergarage aan de Willem Augustinstraat te Amsterdam. Omdat bij de politie informatie beschikbaar is dat mogelijk eerder een aanslag op de levens van [slachtoffer 12] en [slachtoffer 1] is gepleegd in 2014, rijst het vermoeden dat de inzittende(n) van de Opel Corsa mogelijk een doelwit van een liquidatie is (zijn). [slachtoffer 1] loopt omstreeks 22.35 uur, samen met twee anderen, richting de Opel Corsa. Het onderzoeksteam besluit hen te waarschuwen. De Opel Corsa wordt vervolgens in beslag genomen. Het betreffende peilbaken wordt vervolgens aangetroffen onder de auto.
In het onderzoek genaamd 13Kourion is eerder, op 14 januari 2015, een gestolen BMW 3-serie aangetroffen op het Servaasplein in Eindhoven. De BMW is vervolgens voorzien van plaatsbepalingsapparatuur en onder permanent cameratoezicht geplaatst. Op 17 januari 2015 is de BMW heimelijk doorzocht waarbij drie geladen automatische vuurwapens (twee Kalasjnikovs en een Uzi) werden aangetroffen samen met een jerrycan, gevuld met benzine. Deze vuurwapens zijn onklaar gemaakt en teruggeplaatst. De jerrycan met benzine is in beslag genomen en vervangen door een vergelijkbare jerrycan, gevuld met water.
Op 1 februari 2015 komen de onderzoeken 13Rooibos en 13Kourion samen. Omstreeks 02.30 uur wordt waargenomen dat de eerder genoemde Citroën met kenteken [kenteken] het Servaasplein te Eindhoven op rijdt. Te zien is dat drie personen de kentekenplaten van de gestolen BMW 3-serie vervangen. Na ongeveer 40 minuten stapt één persoon in de Citroën en stappen de andere twee in de BMW 3-serie die dan is voorzien van valse kentekenplaten [kenteken] . Bij het wegrijden is te zien dat zich in de Citroën nog een vierde persoon bevindt. De Citroën en de BMW rijden in de buurt van elkaar richting Amsterdam. Het onderzoeksteam volgt beide auto’s vanaf 03.12 uur via een politiehelikopter. Het ingeschakelde arrestatieteam volgt de auto’s via de snelweg.
In Amsterdam, bij afslag S107 Sloten, grijpt de politie in. Het is dan omstreeks 04.23 uur. De BMW en de Citroën worden tot stoppen gedwongen waarna het tot aanhouding komt van [verdachte 3] , [verdachte 1] , [verdachte 5] en [verdachte 4] . Eén van de twee Kalasjnikovs wordt aangetroffen op de rijbaan. Het blijkt te zijn doorgeladen. In de kofferbak wordt de andere Kalasjnikov samen met de pistoolmitrailleur (Uzi) aangetroffen. Ook de pistoolmitrailleur is doorgeladen. In de BMW liggen verder nog een patroonmagazijn voor de Uzi, een losse patroon en een handflare.
7.2.3.1.2 Medeplegen van voorbereiden van een liquidatie op [slachtoffer 1] [48]
De rechtbank heeft vastgesteld dat [verdachte 3] zich op 30 januari 2015 heeft begeven in de omgeving van zowel de woonadressen van [slachtoffer 1] als [slachtoffer 12] en dat het peilbaken, dat later is aangetroffen onder de door [slachtoffer 1] gebruikte auto, zich op 30 januari 2015 nog in de door [verdachte 3] gebruikte auto, de Citroën, bevond. Die volgende ochtend, op
31 januari 2015, heeft [verdachte 3] het desbetreffende peilbaken onder de door [slachtoffer 1] gebruikte auto geplaatst.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de vier die avond, op 31 januari 2015, tezamen van Amsterdam naar Eindhoven zijn gereden om de BMW 3-serie op te halen die zij, alvorens zij weer naar Amsterdam zouden reizen, eerst hebben voorzien van andere kentekenplaten. [verdachte 5] en Mohamed zijn vervolgens in de BMW 3-serie gestapt en [verdachte 3] en [verdachte 4] zijn in de Citroën weggereden. In de BWM 3-serie lagen geladen automatische vuurwapens waarover in ieder geval [verdachte 5] en Mohamed feitelijk de beschikking hadden. Twee van de drie vuurwapens zijn na de aanhouding aangetroffen in de auto waarin Mohamed en [verdachte 5] zaten, waarvan één inmiddels doorgeladen. [verdachte 5] is nadat de auto tot stoppen is gedwongen door het arrestatieteam met het derde, inmiddels ook doorgeladen, vuurwapen uit de BMW 3-serie gestapt. Het kan niet anders zijn dan dat Mohamed, die als bestuurder bij [verdachte 5] voorin de auto zat, heeft moeten zien dat [verdachte 5] op enig moment deze Kalasjnikov vanuit de kofferbak in handen heeft genomen.
In de BMW 3-serie zijn verder aangetroffen, naast de meergenoemde vuurwapens, een extra patroonhouder met munitie voor de Uzi in het deurvak aan de kant van de bijrijder, een handflare en een jerrycan die oorspronkelijk was gevuld met benzine. Deze uitrusting was zonder meer geschikt voor het plegen van een moord. In combinatie met het door [verdachte 3] geplaatste peilbaken kon de locatie van het potentiële slachtoffer [slachtoffer 1] bovendien nauwkeurig worden getraceerd. Daar komt nog bij, dat bij [verdachte 5] ook een bivakmuts en handschoenen zijn aangetroffen en dat alle vier donkere kleding droegen (kleding die uitermate geschikt is om te voorkomen dat men wordt herkend). De aanwezigheid van de handflare en de benzine wijzen erop dat ook rekening was gehouden met de mogelijkheid om de BMW 3-serie in brand te steken teneinde sporen uit te wissen, een ingeval van liquidatie beproefde en veel toegepaste methode. Onder [verdachte 5] is bovendien bij zijn aanhouding een middel aangetroffen dat geschikt is voor het schoonmaken van wapens.
In het kader van het voorgaande is nog van belang de inhoud van de chatgesprekken die zijn gevoerd op 31 januari 2015, voorafgaand aan het ophalen van de BMW 3-serie vanuit Eindhoven en de terugkeer met beide auto’s naar Amsterdam. Hieronder zullen een aantal van die gesprekken worden aangehaald.
[verdachte 1] zegt tegen ene [bijnaam 16] op 31 januari 2015 om 14.14 uur:
“ [bijnaam 17] heb [bijnaam 15] se mail hij wil lokken segtvie”. [bijnaam 16] zegt tegen [verdachte 1] :
“we hebben nu iets onder zn waggie. Hou het wel voor je. Als het nodig is laten we [bijnaam 17] m lokken”.
[verdachte 1] zegt vervolgens tegen [bijnaam 16] :
“wnr bosse we em”en [bijnaam 16] antwoordt:
“wacht tot ik je zeg. Moet wel snel”.
Om 16.04 uur zegt [verdachte 3] tegen [verdachte 1] :
“heb die duplicaat we moeten straks die waggies terug rijden”.
[verdachte 4] zegt om 16.43 uur tegen [verdachte 3] :
“en sama dan die andere man geen getimer meer??”waarop [verdachte 3] tegen [verdachte 4] zegt:
“Regel dat die motro vandaag helemaal word schoongemaakt alles shi paar herkenbare dingen weghale”. [verdachte 3] zegt:
“Morge of overmorge gaan we m vegen”waarop [verdachte 4] zegt:
“Hoe dan waar gaan we em vege moet tog weggetje skennoes”. [verdachte 4] zegt tegen verdachte:
“heb je die ding geplakt dn?”. Waarop [verdachte 3] antwoordt
: “Regel die motro gwn vandaagoes ff we gaan no skenne”.
Om 16.58 uur zegt [verdachte 1] tegen [verdachte 5] :
“Gaan we so die wags pepp directeur heb die kenies”. Om 17.16 uur zegt [verdachte 1] tegen [verdachte 5] :
“haha er moe sowiso ieman mee om terug te drive we heb 3 driver nodig”.
Om 18.50 uur zegt [verdachte 4] tegen [verdachte 5] :
“Ik bn ondrweg chil em daar we gaan morge of overmorge die gast geve we moete die motro ff schoonfixe en die achterlampje enso hij moet ready zyn”.
Alle feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, waaronder de inhoud van de tussen hen en onbekende gebleven derden, waaronder ‘ [bijnaam 16] ’, gevoerde gesprekken, brengen de rechtbank tot de vaststelling dat zij in dit specifieke geval een gezamenlijk en concreet doel voor ogen hadden, namelijk het plaatsen van een gestolen auto met daarin de uitrusting om de liquidatie op [slachtoffer 1] mogelijk te maken. In dit geheel heeft een ieder een eigen rol ingenomen. De bijdrage van alle vier is echter steeds van wezenlijk belang geweest in het geheel van de feiten en omstandigheden. Zij beschikten immers samen over de middelen en hadden bovendien allen dezelfde criminele intentie waarmee zij handelden. De rechtbank stelt dan ook vast dat sprake is geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking dat zij gezamenlijk als medeplegers verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor het voorbereiden van een liquidatie.
7.2.3.2 Feiten en omstandigheden in het onderzoek 13Maracane
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat [verdachte] betrokken is geweest bij de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden, die voorbereiding van moord op [slachtoffer 1] opleveren en waarvoor [verdachte 3] , [verdachte 1] , [verdachte 5] en [verdachte 4] zijn veroordeeld.
7.2.3.2.1 Contact met veroordeelden 13Rooibos en 13Kourion
Uit PGP-berichten in het onderhavige dossier blijkt dat zowel [verdachte] als [medeverdachte 1] in de dagen voorafgaand aan de aanhoudingen op 1 februari 2015, zoals hiervoor uitvoerig beschreven, veelvuldig contact hebben gehad met [verdachte 3] over de voorbereidingen die getroffen werden om [slachtoffer 1] van het leven te beroven. De volgende berichten acht de rechtbank daarvoor redengevend.
Een gesprek van 31 januari 2015 [49] tussen [medeverdachte 1] [50] en [verdachte 3] : [51]
[medeverdachte 1] :
Waar jij
[verdachte 3] :
osso broo
[medeverdachte 1] :
Die zwimpie [bijnaam 15] was om half 6 weer garage gegaan. Denk dat ie daar nog is. tis nog vroeg
[verdachte 3] :
Kn k die garage makelijk binnen bro en zijn er veel campoes
[medeverdachte 1] :
Garage word geopend bro. Er zijn cameras maar die kan je omzeilen
[medeverdachte 1] :
Oke bro. Die jonge die gaat openmaken reageert niet. Dooie gast
[verdachte 3] :
Oeiiii serieuss kijk wat je kn doen. Bro k ga nu sieso ff kijk
[medeverdachte 1] :
Ja hy moet reageren dan kan ie openmaken. Anders zelf ff chekke hoe en wat. Hy was daar om half 6 ochtend. Toen stond die waggie daar. En daar is niet erq als je gezien word. Vol met marokkanen daar
[verdachte 3] :
K ga nuu ff kijke kan je ook binnen komen via portiekje
[medeverdachte 1] :
Nee via portiekje heb je sleutel nodig. Je kan wel eruit via portiekje
[verdachte 3] :
Sgoed
[medeverdachte 1] :
Je kan dus gwn meelopen met een auto naar binnen. En eruit komen kan wel gwn
[verdachte 3] :
Ben err nu bij die afslag k ga ff kijken hoe k t ga doen, k laat ie zo weten
[medeverdachte 1] :
Thnx
[verdachte 3] :
Broooooo k zie ze waggie!!!! Regel aub daat die deur openkan tfoeeeeee
tabondjemahhhh alle deure zijn dicht
[medeverdachte 1] :
Timer gwn daar. Als een auto naar binnen rijd moet je meelopen.
[verdachte 3] : Oke isgoed bro
[medeverdachte 1] :
Lekker man Nu is moment
[verdachte 3] :
Ben binnen die deur gaat we’ll echt snel ahahaha ben gwn erin gespronge
[medeverdachte 1] :
[kenteken] Er zijn daar 2 corsa 1 is van hem
[verdachte 3] :
Hahahahaha ben hardcoreee na binnengespronge aachter een hoofddoek vrouw die garaga gaat kk snel ahahahah hij haakt nu heb m geplakt bro
[medeverdachte 1] :
Fucking!!!!!!!!!!!!! GRUWLIJK!!!!!!!!!!!!! Ahhahahahaha
Je kan via die trap loesoe gaan
[verdachte 3] :
Ben al loesoe ahahahahahaha ze kk moerrrrrrrr is de lullllllllllll
[medeverdachte 1] :
Oke Bbro Fucking gruwlijk ahaha Is er tablet? Waggie moet gehaald worden Alles moet klaarstaan voor die hoertje Tegen niemand wat zeggen We gaan em snikie klaren
Om 11.05 uur geeft [verdachte 3] ook door aan [naam 5] [52] dat het baken is geplakt:
“Gp is geplakttttt ze mapampaaaAaa je gaat m niet meer zien in marrakech jonge komtgoed”. [53]
[verdachte 3] heeft het bericht:
“hij haakt nu heb m geplakt bro”verstuurd op 31 januari 2015 om 09.56 uur [54] . Om 11.00 uur werd het baken aangezet en om 13.10 uur werd een GPS-signaal verkregen van het baken van de Jan van Galenstraat. Vanaf dat moment (in ieder geval vanaf 13.50 uur) volgt het peilbaken de bewegingen van een Opel Corsa met het kenteken [kenteken] , gehuurd door [slachtoffer 1] . [55]
Een gesprek [56] van 31 januari 2015 om 11.07 uur tussen [medeverdachte 1] en [verdachte 3] :
[verdachte 3] :
Ja bro tablet heb ik liggen waggies staan eindje die worden vandaag denk ik teruggereden
[medeverdachte 1] :
Moeten vandaag gehaald worden die waggies bro
Kentekens zijn er al Kijk welke kenteken bij welke auto hoort gwn via de tablet op internet Laat me weten als je ergens hulp bij nodig heb Deze man MOET MOET dood
[verdachte 3] :
[bijnaam 18] en [bijnaam 19] zouden hem geven op motro dan overstap op waggie als k t goedheb bro die man gaat dood ze kk moer komt goed
[medeverdachte 1] :
Oke top toch.
[verdachte 3] :
Ja perfect bro!! We moeten plekje voor die waggies bro in noord parkeren is echt fucktop die audi stond er 1 dag maar!
Later die dag op 31 januari 2015 vroeg [medeverdachte 1] het volgende aan [verdachte 3] : [57]
Ahahha Laat me weten als je ook die tablet heb gecheckt”, waarop [verdachte 3] reageert: “
K ben klaar neef zit nu in de waggie die waggie van [bijnaam 15] staat bos en lommerplein”.
In de avond van 31 januari 2015 stuured [medeverdachte 1] nog het volgende bericht [58] aan [verdachte 3]:
“ [kenteken] 3serie station [kenteken] bmw 1 serie”.
Uit onderzoek is gebleken dat het kenteken [kenteken] bij de aanhouding op 1 februari 2015 op de BMW 3-serie zat welke auto uit Eindhoven was opgehaald en dat het kenteken [kenteken] in de Citroën lag waarin [verdachte 3] en [verdachte 4] zijn aangehouden. [59]
Op 31 januari 2015 omstreeks 21.00 uur stuurde [medeverdachte 1] de volgende berichten naar [verdachte 3] :“Ben jy dat in die wag” en “Rij weg van west bro ze houden mensen aan fouilleren alles”. [60]
Op 1 februari 2015 omstreeks 03.30 uur vindt de volgende berichtenwisseling [61] plaats:
[verdachte 3] :
We zijn onderweg terug nog broski
[medeverdachte 1] :
Oke en waar is onze vriend [bijnaam 15]
[verdachte 3] :
Sanggg lastige situatiee tablet zit kofferbak
[medeverdachte 1] :
Ai ai ai Oke laat me weten En hou dat ding in de gaten aub Hoever moet je nog
Oke mail me als alles oke is
[verdachte 3] (03.43 uur):
Sgoed bro
Bij de doorzoeking van de Citroën bleek dat een tablet in de kofferruimte van de auto lag. [62]
Uit PGP-berichten van 1 februari 2015 vanaf 04.19 uur blijkt dat [medeverdachte 1] contact zocht met [verdachte 3] , [verdachte 5] en [verdachte 4] . [medeverdachte 1] stuurde onder andere de berichten:
“Aangekomen?”,
“Jo bro alles oke?”,
“Hallo? Alles oke?”en
“Yo bro ben je met de jongens?”. Uit het dossier blijkt dat [verdachte 3] , [verdachte 4] , [verdachte 1] en [verdachte 5] op 1 februari 2015 omstreeks 04.20 uur zijn aangehouden. [63]
7.2.3.2.2 Onderzoek Citroën C3
Op 1 februari 2015 zijn [verdachte 3] en [verdachte 4] in een Citroën C3 met kenteken [kenteken] aangehouden. Uit onderzoek blijkt dat deze Citroën door [naam 6] is gehuurd. Op basis van de volgende tussen [naam 6] en [verdachte] gevoerde telefoongesprekken stelt de rechtbank vast dat [naam 6] deze auto in opdracht van [verdachte] heeft gehuurd. Het telefoonnummer [nummer] werd gebruikt door [naam 6] en het telefoonnummer [nummer] werd gebruikt door [verdachte] . [64]
Gesprek van 26 januari 2015 (sessienummer 6723)
[verdachte] :
Wat is het probleem? Je hebt die doekoe, wat voor moeite is het om die waggie te huren
[naam 6] :
lk weet toch niet welke en ik weet niet waar gap. lk zou samen met hem gaan
[verdachte] :
Hoe weet je niet waar? en wat samen met hem, heb je een begeleider nodig ofzo
[naam 6] :
Kanker, hij moet hem toch hebben of niet dan?[verdachte] :
En dan, dat kan toch ook in de avond of in de middag? of morgen kan je hem geven?
[naam 6] :
Is goed.
[verdachte] :
Wat snap je niet, wat snap je niet?
[naam 6] :
Waar ben je nu?
Gesprek van 26 januari 2015 (sessienummer 6724)
[verdachte] :
Voor wat moet je eerst weer langs komen en dan is er vandaag weer geen waggie. Ik wordt al twee dagen lastig gevallen.
[naam 6] :
Ja, komt dat door mij?
[verdachte] :
Ja, gisteren was die waggie gereserveerd kon je hem halen, ben je niet gegaan.
[naam 6] :
Nou, gap, sorry hoor…
[verdachte] :
Heb je een begeleider nodig om die fucking auto te halen?
[naam 6] :
Kanker, ik had toch een afspraak om met hem te gaan of niet dan?
[verdachte] :
en dan als je zijn nummer niet hebt dan haal he die waggie toch want je hebt die doekoe je hebt alles, het gaat toch met jou
[naam 6] :
Oke, prima gap maarja nu kan ik hem dus beter ergens anders halen
[verdachte] :
Hoezo?
[naam 6] heeft bij zijn verhoor bij de politie op 6 februari 2015 verklaard dat het klopt dat hij onlangs een auto heeft gehuurd. [65] Uit het huurcontract blijkt dat de auto is gehuurd van
26 januari 2015 tot en met 4 februari 2015. [66]
7.2.3.2.3 Kentekenplaten
Een gesprek tussen [verdachte] [67] en [verdachte 3] op 31 januari 2015:
[verdachte] :
Wa jij?
[verdachte 3] :
West bro we ome nu buurt
[verdachte] :
We heb je rondje gemaakt?
[verdachte 3] :
waar
[verdachte] :
Bij [bijnaam 15] ze plekke of gaaan we nu ?
[verdachte] :
Wrm geef je geen antwoord
[verdachte 3] :
Sorry man bo k zweer t je was nie verstuurd k ben al geweest bro ga zo wer
[verdachte] :
Ik ben cafetje van me
[verdachte 3] :
Ik heb die plaat nodig
[verdachte] :
Die kentekens?
[verdachte 3] :
Ja mann
[verdachte] :
Yo faka je kan nieuwmarkt komen ff heen en weer taxis
[verdachte 3] :
Bel ff je [bijnaam 20] dn.
[verdachte] :
Die man was appa ligt al te pitten hahah ik kom we’ll sta voor me deur 8 min ben ik daar
[verdachte 3] :
Ahaahahhahhahaah pak taxi ff heen en wEer nigggguuurr
[verdachte 3] :
[kenteken] pak die kennie voor me
[verdachte 3] :
Eee
[verdachte 3] :
k moet die andere ook hebbe man sorry man shittt
Uit voornoemd gesprek blijkt dat [verdachte 3] kentekenplaten nodig had en dat hij daarvoor [verdachte] had ingeschakeld. Het kenteken waar [verdachte 3] specifiek om had gevraagd, [kenteken] , bleek op de BMW 3-serie te zitten, in welke auto [verdachte 1] en [verdachte 5] op 1 februari 2015 zijn aangehouden. Hieruit maakt de rechtbank op dat [verdachte] kennelijk de beschikking had over kentekenplaten, die gebruikt zijn door de verdachten in de onderzoeken 13Rooibos en 13Kourion.
7.2.3.3 Doelwit en opzet op de dood
[medeverdachte 1] is bij vonnis van 7 december 2022 door de rechtbank Amsterdam veroordeeld voor de in 2014 ondernomen poging om [slachtoffer 1] van het leven te beroven. Uit gesprekken die [medeverdachte 1] en [verdachte] daags voor die aanslag voerden is gebleken dat [verdachte] ook toen al op de hoogte was van het voornemen om [slachtoffer 1] te liquideren.
Uit de hiervoor aangehaalde door [verdachte] verstuurde berichten volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [verdachte] actief heeft deelgenomen aan de voorbereidingen die werden getroffen om [slachtoffer 1] in 2015 om het leven te brengen. [verdachte] is betrokken geweest bij het regelen van een auto en kentekenplaten en hij heeft daartoe contact gehad met [verdachte 3] . Ook sprak hij met [verdachte 3] over het uitkijken naar [bijnaam 15] (de bijnaam van [slachtoffer 1] ).
[verdachte] :
Wa jij?
[verdachte 3] :
West bro we ome nu buurt
[verdachte] :
We heb je rondje gemaakt?
[verdachte 3] :
waar
[verdachte] :
Bij [bijnaam 15] ze plekke of gaaan we nu ?
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hieruit dat [verdachte] met dezelfde criminele intentie handelde als [medeverdachte 1] en de veroordeelden in de onderzoeken 13Rooibos en 13Kourion. Hoewel de rollen van de verdachten verschilden, kan aan de hand van de inhoud van de gesprekken worden geconcludeerd dat alle verdachten precies wisten waar zij mee bezig waren, namelijk het voorbereiden van een liquidatie.
7.2.3.4 Medeplegen van voorbereiding van moord
Alle feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, waaronder de feiten en omstandigheden opgenomen in de rubrieken 7.2.2.1.1 en 7.2.2.1.2, de inhoud van de tussen de verdachten gevoerde gesprekken en de genoemde onderzoeksbevindingen, brengen de rechtbank tot de vaststelling dat [verdachte] samen met anderen een gezamenlijk en concreet doel voor ogen had, namelijk het treffen van voorbereidingen voor de liquidatie van [slachtoffer 1] . [verdachte] heeft hierin een belangrijke bijdrage geleverd.
[verdachte] heeft een derde, zijn vriend [naam 6] , een auto voor hem op zijn eigen naam laten huren. Dit betrof de Citroën, de auto waarin [verdachte 3] en [verdachte 4] op 1 februari 2015 werden aangehouden. Uit de gesprekken van 26 januari 2015 blijkt dat [verdachte] [naam 6] behoorlijk onder druk zette om deze auto te huren:
“Wat is het probleem? Je hebt die doekoe, wat voor moeite is het om die waggie te huren”, “heb je een begeleider nodig ofzo” en “Wat snap je niet, wat snap je niet?”. Toen het [verdachte] te lang duurde zette hij [naam 6] verder onder druk:
“Voor wat moet je eerst weer langs komen en dan is er vandaag weer geen waggie. Ik wordt al twee dagen lastig gevallen”, “Ja, gisteren was die waggie gereserveerd kon je hem halen, ben je niet gegaan.” en “Heb je een begeleider nodig om die fucking auto te halen?”
Dit heeft erin geresulteerd dat [naam 6] uiteindelijk vanaf die dag, op 26 januari 2015, de betreffende auto heeft gehuurd.
Daarnaast heeft [verdachte] een rol gespeeld in het ter beschikking stellen van de kentekenplaten aan [verdachte 3] . [verdachte 3] heeft in voornoemde PGP-berichten [verdachte] benaderd voor de kentekenplaten [kenteken] en ‘die andere’. Van het kenteken [kenteken] is vastgesteld dat deze ook daadwerkelijk is gebruikt, namelijk op de BMW 3-serie, in welke auto Mohamed en [verdachte 5] op 1 februari 2015 zijn aangehouden.
De rechtbank stelt vast dat de onder [verdachte 3] , [verdachte 1] , [verdachte 5] en [verdachte 4] aangetroffen voorwerpen – de automatische vuurwapens, een extra patroonhouder met munitie, een gestolen auto, een huurauto op naam van een katvanger, valse kentekenplaten, een handflare, een jerrycan die oorspronkelijk was gevuld met benzine, een peilbaken en een tablet en PGP-telefoons – gezamenlijk naar hun uiterlijke verschijningsvorm dienstig konden zijn voor het plegen van een moord. Het is evident dat bij dergelijke misdrijven gebruik wordt gemaakt van vuurwapens. Bij liquidaties worden niet zelden ook gestolen auto’s met valse kentekenplaten gebruikt, omdat deze niet te herleiden zijn naar verdachten. Deze auto’s worden veelal na een moordaanslag in brand gestoken om eventuele sporen te wissen. Ook wordt voor dergelijke misdrijven doorgaans gebruik gemaakt van een peilbaken om, zoals ook uit deze zaak blijkt, een beoogd doelwit te lokaliseren en te volgen. Dat volgen gebeurt door een tablet waar de reisbewegingen van het voertuig op bijgehouden kunnen worden. Zo werden de reisbewegingen van het voertuig van [slachtoffer 1] in de gaten gehouden en wist men precies waar hij zich bevond. Met de PGP-telefoons hield men elkaar op de hoogte.
Alles overwegende kan naar het oordeel van de rechtbank, uit de combinatie van de hiervoor vermelde aangetroffen voorwerpen, het waargenomen gedrag, de gevoerde PGP-gesprekken en de overige genoemde omstandigheden van het geval, alles in onderlinge samenhang en verband beschouwd, worden afgeleid dat [verdachte] en de anderen opzettelijk de bewezenverklaarde voorwerpen voorhanden hebben gehad en bezig waren met de voorbereiding van een moord. De middelen die [verdachte] en de anderen voorhanden hadden waren kennelijk bestemd tot het begaan van moord.
[verdachte] beschikte samen met anderen over de middelen en zij hadden bovendien allen dezelfde criminele intentie waarmee zij handelden. De rechtbank stelt vast dat sprake is geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking dat zij gezamenlijk als medeplegers verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor het voorbereiden van een liquidatie.
7.2.3.5 Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] samen met anderen vuurwapens, voertuigen, telefoontoestellen, een gegevensdrager en een tablet heeft verworven en voorhanden heeft gehad, welke voorwerpen kennelijk bestemd waren tot het begaan van een moord.
7.3
Zaak A feit 2: voorbereiding moord/doodslag op [slachtoffer 2] (ZD 2)
7.3.1
Beschuldiging
[verdachte] wordt ervan beschuldigd dat hij zich in de periode van 1 augustus 2015 tot en met
30 april 2016 heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereiding van medeplegen van moord/doodslag op [slachtoffer 2] .
7.3.2
Juridisch kader
Voor het juridisch kader van medeplegen en voorbereidingshandelingen wordt verwezen naar hetgeen daarover respectievelijk in de rubrieken 7.1.2.1 en 7.1.2.3 is opgenomen.
7.3.3
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van het dossier van de volgende feiten en omstandigheden uit.
7.3.3.1 Uitspraken in het onderzoek ‘Zwaluw’
Op 13 september 2021 heeft de rechtbank Amsterdam in het onderzoek Zwaluw vijf verdachten [68] veroordeeld voor het medeplegen van voorbereiding van een liquidatie op [slachtoffer 2] die in 2015 in Berlijn zou moeten plaatsvinden.
De rechtbank heeft, voor zover relevant voor de zaak van [verdachte] , vastgesteld [69] :
  • dat het plan was om [slachtoffer 2] in Berlijn te liquideren met vuurwapens;
  • dat [naam 5] en [naam 7] spraken over vuurwapens (AK’s en Glocks) die naar Berlijn moeten worden vervoerd en dat die wapens in de ‘stash’ van [naam 5] liggen;
  • dat [naam 5] en [naam 7] spreken over meerdere personen (waaronder een ‘hitter’) die naar Berlijn moeten worden gestuurd;
  • dat [naam 8] en [naam 9] met dat doel op 20 augustus 2015 naar Berlijn zijn gereisd;
  • dat [naam 9] in Berlijn over een vuurwapen beschikte;
  • dat er daadwerkelijk meerdere wapens aanwezig waren in de woning aan de [adres safehouse] (het ‘safehouse’);
  • dat deze wapens bestemd waren tot het begaan van de liquidatie;
  • dat [naam 10] ook op 22 augustus 2015 in Berlijn was;
  • dat [naam 9] en [naam 8] tussen 22 en 24 augustus 2015 op en neer zijn gereisd om [naam 11] op te halen omdat [naam 9] een extra man nodig had in Berlijn.
7.3.3.2 Feiten en omstandigheden in het onderzoek 13Maracane
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat [verdachte] betrokken is geweest bij de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden, die voorbereiding van moord op [slachtoffer 2] opleveren en waarvoor [naam 8] , [naam 10] , [naam 9] , [naam 11] en [naam 12] zijn veroordeeld.
7.3.3.2.1 Contact met [verdachte]
Uit de PGP-berichten in het dossier blijkt dat [naam 5] , nadat hij met [naam 7] sprak over het regelen van wapens en personen voor Berlijn, op 11 augustus 2015 contact had opgenomen met [verdachte] :
“Ik heb je nodig in berlijn man. Daar is huis alles”. [verdachte] reageerde als volgt:
“Berlijn pfff whahahah. Ja is goed wann?”. [naam 5] gaf aan dat [verdachte] alvast een ticket moest zoeken en dat hij dat morgen door iemand liet boeken. Uit de berichten blijkt verder dat [naam 5] op aanwijzingen van [verdachte] een onbekend gebleven persoon gevraagd had een ticket voor [verdachte] te boeken van Malaga naar Amsterdam om 15.45 uur. In de telefoon van [verdachte] is een screenshot gevonden van vluchtgegevens van 13 augustus 2015 van Malaga naar Amsterdam. Op 14 augustus 2015 had [verdachte] laten weten dat hij in Nederland was:
“Ben in nl”.
7.3.3.2.2 Regelen wapens
Uit de PGP-berichten tussen [naam 5] en [naam 7] , zoals door de rechtbank vastgesteld in de vonnissen in het onderzoek Zwaluw, blijkt dat er wapens naar Berlijn moesten worden vervoerd en dat [naam 5] deze wapens in een stash had liggen.
[naam 5] vertelde op 11 augustus 2015 tegen [naam 7] : “
lk heb ze in mn stash bro, heb allemaal aks en glocks. Zeg maar wnnr dan zorg ik dat ze klaarstaan”.
Vervolgens blijkt uit de berichten van 14 augustus 2015 dat [naam 5] [verdachte] de opdracht gaf om 2 volle aks bij [bijnaam 21] te halen. Waarop [verdachte] reageerde: “
Oke is goed lange gaat nu 2 bij hem inpakken ???”.
Waarna [naam 5] het volgende bericht aan [verdachte] en [naam 4] stuurde: “
Ga bij zn chika osso en neem [bijnaam 22] mee. Zet druk druk druk ik MOET die dingen hebben”.
[verdachte] gaf vervolgens aan dat hij bij [bijnaam 21] was en vroeg wat er moest gebeuren.
[naam 5] berichtte terug aan [naam 4] dat hij moest kijken of er
“bullets voor glocks”liggen en “
Pak 2aks pak ze goed in en wacht daar tot ik je antwoord geef”.
Uit de berichten die daarop volgden blijkt dat [naam 5] gelijktijdig ook met [naam 13] en [naam 7] communiceerde over een wapentransport. [naam 5] berichtte terug aan [naam 4] dat het transport al weg was: “
Oke laat maar die transport is loesoe man”,
Is al te laat bro, die transport is al weg” en “Maak ze schoon en pak ze in voor de volgende x aub”.
7.3.4
Conclusie, vrijspraak
7.3.4.1 Hulp in Berlijn
Uit de hiervoor beschreven onderzoeksbevindingen blijkt dat [naam 5] [verdachte] heeft benaderd met het kennelijke doel om hem naar Berlijn te laten gaan om mee te helpen aan de voorbereidingen voor de moord op [slachtoffer 2] . Uit de berichten volgt dat [verdachte] naar Nederland is gekomen. Niet blijkt of [verdachte] ook daadwerkelijk naar Berlijn is afgereisd. Het dossier bevat daartoe onvoldoende bewijs.
7.3.4.2 Wapentransport
Uit de hiervoor aangehaalde PGP-berichten blijkt dat [verdachte] samen met [naam 4] door [naam 5] op pad is gestuurd om vuurwapens (ak’s) op te halen met het doel deze wapens op transport te sturen naar Berlijn om daarmee [slachtoffer 2] te liquideren. [verdachte] is naar de wapenstash gegaan en is de wapens gaan inpakken. Echter, het transport bleek al weg te zijn, waardoor de wapens die [verdachte] voorhanden had uiteindelijk niet naar Berlijn zijn gegaan. Op basis van het dossier kan niet bewezen worden dat [verdachte] de wapens die naar Berlijn zijn getransporteerd voorhanden heeft gehad en in die zin een bijdrage heeft geleverd aan het voorbereiden van de moord op [slachtoffer 2] . Ook op dit punt bevat het dossier onvoldoende bewijs.
Gelet op het voorgaande wordt [verdachte] van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde feit vrijgesproken.
7.4
Zaak C: voorbereiding moord/doodslag op [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] (ZD 8)
7.4.1
Beschuldiging
[verdachte] wordt verweten dat hij in de periode van 23 juni 2015 tot en met 30 juli 2015, samen met anderen de moord/doodslag op [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] heeft voorbereid.
7.4.2
Juridisch kader
Voor het juridisch kader van medeplegen en voorbereidingshandelingen wordt verwezen naar hetgeen daarover respectievelijk in de rubrieken 7.1.2.1 en 7.1.2.3 is opgenomen.
7.4.3
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen, zoals opgenomen in de voetnoten, van de volgende feiten en omstandigheden uit.
7.4.3.1 Verblijf in Spanje en vuurwapen bezit
Uit onderzoek blijkt dat [verdachte] samen met [verdachte 2] in de ten laste gelegde periode, in juni en juli 2015, verbleef in een appartementencomplex “ [naam appartementencomplex] ” in Marbella in Spanje. [70]
Een gesprek van 6 juni 2015 [71] tussen [verdachte 2] [72] en [verdachte] [73]
[verdachte] :
[naam 14] belt me hele dag hij zegt kom naar mij nu nu je bent me broertje wij zijn soldaten hoebedoel je hij gaat in me billen ik ga hem killen. Hij weet nog niet
[verdachte 2] :
Ze kk moer waar wachten we nog op kom we gaan hem geven we hebben pippas alles tabonjemeh
[verdachte] :
Broer ik neuk iedereen ze weten nog niet van [contact 5] de grootste heb ik genakt deze kan er ook wel bij maar ik wil eerst info voor [naam 15] daarna pas dood dat doe ik voor me broer
[verdachte 2] :
Ja dat zoizo we gebruiken hem en dumpen em met kogels
Op een inbeslaggenomen telefoon in gebruik bij [verdachte] [74] stonden foto’s van vuurwapens. Er is één foto met daarop twee vuurwapens aangetroffen, vermoedelijk betreffen dat een Glock 17 en een Crvena Zastava 999. Ook is er één foto aangetroffen met daarop zes vuurwapens, vermoedelijk betreffen dat vier Glocks 17, één Crvena Zastava 999 en één FEG PA63 met demper. De rechtbank komt, op grond van voorgaand gesprek en de aangetroffen foto’s, tot de conclusie dat [verdachte] de beschikking had over vuurwapens.
7.4.3.2 Doelwitten
Op de bij [verdachte] inbeslaggenomen telefoon stond een foto van het paspoort (met paspoortfoto) van Nourddine [familienaam slachtoffer 8 en 9] . [75] Verder zijn er met betrekking tot de broers [familienaam slachtoffer 8 en 9] de volgende notities aangetroffen op de accounts van [medeverdachte 1] en [naam 5] .
Een notitie [76] genaamd ‘ [bijnaam slachtoffer 8 en 9] ’ werd door [medeverdachte 1] op 20 juni 2015 opgeslagen op het account [account 5] en op 28 augustus 2015 aangepast:
“ [bijnaam slachtoffer 8 en 9]
Bro hier even wat info over hoe je binnenkomt bij [bijnaam slachtoffer 8 en 9] ...kijk bro via die huizen achterin heb je trap zeg maar waar [bijnaam slachtoffer 8 en 9] woont bij ze ingang van zn appa heb je een trap prcs daar kan je naar beneden nr garage..daar parkeren ze alle waggies van laatste blok dat s fase 5 nieuwste en laatste gedeelte van magn begrijp je”
Een notitie [77] genaamd ‘Info b’ op het account van [naam 5] van 28 augustus 2015:
[adres]
[plaats]
Range maroc
[naam school]
16:00
[bijnaam slachtoffer 8 en 9] magna, range maccan,Marokkaans citroen berlingo nieuw model
[bijnaam slachtoffer 8 en 9] is de bijnaam van de broers [familienaam slachtoffer 8 en 9] . [78] [slachtoffer 9] stond van 17 augustus 2012 tot 17 mei 2019 ingeschreven op het in de notitie genoemde adres [adres] te [plaats] . Verder staan diverse voertuiggegevens vermeld en de naam van een school met een tijdstip. Uit onderzoek blijkt dat in Marbella te Spanje een school is gevestigd genaamd [naam school] . Mogelijk zat een kind van [slachtoffer 8] op genoemde school. Uit onderzoek blijkt verder dat met ‘magna’ bedoeld werd het appartementen complex “ [naam appartementencomplex] ” te Marbella in Spanje. Uit dit proces-verbaal bleek dat [slachtoffer 8] meer dan vermoedelijk op dit in adres in Spanje verbleef. [79] De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [naam 5] informatie verzamelden over de broers [familienaam slachtoffer 8 en 9] .
7.4.3.3 PGP-gesprekken
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de hiervoor genoemde onderzoeksbevindingen en navolgende gesprekken tussen [verdachte] , [medeverdachte 1] en [naam 5] , vastgesteld kan worden dat [verdachte] in Spanje was, dat hij de beschikking had over vuurwapens, dat hij via ene [naam 14] geprobeerd heeft informatie over (de verblijfplaats van) de broers [familienaam slachtoffer 8 en 9] te verkrijgen, dat [verdachte] actief op zoek was naar de broers en dat hij dat deed met als doel de broers te liquideren. [verdachte] werd daartoe door [medeverdachte 1] en [naam 5] aangestuurd, waarbij zij steeds op de hoogte gehouden wilden worden van de stand van zaken. De rechtbank vindt de volgende berichten daarvoor redengevend.
Een gesprek tussen [naam 5] en [verdachte] [80] op 4 juni 2015: [81]
[verdachte] :
Serieus dus niet met hem chillen meer. Maar denk niet dat hij iets van mij weet of me foto moet bij hun rond gaan .. Hij verwachte ook niet dat ik bb had Ik zeg gwn heb iemand geript man desnoods dat verhaal gaat toch al rond....
Hahah die man van shisha is leip als er nl wijfen zijn belt hij me en stuurd hij nummers van hun naar me leipo
[naam 5] :
Broer hij weet sowieso niet van jou, weet ik zeker.
Je kan gewoon met hem omgaan, maar probeer hem eerste periode uit te horen. Even aanhoren wat ie zegt en wie hij kent. Ik denk echt dat hij die [bijnaam 23] kent
[…]
[verdachte] :
[bijnaam 24] niet die is stil zo ken ik hem al van gevangenis [naam 14] grote idioot ja
[naam 5] :
Ja heb het over [naam 14] . Die kent een heleboel mensen
[verdachte] :
Ja ik vraag die nummer nu aan hem [bijnaam 24] zegt jah ik geef het je wel als ik je zie hij wil me graag zien
[naam 5] :
Oke oke top
Een gesprek tussen [naam 5] en [verdachte] op 5 juni 2015: [82]
[verdachte] :
Was gisteren met [bijnaam 24] bracht hij me naar [naam 14] .... Na 3 wodkatjes begon het [familienaam slachtoffer 8 en 9] komt niet meer hier die denkt dat hij geklinkert gaat worden die blijfr morco... hij zij ga niet meer met die [bijnaam 24] om die is snel dood ... Hij zij ander halfjaar geleden zat ik hier met 6 man [bijnaam 25] [familienaam slachtoffer 8 en 9] [bijnaam 26] en [bijnaam 27] hij zegt ender leven er nog maar 3 vanhij zegt die zusjes zijn wsat aan het voorberijden zijn hele goeie vrienden van hem hij zij nog ze hebben bijna alles compleet als zusjes hier zijn dan zijn ze met [naam 14] .....
Ditzelfde bericht werd door [verdachte] op 5 juni 2015 ook gestuurd naar [medeverdachte 1] . [83]
Een gesprek van 11 juni 2015 tussen [medeverdachte 1]en [verdachte] : [84]
[medeverdachte 1] :
Salam bra
Hoe is t daar?
[verdachte] :
Rustig ben gistern weer 2 tenten geweest ik ga nu blijven zoeken tot ik 1 vind
Een gesprek van 21 juni 2015 tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] : [85]
[medeverdachte 1] :
Bro [bijnaam 10] komt daar 1ste dag aan hy ziet die [familienaam slachtoffer 8 en 9] meteen rijden daar Bro die man is daar gewoon man
[verdachte] :
Bro ff rusrtig man ik wees hem aan en zij tegen je broertje loop loop want ze stopte en keken me recht aan of ze wijf tenminste en der zat een gast naast der
Ik zeg kijk hier een toeval wie we zien. Precies hoe hun magna komen komt die range binnen rijden
[medeverdachte 1] :
Oke hy gaat snel weer weg die zamel
[verdachte] :
Bro ze keken on net al leip aan zien 5 mocros en nog 1 die er op lijkt
[medeverdachte 1] :
Dus? Hy mag alleen weg in een kist
Een gesprek van 23 juli 2015 [86] tussen [medeverdachte 1] en [naam 16] : [87]
[naam 16] :
Sallam bro hoe is t? [bijnaam slachtoffer 8 en 9] gaat morgen naar spane met [naam 17] en [slachtoffer 9] ...ik hoor net net
[medeverdachte 1] :
Oke is goed meteen meteen
[naam 16] :
Als ze ale 3 in die auto zitten bro maai ze alle 3 aub
[medeverdachte 1] :
Weet je welke auto
[naam 16] :
Witte maccan of die range van [naam 17] broertje van [bijnaam 28]
Het vermoeden bestaat, gelet op het volgende gesprek, dat voornoemde berichten door [medeverdachte 1] zijn doorgestuurd naar [verdachte] en [verdachte 2] .
Een gesprek van 23 juli 2015 tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] : [88]
[verdachte] :
Oke duidelijk dan gaan we daar ff goed goed opletten
Ik was hier laatst mett een portugees en nog een
gozer waren vrienden van [bijnaam 28] gingen filmpjes met
hem op de teil enzo laten zien [naam 18] toch
[medeverdachte 1] :
Juist [naam 18] [bijnaam 28]
[bijnaam slachtoffer 8 en 9] komt morgen met [slachtoffer 9] en
met [naam 17] (broertje van [bijnaam 28] )
[verdachte] :
En wie is die [slachtoffer 9] die andere broertje van [bijnaam slachtoffer 8 en 9] toch middelste
[medeverdachte 1] :
Ja [slachtoffer 9] is broertje van [familienaam slachtoffer 8 en 9]
[verdachte] :
Die op die foto met greengang staat
[medeverdachte 1] :
Ja dat is [slachtoffer 9]
Op 23 juli 2015 stuurde [medeverdachte 1] een foto naar [verdachte] en schreef daarbij: “
Dit is de range van [naam 17] ”. [89] Op een inbeslaggenomen telefoon in gebruik bij [verdachte] stond een foto van een Witte Porsche Maccan. [90] Op 23 juli 2015 stuurde [medeverdachte 1] het volgende bericht door aan [verdachte] : “
Die [slachtoffer 9] heeft nieuwe RS3 gekocht mocro kenteken.. ze kunnen ook met die gaan”. [91]
Op 24 juli 2015 stuurde [medeverdachte 1] aan [verdachte] : “
Staan jullie klaar daar?”. [92] Op 24 juli 2015 stuurde [medeverdachte 1] het volgende bericht door aan [verdachte] en [verdachte 2] , dat hij ontving van [naam 2] : “
[naam 17] broertje van monier. En [slachtoffer 9] . En [slachtoffer 10]gaan zo spanje. Die rs3 en witte maseratie duits. En [bijnaam slachtoffer 8 en 9] gaat straks ook zeker ik hoor het zo”. [93]
Een gesprek van 24 juli 2015 tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] : [94]
[verdachte] :
Bro we staan blind klaar we deden dutje we waren gister bij funky budha enzo hahaha die mattie van [naam 19] is bang we hebben ff laten zien wat amsterdammers zijn
[medeverdachte 1] :
Wat is er gebeurt?
[verdachte] :
Hahahah scotoe alles een mocro duwde me ze zij jaloers wij zijn 2 jongetjes maar wijfen chillen bij ons ... Ewa was weer zo ver toen in die sisu die hotel waar ze die leipe feestjes gaven nu mail [naam 19] eeh sorry die man gaat je morgen alle respect geven sorry sorry ik zeg hij gaat dood hij zegt kom op. We hebben eregere vijanden ik zeg ik niet hoord
[medeverdachte 1] stuurde op 24 juli 2015 het volgende bericht aan [verdachte] en [verdachte 2] : [95]
Staan jullie op scherp daar
Al iets gezien?
Welke plekken chekken jullie
[verdachte] reageert:
La sala loop ik zo langs dan kijk ik bij shisha lounge daarna seven of babilon daarna habana en in habana hoor ik of naar olivia of funky budha moet gaan
[medeverdachte 1] :
Kenza enz
[verdachte] :
Ja kenza kijken we ook elke keer maar is echt altijd dood daar
Een bericht van 25 juli 2015 van [naam 5] [96] aan [verdachte] en [verdachte 2]:
[naam 5] : “
Faka bro’s”.
[verdachte] reageerde daarop als volgt:
Rustig zitten nu ff te eten we gaan zo weer richting shisha en poort ... Want die gasten zijn hier
[naam 5] :
Heb je ze al gezien??
[verdachte] :
Volgens mij bij tankstation nieuwste rs3 En witte range rover marokaans kenteken
[naam 5] :
Oke ga bij shisha kijken, je weet precies wie toch?
Een gesprek tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] (en [verdachte 2] ) op 25 juli 2015: [97]
[medeverdachte 1] :
Hoe staat t ervoor?
[verdachte] :
Ik ga zo weer na shisha en later na olivia en als ze der zijn plakken toch
[medeverdachte 1] :
Hy gaat morgen wegg Dus zet alles op allesssss
[medeverdachte 1] aan [verdachte] en [verdachte 2] :
Hy gaaat maandag weg dus zet alles op alles
[verdachte] :
Ja die had ik al doen ons best bro
[medeverdachte 1] (01:14):
Nieuws?
Een gesprek op 26 juli 2015 tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] : [98]
[medeverdachte 1] (01:22):
Wrm altijd late reacties?????? Ik begrijp dat niet
[verdachte] (01:23):
Bro is 7 min geleden. Ik loop in de poort ga nu habana kijken zag niks bij shisha
[medeverdachte 1] :
Als ik niet reageer meld meteen bij [bijnaam 29]
[verdachte] :
Ja duidelijk
Een gesprek op 26 juli 2015 tussen [verdachte 2] en [verdachte] : [99]
[verdachte] :
Wa ben je?
[verdachte 2] :
Ben hier bij [bijnaam 30] 1 min kom eraan zag wahed rs3 pompe hij
staat nu in die straat van die juwa met die poepkenttinaen
Een gesprek tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] op 26 juli 2015: [100]
[verdachte] :
We chekken overal kom net funky buhda en olivia uitrollen ik ga zo na ocean club wer rennen van hort naar her
[medeverdachte 1] :
Blijven dfoen aub die man moetmoetmoet dood
[verdachte] :
We wouden kk hete foto voor je sturen net in olivia we waren gwn met pippa maar was te heet om foto in wc te maken
[medeverdachte 1] :
Foto van wie?
[verdachte] :
Van ons met pippas in olivia ken je pinky en the brain ewa dat zijn wij
[medeverdachte 1] :
Aub aub aub aub aub zoek die man aub aub aub bro Moeten em echt snel hebbe
[verdachte] :
Ik heb je nog nooit zo vaak aub zien zeggen we doen echt ons best bro
Het gesprek ging als volgt verder op 27 juli 2015: [101]
[verdachte] :
Zze zitten met 4 tjes op terras op de hoek bij habana
[medeverdachte 1] :
Kunne ze gepopt worden?
[verdachte] :
Is midden in die haven ik ga kijken waar ze heen gaan want ze zitten na te borrelen bij restaurant Ik heb wel glock op me
[medeverdachte 1] :
Oke is hun auto daar? Heb je foto?
[verdachte] :
Bro zijn 10000 procent hun
[medeverdachte 1] :
Oke bro Is nu jou taak Jij kent t t beste daar inschatten nu
[verdachte] :
Jah der word vandaag fissa van jimmy whoo
gegeven in loivia alleen [contact 5] gaan
[medeverdachte 1] :
Oke doe je ding bro Wol jeook niet de hele dag mailen constant
[verdachte] :
Kk maar die hoofden vallen gwn op Op een terras ik zeg [bijnaam 31] kijk dit zijn 1 meter naast ons
[medeverdachte 1] :
Oke bro Wollah wil julloie niet storen steeds en ga er vanuit dat jullie je best doen Vertrouw op jullie
We doen ons ding geloof mij [bijnaam 31] gretig om tte gaan om jou
Een gesprek tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] op 28 juli 2015: [102]
[medeverdachte 1] :
Is er nieuws van [bijnaam slachtoffer 8 en 9] ?
[verdachte]
: We gaan precies nu deur uit met zender enzo
[medeverdachte 1] :
oke zet t voort Werk gaat door Neuk die man
[verdachte] :
Jah tuurlijk gwn werken bro
[medeverdachte 1] :
Thats the power
Op 28 juli 2015 vroeg [medeverdachte 1] aan [verdachte] en [verdachte 2] : [103]
Nieuws?
[verdachte] :
We hebben net die osso met die gast van shisha
geregelt we gaan nu weer ff rondje maken poort en
bij die hotel en bij die zwembad van ons
[medeverdachte 1] :
Check ffe garages van magna aub oke
[verdachte] :
Ja is goed doe ik meteen als we osso zijn
Op 28 juli 2015 vroeg [medeverdachte 1] nog twee keer aan [verdachte] en [verdachte 2] naar de stand van zaken: “
Boys hoe gaat t daar?”en
“Eey zien jullie wat daar of niet??”. Ook [naam 5] vroeg zich af hoe het ervoor stond: “Eey zien jullie wat daar of niet??” [104] .
Een gesprek tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] op 30 juli 2015: [105]
[verdachte] :
Alles is oke
[bijnaam 7] we hebben nu pas die pokie weer we hadden ze in de bosjes gegooit want stopte een undercover
naast ons hoe we met die trekker enzo bezig waren Nu net die pokie opgehaald met die gast van shisha
we gingen wachten om naar die plek te gaan
[medeverdachte 1] :
Pfffff broer [bijnaam 10] gaat nu boot pakken
Heb al advocaat geregeld enz
[bijnaam 10] zou boot pakken en ibreken om die wapens daar weg te halen
Nu je reageert ben ik de gelukkigste persoon op aarde!!!!!!!!!!
Mail [bijnaam 10] dat ie niet hoeft te komen
[verdachte] :
Ik ga hem nu nu mailen ja laatste bericht wat gelezen hadden was nieuws toen dachten we gelijk kom we gaan die motro en dan zeggen ja we hebben die motro maar liep helemaal anders sorry
voor de stress ik aa nu nu ama mailen ...
[medeverdachte 1] :
Oke is goed en laat een reservesleutel van die osso achter
Zorg dat [bijnaam 10] die krijgt
Kopieer die sleutels en bezorg aan [bijnaam 10]
[verdachte] berichtte aan [naam 20] [106] :
“Alles oke hier [bijnaam 10] we hadden achtervolging toen we motro gingen nakken hadden we pokies en trekken bosjes gegooit net opgehaald”. [107]
Een gesprek tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] op 30 juli 2015: [108]
[verdachte] :
Parkplaza is onder shisha
Alleen guadamina ken ik niet maar zoek ik wel op die samsung
[medeverdachte 1] :
Hy parkeert auto bij parkplaza bij die shisha en pakt taxi naar NH hotel
Maar gaat nu bij gguadalmina slapen
[verdachte]
: Maar dan kunnen we die gp toch in de ochtend plakken in die garage en dan kijken op een mooi plekje waar die stopt
[medeverdachte 1] :
Ja dat kan Zijn dr cammies in parkplaza?
[verdachte] :
Dat weet ik niet ik zeg gwn tegen die gast van shisha kom we gaan vroeg ergens wat eten en na
strand laat ik hem precies ernaast parkeren plak ik ze moer hardcore
[medeverdachte 1] :
Oke maar hy gaat daar niet lang zitten
he dat je dat weet
Hy gaat weer weg
Laat em niet gaan
Een gesprek tussen [naam 5] en [verdachte] op 6 augustus 2015: [109]
[naam 5] :
Yoo hoe zit het met die kk [bijnaam slachtoffer 8 en 9] ?
[verdachte] :
Bro als hij hier is moeten wij hem zien hij woont een gebouw naast ons normaal zag ik ze vrouw elke dag die zie ik ook al een tijd niet meer ik loop zo de garage in bij hem kijk ik welke autos er staan
[naam 5] :
Hebben jullie hem wel gezien deze dagen? En die dikke
[verdachte] :
Die dikke we zien hem niet in die hotel wat [bijnaam 7] zij en ook niet die garage waar ze auto zou moeten staan...
En afgelopen 6 dagen hebben we ze niet gezien en wij komen overal....
Zelfs [bijnaam 32] wist [bijnaam slachtoffer 8 en 9] was hier maarja missch
logisch komen allebij uit nrd hij zij is een hete gast ik zij ken hem niet heb vroeger 1 keer met ze broertje gevochten
[naam 5] :
Ik kan chauffeur sturen maar moet wat concreets zijn bro
7.4.4
Doelwitten en opzet op de dood
De inhoud van voornoemde berichten leveren naar het oordeel van de rechtbank niet alleen wettig bewijs, maar overtuigen de rechtbank er ook van dat een liquidatie werd beraamd. Naar het oordeel van de rechtbank staat ook vast dat [slachtoffer 9] en [slachtoffer 8] de beoogde doelwitten waren van deze liquidatie(s) die op korte termijn zou(den) moeten plaatsvinden.
De intentie om de broers [familienaam slachtoffer 8 en 9] te vermoorden volgt naar het oordeel van de rechtbank ook uit overige stukken in het dossier. Zo komen de namen [bijnaam slachtoffer 8 en 9] en [bijnaam slachtoffer 8 en 9] , zoals de broers worden genoemd, voor op de dodenlijst, ‘El Listo’, zoals deze door verschillende verdachten in het onderhavige onderzoek als notitie in PGP-telefoons staat opgeslagen. [110]
De berichten over
“ [bijnaam slachtoffer 8 en 9] gaat morgen naar spane met [naam 17] en [slachtoffer 9] ”,
“Als ze ale 3 in die auto zitten bro maai ze alle 3 aub”, “
hy mag alleen weg in een kist”, “die man moetmoetmoet dood”,
“we waren gwn met pippa”,
“Aub aub aub aub aub zoek die man aub aub aub bro Moeten em echt snel hebbe”, “kunnen ze gepopt worden”, “Ik heb een Glock op me”, “we hebben pippas” en “ik ga hem killen”,kunnen naar het oordeel van de rechtbank, in combinatie met de overige inhoud van de gesprekken, niet anders worden uitgelegd dan dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [naam 5] een gezamenlijk en concreet doel voor ogen hadden. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hieruit dat verdachten allen met dezelfde criminele intentie handelden. Hoewel de rollen van de verdachten verschilden, kan aan de hand van de inhoud van de gesprekken worden geconcludeerd dat alle verdachten precies wisten waar zij mee bezig waren, namelijk het voorbereiden van de liquidaties van de broers [familienaam slachtoffer 8 en 9] .
De rechtbank vindt dat onvoldoende uit de berichten en de overige bewijsmiddelen in het dossier blijkt dat het opzet van verdachten ook was gericht op het voorbereiden van de moord op [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] . Van dat onderdeel van de tenlastelegging wordt [verdachte] daarom vrijgesproken.
7.4.5
Medeplegen van voorbereiding van moord
Alle feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, waaronder de feiten en omstandigheden opgenomen in rubriek 7.4.3, de inhoud van de tussen de verdachten gevoerde gesprekken en de genoemde onderzoeksbevindingen, brengen de rechtbank tot de vaststelling dat [verdachte] samen met anderen een gezamenlijk en concreet doel voor ogen had, namelijk het treffen van voorbereidingen voor de liquidatie van Omar en Nourdinne [familienaam slachtoffer 8 en 9] . [verdachte] heeft hieraan een belangrijke bijdrage geleverd.
[verdachte] verbleef in Spanje en beschikte over vuurwapens. Hij werd door [medeverdachte 1] en [naam 5] aangestuurd en kreeg aanwijzingen en informatie ten behoeve van de zoektocht naar de broers [familienaam slachtoffer 8 en 9] . Op zijn beurt heeft hij [medeverdachte 1] en [naam 5] op de hoogte gehouden van zijn activiteiten in Spanje. [verdachte] ging geregeld op pad om de broers te zoeken en hij keek uit naar de voertuigen waarin zij reden. [verdachte] heeft de broers op enig moment op een terras gespot, waarna hij in overleg trad met [medeverdachte 1] om de broers op dat moment al dan niet ‘te poppen’. [verdachte] gaf daarbij aan dat hij een Glock bij zich had. Het doel van [medeverdachte 1] was duidelijk:
“hy mag alleen weg in een kist”, waarmee vermoedelijk werd gedoeld op het hoofddoelwit, Nourddine [familienaam slachtoffer 8 en 9] .
De rechtbank stelt vast dat de vuurwapens en telefoontoestellen waarover verdachten beschikten gezamenlijk naar hun uiterlijke verschijningsvorm dienstig konden zijn voor het plegen van een moord. Het is evident dat bij dergelijke misdrijven gebruik wordt gemaakt van vuurwapens. Ook wordt voor dergelijke misdrijven doorgaans gebruik gemaakt van PGP-telefoons, waarmee foto’s van doelwitten worden gedeeld, notities worden bijgehouden van verblijfplaatsen en voertuigen waarin beoogde doelwitten rijden en waarmee verdachten elkaar van minuut tot minuut op de hoogte houden van op handen zijnde liquidaties. Alles overwegende kan naar het oordeel van de rechtbank, uit het feit dat de verdachten over vuurwapens en PGP-toestellen beschikten, de gevoerde PGP-gesprekken over onder meer de precieze verblijfplaats van de broers [familienaam slachtoffer 8 en 9] en de overige genoemde omstandigheden van het geval, alles in onderlinge samenhang en verband beschouwd, worden afgeleid dat [verdachte] en de medeverdachten opzettelijk de bewezenverklaarde voorwerpen voorhanden hebben gehad en bezig waren met de voorbereiding van een moord. De middelen die [verdachte] en de medeverdachten voorhanden hadden waren kennelijk bestemd tot het begaan van moord. De rechtbank kan niet bewijzen dat de GPS-apparatuur, zoals ten laste is gelegd, is gebruikt of zou worden gebruikt bij de uitvoering van de beoogde liquidatie en dat het daarmee bestemd was tot het plegen van een moord. [verdachte] wordt van dat gedachtestreepje vrijgesproken.
[verdachte] beschikte samen met anderen over de middelen en zij hadden bovendien allen dezelfde criminele intentie waarmee zij handelden. De rechtbank stelt vast dat sprake is geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten dat zij gezamenlijk als medeplegers verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor het voorbereiden van een liquidatie.
7.4.6
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] samen met anderen vuurwapens en telefoons heeft verworven en voorhanden heeft gehad, welke voorwerpen kennelijk bestemd waren tot het begaan van een moord.
7.4.7
Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk
De rechtbank acht [verdachte] schuldig aan het verwijt in zaak C, namelijk het voorbereiden van twee moorden. In dat kader dient aan [verdachte] een straf te worden opgelegd. Dit kan geen andere straf zijn dan een vrijheidsbenemende straf. Zoals hiervoor in rubriek 4.2.1 is overwogen dient in een dergelijk geval, gelet op het ontbreken van een onherroepelijke toestemming van de Spaanse autoriteiten om [verdachte] te vervolgen voor dat feit, het Openbaar Ministerie, ten aanzien van zaak C, alsnog niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De rechtbank verklaart het Openbaar Ministerie om die reden niet-ontvankelijk in de vervolging van [verdachte] , ten aanzien van zaak C.
7.5
Zaak A feit 1: deelname aan een criminele organisatie (ZD 9)
7.5.1
Beschuldiging
[verdachte] wordt verweten dat hij in de periode van 20 juni 2014 tot en met 30 april 2016 heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven (moord en doodslag).
7.5.2
Deelname aan een criminele organisatie
Het deelnemen aan een criminele organisatie, zoals aan [verdachte] is ten laste gelegd onder feit 1, is strafbaar gesteld in artikel 140 Sr. Deze strafbaarstelling heeft betrekking op de persoonlijke betrokkenheid van de verdachte bij een criminele organisatie. [111]
Om tot een bewezenverklaring van dit feit te kunnen komen, dient de rechtbank in de eerste plaats te beoordelen of sprake was van een criminele organisatie (1) en zo ja, of bewezen kan worden dat de verdachte aan deze organisatie heeft deelgenomen (2).
7.5.3
Criminele organisatie (ad 1)
7.5.3.1 Juridisch kader
Onder een organisatie moet worden verstaan een samenwerkingsverband tussen tenminste twee personen met een zekere duurzaamheid en structuur. Niet vereist is dat daarbij komt vast te staan dat elke deelnemer aan deze organisatie moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere deelnemers, of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. [112]
Het oogmerk van de organisatie moet gericht zijn op het plegen van meer misdrijven. [113] Oogmerk op het plegen van één misdrijf is dus onvoldoende. Voor het bewijs van dat oogmerk – waartoe ook het naaste doel dat de organisatie nastreeft moet worden gerekend – zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie. [114]
7.5.3.2 De onderhavige zaak
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen zoals opgenomen in de verschillende zaakdossiers, alsmede op grond van de aanvullende bewijsmiddelen voor de criminele organisatie (ZD 9) acht de rechtbank bewezen dat in de periode van 20 juni 2014 tot en met 30 april 2016 een criminele organisatie actief was die tot oogmerk had het plegen van moord.
De rechtbank overweegt als volgt. Er was sprake van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband dat zich voor een periode van bijna twee jaar, in wisselende samenstelling, maar met een vaste kern, heeft beziggehouden met het plegen van (zoals in de zaak 13Maracane bewezen is) een poging tot moord, meerdere voorbereidingen van moord en een poging tot uitlokking van twee moorden.
[verdachte] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 7] hebben in de periode van 20 juni 2014 tot en met 21 november 2015 in wisselende samenstellingen voornoemde delicten gepleegd. Ook in april 2016 worden nog berichten gewisseld over een beoogd doelwit. Hoewel de gebeurtenissen van na 21 november 2015 (nog) geen concrete verdenkingen hebben opgeleverd (ten aanzien van de verdachten in het onderhavige onderzoek) volgt hieruit, naar het oordeel van de rechtbank wel, dat de organisatie nog steeds bestond en dat de leden van de organisatie nog volop bezig waren met het volgen van beoogde doelwitten en het verzamelen van informatie over doelwitten.
De delicten werden in overleg met [naam 2] (die [bijnaam 33] genoemd werd) gepleegd en ook [naam 5] nam zeer actief deel aan de voorbereidingen van de delicten. Zij hadden gezamenlijk, zoals dat in de verschillende zaakdossiers bewezen is verklaard, het opzet op de dood van de beoogde slachtoffers. Zij hadden het opzet op het plegen van levensdelicten. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de beschreven periode en de hoeveelheid beoogde levensdelicten vastgesteld kan worden dat het samenwerkingsverband ook duurzaam was.
De rechtbank vindt voor dat oordeel verder de volgende berichten en onderzoeksbevindingen redengevend.
Een notitie van 13 mei 2014 [115] aangetroffen op het PGP-account [account 9] van [medeverdachte 1] :
Hebben 3 moordcommandos en 4e standby en gebuert geen moer gewoon geen moer.... Hebben een wapenarsenaal om oorlog in afganisatan te voeren... Informatie die fbi niet eens heeft en wat gebeurt er geen ene moer lefterlijk geen ene moer..
(...)
[naam 21] ze team.. 4 negers [naam 22] .. Is 6 man."... [naam 23] ze team met hele fside 100 man als het moet....
[naam 24] ze team met bivak en helft west 50 man.... [bijnaam 34] ze team zeker 5 man... Dan nog MIJN team die smeken om te nakken...... Half amsterdam hebben we in handen en elke dag klagen over dat jullie skeer zijn.....
(…)
Denk na broers is dit wat we terug doen voor onsze broers die duur betaald hebben en er niet meer zijn... Als ik er aan denk bloedt me hart man...
Het bericht dat [medeverdachte 7] [116] stuurde op 18 augustus 2015 [117] aan [medeverdachte 5] [118] :
Zorgen dat we blokken hebben tog hahah
En zoregen dat alle sdoekoe veilig staat
Dat is een beetje die jobba
En kijken of we iemand kunnen klinkeren hahahha
Het bericht dat [medeverdachte 7] stuurde op 19 augustus 2015 [119] aan onder andere [naam 25] , [naam 5] en [medeverdachte 1] :
Salam broers
Vndg wachten we af in veel spanning of onze bro eruit komt
We hebben gefaald
We hebben geen eenheid getoond
We zijn mannen en we staan bij elkaar
En we bikkelen voor elkaar dus vergeet dat nooit aub
[bijnaam 33] is superbelangrijk maar het mag niet zo zijn dat als ie ff wegvalt dat we zo gaan doen
Love boys
Op het moment dat het bericht werd verstuurd zat [naam 2] (die [bijnaam 33] genoemd werd) gedetineerd, in afwachting van de uitspraak waarbij hij tot vier maanden gevangenisstraf werd veroordeeld.
Het bericht van [medeverdachte 1] van 20 augustus 2015 [120] dat hij onder andere aan [naam 25] en [naam 5] stuurde:
Boys, aub spreek met elkaar af
Neem 1 gezamenlijke beslissing
En daar gaan we voor
We moeten vooruitgang maken
We staan stil, we zijn een bedrijf. Mogen niet stilstaan
We moeten [bijnaam 33] eruitkrijgen, dat kan alleen als er onderling akkoord is
We moeten binnentrekken.
We moeten mensen kieren
Dit is wat we moeten doen
Uit de notitie en deze berichten blijkt naar het oordeel van de rechtbank de bestendigheid en het doel van het samenwerkingsverband: “We hebben drie moordcommando’s en een vierde standby”, “we zijn een bedrijf”, “we moeten mensen kieren” en “we zijn een eenheid”.
De organisatie hanteerde een dodenlijst, genaamd ‘El Listo’. Op deze lijst stonden de namen van de slachtoffers die voorkomen in de zaakdossiers van 13Maracane. In overleg met [naam 2] werden de beoogde slachtoffers bepaald, werden geldafspraken gemaakt en werden vervolgens door [naam 5] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 7] (in wisselende samenstelling), schutters, (automatische) vuurwapens, auto’s, kentekenplaten en bakens geregeld. Ook deelden zij informatie met elkaar over de verblijfplaatsen van de beoogde slachtoffers en de voertuigen waarin zij reden en deelden zij de foto’s van de beoogde slachtoffers. De leden van de organisatie maakten hierbij gebruik van PGP-telefoons, om heimelijk met elkaar te kunnen communiceren. Verdachten wisten wat zij aan elkaar hadden en bij wie zij moesten zijn voor bijvoorbeeld auto’s of vuurwapens. Ieders rol binnen de organisatie was bij alle leden bekend.
De organisatie beschikte over (automatische) vuurwapens, zoals dat bewezen is verklaard in ZD 7. [medeverdachte 8] is voor het aanwezig hebben van 34 automatische vuurwapens (type Kalasjnikov) veroordeeld. [naam 5] sprak in de berichten over zijn ‘stash’ die bij [medeverdachte 8] werd opgeslagen en waarover hij op ieder moment kon beschikken. Onder andere [verdachte] werd naar [medeverdachte 8] gestuurd om vuurwapens en munitie, ten behoeve van een op handen zijnde liquidatie, te halen bij [medeverdachte 8] . Het is een feit van algemene bekendheid dat voor het plegen van liquidaties wapens en munitie noodzakelijk zijn.
7.5.3.3 Conclusie
7.5.3.3.1 Criminele organisatie
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen, komt de rechtbank tot de conclusie dat er sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband dat zich gedurende ruim anderhalf jaar, in wisselende samenstelling, maar met een vaste kern, heeft beziggehouden met het plegen van liquidaties, dan wel pogingen of voorbereidingen daartoe. Daarbij werd een dodenlijst gehanteerd. De leden van de organisatie maakten gebruik van PGP-toestellen om heimelijk met elkaar te kunnen communiceren. Ook maakten zij gebruik van vuurwapens, (gestolen) voertuigen en bakens, zoals in de afzonderlijke zaakdossiers bewezen is verklaard.
7.5.3.3.2 Oogmerk moord
Gelet op de vooropgezette plannen om beoogde doelwitten te liquideren en de wijze waarop de op handen zijnde liquidaties werden voorbereid, kan naar het oordeel van de rechtbank bewezen worden dat de organisatie tot oogmerk had het plegen van moord. De leden van de organisatie lieten niets aan het toeval over en ook was op geen enkel moment sprake van een opwelling om een persoon van het leven te beroven, integendeel. De op handen zijnde liquidaties werden goed voorbereid, zo werd er informatie verzameld over de verblijfplaatsen van de beoogde doelwitten en de voertuigen waarin zij reden. Ook werden auto’s geregeld, kentekenplaten, werden bakens geplakt en werden vuurwapens geregeld ten behoeve van de te plegen moorden.
7.5.4
Deelnemen aan een criminele organisatie (ad 2)
7.5.4.1 Juridisch kader
Van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr kan slechts dan sprake zijn indien de verdachte:
1. behoort tot het samenwerkingsverband en
2. een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. [121]
In het bestanddeel deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr ligt tevens een opzetvereiste van de verdachte besloten. Redelijke wetsuitleg brengt volgens de Hoge Raad mee dat voor “deelneming” voldoende is dat de verdachte in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Niet vereist is dat de verdachte wetenschap heeft van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd (Hoge Raad 18 november 1997, NJ 1998/225).
Ook hoeft de verdachte geen opzet op die concrete misdrijven te hebben (Hoge Raad 8 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE5651).
Dit is niet anders indien het oogmerk van de organisatie is gericht op het plegen van misdrijven van uiteenlopende aard. [122]
7.5.4.2 De rol van [verdachte]
De rechtbank ziet zich thans voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat [verdachte] aan de criminele organisatie heeft deelgenomen en zo ja, gedurende welke periode. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Dat [verdachte] heeft behoord tot het samenwerkingsverband en dat hij wist dat de organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, volgt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam uit hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van ZD 1 en de overige zaakdossiers waarin [verdachte] een rol heeft gespeeld. Hoewel [verdachte] voor de feiten in de overige zaakdossiers wordt vrijgesproken en het Openbaar Ministerie in zaak C (ZD 8) niet-ontvankelijk is verklaard, komt de rechtbank wel tot de vaststelling dat hij ook in die zaakdossiers betrokken was of werd betrokken bij de voorbereidingen die werden getroffen voor meerdere liquidaties. Hieruit blijkt dat [verdachte] een belangrijk aandeel heeft gehad in gedragingen die ertoe strekken of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het plegen van moorden.
[verdachte] heeft in de ten laste gelegde periode gebruik gemaakt van meerdere PGP-accounts. Van PGP-telefoons is algemeen bekend dat deze worden gebruikt om heimelijk te kunnen communiceren in verband met criminele activiteiten. [verdachte] heeft met andere deelnemers van de organisatie via deze PGP-telefoons contact onderhouden. Zo heeft hij gesproken over het beramen van moordaanslagen en de beoogde doelwitten. [verdachte] heeft een uitvoerende rol binnen de criminele organisatie vervuld. Zo werd [verdachte] op pad gestuurd om vuurwapens op te halen, deze eerst schoon te maken en ze te vullen met munitie. Ook werd [verdachte] op pad gestuurd als spotter, om de verblijfplaats van een beoogd doelwit te achterhalen. Daarnaast werd [verdachte] ingeschakeld voor het doen van klusjes, zoals het laten huren van een auto en het regelen van kentekenplaten. Daarnaast blijkt uit de PGP-berichten dat [verdachte] actief deel uitmaakte van de gesprekken over de op handen zijnde liquidaties en de plannen die daartoe werden gemaakt.
De rechtbank komt tot het oordeel dat bewezen kan worden dat [verdachte] heeft behoord tot het samenwerkingsverband en dat hij een aandeel heeft gehad in gedragingen, dan wel heeft ondersteund, die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
7.5.5
Conclusie
De rechtbank acht dan ook bewezen dat [verdachte] heeft deelgenomen aan de criminele organisatie gedurende de periode van 20 juni 2014 tot en met 30 april 2016.

8.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de rubrieken 7.2 en 7.5 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
in zaak A ten aanzien van feit 1
in de periode van 20 juni 2014 tot en met 30 april 2016 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie bestaande uit hem, verdachte, en [medeverdachte 5] en [naam 5] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 7] en [naam 2] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- moord, als bedoeld in artikel 289 Wetboek van Strafrecht;
in zaak A ten aanzien van feit 3
in de periode van 26 januari 2015 tot en met 1 februari 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het met anderen te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord als bedoeld in de artikelen 289 van het Wetboek van Strafrecht, te plegen tegen
[slachtoffer 1] , opzettelijk:
  • vuurwapens en
  • voertuigen, waaronder een Citroen voorzien van kenteken [kenteken] en
  • kentekenplaten, [kenteken] en [kenteken] en
  • telefoontoestellen en
  • een gegevensdrager en
  • een tablet
heeft verworven en voorhanden heeft gehad, kennelijk bestemd tot het (in vereniging) begaan van dat misdrijf;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

9.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

10.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

11.Motivering van de straf

11.1
De eis van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hen in zaak A onder 1 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar, met aftrek van voorarrest. Ten aanzien van het bewezen geachte feit in zaak C heeft het Openbaar Ministerie een gevangenisstraf van drie jaar gevorderd.
11.2
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft verzocht bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de recent in werking getreden Wet Straffen en Beschermen waarbij de VI-regeling werd gewijzigd. Als gevolg van deze wijziging wordt de totale duur van de detentie, bij straffen vanaf zes jaar, hoger. De ten laste gelegde feiten zijn voorafgaand aan de inwerkingtreding gepleegd en daarnaast had het onderzoek ook voorafgaand aan de inwerkingtreding afgerond kunnen zijn. Het Openbaar Ministerie heeft de prioriteiten gelegd bij andere strafrechtelijke onderzoeken, hetgeen niet ten nadele van verdachte moet uitvallen. Voorts heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met het tijdsverloop in deze zaak, alsmede de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan
Verdachte heeft gedurende bijna twee jaar deelgenomen aan een organisatie, die tot oogmerk had het plegen van moorden. Het deelnemen aan een criminele organisatie is een delict dat de openbare orde raakt. De strafwaardigheid van deelneming aan een criminele organisatie wordt bepaald door het ontwrichtende karakter daarvan voor de openbare orde én de (daarmee samenhangende) aard van de misdrijven die worden beoogd. Binnen dit criminele samenwerkingsverband zijn meerdere buitengewoon ernstige en schokkende feiten begaan. Door (leden van) de organisatie zijn een poging tot moord en een poging tot uitlokking van moord gepleegd alsmede zijn er, in het kader van de organisatie, voorbereidingen getroffen om beoogde doelwitten te liquideren. De wijze waarop de organisatie opereerde is zonder meer als professioneel te kenschetsen. Binnen de organisatie werden opdrachten gegeven om doelwitten te liquideren. Deze opdrachten werden verder uitgezet onder de leden van de organisatie. Er werden zogenoemde ‘spotters’ ingezet om de doelwitten te observeren en ‘hitters’ die de liquidaties moesten uitvoeren. Voor deze werkzaamheden werden (gestolen) voertuigen geregeld en vuurwapens.
Door de leden van de organisatie werd gebruik gemaakt van PGP-telefoons, waarvan algemeen bekend is dat deze worden gebruikt om heimelijk te kunnen communiceren in verband met criminele activiteiten. Binnen de organisatie bestond een dodenlijst met namen en adressen van de verschillende doelwitten. Uit de aangetroffen communicatie doemt een verontrustend beeld op van een organisatie die zich met het plegen van liquidaties bezig hield. In huiveringwekkende berichten werd gesproken over hoe de beoogde doelwitten het beste geliquideerd konden worden en over de hoogte van het te betalen bedrag daarvoor. De leden van de organisatie, die zich onbespied waanden, spraken in de berichten gewetenloos over andere (mensen)levens, die in hun ogen kennelijk niets waard zijn.
De bijdrage van verdachte
Verdachte heeft in de ten laste gelegde periode gebruik gemaakt van meerdere PGP-accounts, waarmee hij met andere deelnemers van de organisatie contact heeft onderhouden en hij met hen gesproken heeft over de beoogde doelwitten en het beramen van moordaanslagen. Verdachte heeft geen coördinerende of bepalende rol gehad maar – zoals hiervoor overwogen – een uitvoerende rol vervuld. Zo werd hij op pad gestuurd om vuurwapens op te halen, deze eerst schoon te maken en ze te vullen met munitie. Uit de PGP-berichten blijkt dat verdachte actief deel uitmaakte van de gesprekken over de op handen zijnde liquidaties en de plannen die daartoe werden gemaakt.
Daarnaast heeft verdachte samen met anderen voorbereidingshandelingen verricht voor de moord op [slachtoffer 1] in 2015, door een auto te laten huren en het regelen van kentekenplaten.
Hoewel verdachte voor de overige ten laste gelegde feiten wordt vrijgesproken, en het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is verklaard in zaak C, is de rechtbank van oordeel dat verdachte ook in die zaakdossiers zorgwekkend veel voorkomt als het gaat om het regelen van wapens, het voeren van gesprekken over doelwitten en het observeren van beoogde doelwitten. Zo werd verdachte in ZD 2 op pad gestuurd om wapens op te halen uit de stash bij [bijnaam 21] , ten behoeve van een op handen zijnde liquidatie in Berlijn. In ZD 1 maakte verdachte deel uit van de gesprekken over een moordaanslag op [slachtoffer 1] in 2014. In 2015 blijkt hij actief betrokken te zijn geweest bij de voorbereidingen die getroffen werden om [slachtoffer 1] om het leven te brengen, zoals hiervoor bewezen is verklaard. Ook heeft hij voorbereidingshandelingen verricht voor de moord op de broers [familienaam slachtoffer 8 en 9] in Spanje. Verdachte was in Spanje actief op zoek naar de beoogde doelwitten. Op enig moment bevond verdachte zich zelfs bewapend op straat voor het café waar de beoogde doelwitten verbleven. Verdachte wist steeds precies wat er speelde in de organisatie, zoals dat tot uitdrukking komt in die betreffende zaakdossiers.
Strafmodaliteit
De bewezenverklaarde feiten zijn afzonderlijk, maar zeker ook in het licht van het gehele dossier, zó ernstig dat alleen het opleggen van een gevangenisstraf van lange duur passend is.
De rechtbank neemt hierbij, voor het plegen van voorbereidingshandelingen voor moord, waarbij er sprake is van een professionele en soms vergevorderde voorbereiding en waarbij in de uitvoering het risico dat anderen in het dodelijk geweld zouden worden meegenomen niet denkbeeldig is, een gevangenisstraf voor de duur van negen jaar als uitgangspunt. [123] In het geval van verdachte gaat het om de voorbereiding van één moord en verder komt daar ten aanzien van verdachte de deelname aan een criminele organisatie bij.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 10 januari 2022. Hieruit blijkt dat hij in 2009 door het gerechtshof Amsterdam is veroordeeld voor poging tot doodslag, bedreiging en het voorhanden hebben van een wapen en dat aan hem een langdurige gevangenisstraf is opgelegd.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, geen reden voor strafvermindering.
Nieuwe regeling voorwaardelijke invrijheidstelling (VI)
De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf in strafmatigende zin rekening gehouden met de nieuwe VI-regeling, zoals deze geldt onder de Wet Straffen en Beschermen en die in werking is getreden op 1 juli 2021, en heeft dit verdisconteerd in de straf.
De bewezenverklaarde feiten dateren immers van ruim vóór de inwerkingtreding van de nieuwe wet, namelijk van juni 2014 tot en met april 2016. De beslissingen van de rechter-commissaris, waarin wordt toegestaan dat onderzoek wordt verricht aan en in de gegevens van de server Ennetcom ten behoeve van 13Maracane, dateren van 12 januari 2017 en van
5 maart 2018. De rechtbank is van oordeel dat de uit dat onderzoek voortgekomen verdenkingen eerder op zitting hadden kunnen worden aangebracht, met als gevolg dat de oude VI regeling nog van kracht zou zijn geweest en de aan verdachten op te leggen straffen lager uit zouden zijn gevallen dan deze zullen doen onder de huidige regeling.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het opleggen van een gevangenisstraf van
negen jaar.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 46, 47, 57, 140, 287 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

13.Beslissing

Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte ter zake van het ten laste gelegde in zaak C.
Verklaart het in zaak A onder 2 en in zaak B ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 8 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
in zaak A ten aanzien van feit 1
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
in zaak A ten aanzien van feit 3
medeplegen van voorbereiding van medeplegen van moord.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
9 (negen) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.E. Hoogendijk, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en E. van den Brink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Baart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 december 2022.

Voetnoten

2.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.Een proces-verbaal van bevindingen, documentcode 14677728 van 14 september 2021, RI – p. 1333-1334 en
4.Een proces-verbaal van bevindingen, goednummer 5031995, documentcode 7418884, Start PV – p. 1461-1462.
5.Een proces-verbaal van bevindingen, goednummer 5032021, documentcode 7420236, Start PV – p. 1443-1444.
6.Een proces-verbaal verhoor verdachte, documentcode 16324040 van 7 juni 2022, PD 07 – p. 169-170 en
7.Een proces-verbaal van bevindingen volgorde gebruik PGP-accounts [verdachte] , documentcode 16970415 van
8.Een proces-verbaal van bevindingen, documentcode 14677728 van 14 september 2021, RI – p. 1335-1336.
9.Een proces-verbaal van bevindingen, documentcode 14677728 van 14 september 2021, RI – p. 1335-1336.
10.Een proces-verbaal van bevindingen, documentcode 14677728 van 14 september 2021, RI – p. 1334.
11.Zoals vastgesteld bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 december 2022 was [medeverdachte 1] de vaste gebruiker van het account [account 10] .
12.Met het PGP-account [account 6] : Zoals vastgesteld bij arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 23 december 2021 was [naam 5] de vaste gebruiker van de ennetcom-adressen [account 11] en [account 12] (ECLI:NL:GHARL:2021:11610).
13.Een proces-verbaal van bevindingen volgorde gebruik PGP-accounts [verdachte] , documentcode 16970415 van
14.Een proces-verbaal van bevindingen overeenkomst tatoeages, documentcode 15184606, PD 07 – p. 77-78.
15.Een proces-verbaal van bevindingen overeenkomst tatoeages, documentcode 15184606, PD 07 – p. 78-79.
16.Een proces-verbaal van bevindingen, documentcode 13859562, RI – p. 1280.
17.Een proces-verbaal van bevindingen, documentcode 13859562, RI – p. 1287.
18.Conclusie van E.J. Hofstee van 22 maart 2022, ECLI:NL:PHR:2022:263.
19.Arrest van de Hoge Raad van 24 oktober 1978, NJ 1979/52.
20.Arrest van de Hoge Raad van 30 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:389.
21.Arrest van de Hoge Raad van 21 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1258.
22.Arrest van de Hoge Raad van 12 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1956.
23.Arrest van de Hoge Raad van 8 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1380.
24.Conclusie van E.J. Hofstee van 8 juni 2021, ECLI:NL:PHR:2021:565.
25.Arrest van de Hoge Raad van 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:416.
26.Arrest van het gerechtshof Amsterdam van 11 maart 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:801.
27.Arrest van de Hoge Raad van 7 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1198, NJ 2020/394 met noot van T. Kooijmans.
28.Conclusie van D.J.C. Aben van 9 juni 2020, ECLI:NL:PHR:2020:576.
29.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2014162404-3 van 2 juli 2014, Start PV – p. 1411-1413.
30.Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2014162404-7 van 2 juli 2014, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar] .
31.Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2014162404-6 van 2 juli 2014, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar] .
32.Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2014162404-5 van 2 juli 2014, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar] .
33.Een proces-verbaal van sporenonderzoek met nummer 2014162404-8 van 30 oktober 2014, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar] , [opsporingsambtenaar] , [opsporingsambtenaar] en [opsporingsambtenaar] .
34.Een rapport, explosievenonderzoek van het NFI, van 14 november 2014, opgesteld door ing. H. Woortmeijer.
35.Met het PGP-account [account 9] , zoals vastgesteld bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 december 2022 was [medeverdachte 1] de vaste gebruiker van het account [account 13] .
36.Met het PGP-account [account 2] .
37.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15389118, ZD 07 – p. 109.
38.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15938605 van 3 februari 2022, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar T-110.
39.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15389118, ZD 07 – p. 109.
40.Een proces-verbaal van relaas met documentcode 14347388 van 5 oktober 2021, PD 01 – p. 4-5.
41.Een proces-verbaal van relaas met documentcode 14347388 van 5 oktober 2021, PD 01 – p. 6.
42.Onderzoek 13Rooibos, ter illustratie het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 mei 2016 inzake [verdachte 3] , ECLI:NL:RBAMS:2016:2834.
47.ECLI:NL:RBAMS:2016:2834, rubriek 4.1 Zaak A.
48.ECLI:NL:RBAMS:2016:2834, rubriek 4.4.4.9.
49.Proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14131672, ZD 01 – p. 39-40.
50.Met het PGP-account [account 5] .
51.Zoals vastgesteld bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 mei 2016 was [verdachte 3] de vaste gebruiker van het PGP-account [account 14] , ECLI:NL:RBAMS:2016:2834.
52.Met het PGP-account [account 6] : Zoals vastgesteld bij arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 23 december 2021 was [naam 5] de vaste gebruiker van de ennetcom-adressen [account 11] en [account 12] (ECLI:NL:GHARL:2021:11610).
53.Proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14131672, ZD 01 – p. 41.
54.Proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14131672, ZD 01 – p. 40.
55.Proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14131672, ZD 01 – p. 38.
56.Proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14131672, ZD 01 – p. 41.
57.Proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14131672, ZD 01 – p. 43.
58.Proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14131672, ZD 01 – p. 43.
59.Proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14131672, ZD 01 – p. 45.
60.Proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14131672, ZD 01 – p. 44.
61.Proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14131672, ZD 01 – p. 45.
62.Proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14131672, ZD 01 – p. 45.
63.Proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14131672, ZD 01 – p. 45.
64.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 5074604, Start PV – p. 523.
65.Een proces-verbaal van verhoor getuige met documentcode 4724103, ZD 01 – p. 95.
66.Een geschrift, een huurovereenkomst tussen Amcar met [naam 6] van 26 januari 2015, ZD 01 – p. 102-103.
67.Met het PGP-account [account 4] .
68.[naam 8] : ECLI:NL:RBAMS:2021:5088, bevestigt door het hof: ECLI:NL:GHAMS:2022:2840,
70.Een proces-verbaal van bevindingen aanvullende identificerende gegeven [verdachte] en [verdachte 2] , met documentcode 15533350, pagina’s niet doorgenummerd.
71.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15638401, ZD 08 – p. 10.
72.Een proces-verbaal van inbeslaggenomen PGP en een proces-verbaal identificatie [verdachte 2] als de gebruiker van het account [account 15] , respectievelijk RI – p. 553 en RI – p. 568-570.
73.Met het PGP-account [account 1] .
74.Een proces-verbaal met documentcode 7418884, onderzoek 13Puli, Start PV – p. 1472-1473.
75.Een proces-verbaal met documentcode 7418884, onderzoek 13Puli, Start PV – p. 1469.
76.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 13414188, ZD 140 – p. 303.
77.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 13414188, ZD 140 – p. 310.
78.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15638401, ZD 08 – p. 2.
79.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15638401, ZD 08 – p. 3-4.
80.Met het PGP-account [account 1] .
81.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15638401, ZD 08 – p. 6-7.
82.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15638401, ZD 08 – p. 8.
83.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15638401, ZD 08 – p. 9.
84.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15638401, ZD 08 – p. 12.
85.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15638401, ZD 08 – p. 13.
86.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15638401, ZD 08 – p. 14.
87.Een proces-verbaal van identificatie [naam 16] als de gebruiker van het account [account 16] , RI – p. 1406.
88.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15638401, ZD 08 – p. 14-15.
89.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15638401, ZD 08 – p. 15.
90.Een proces-verbaal met documentcode 7418884, onderzoek 13Puli, Start PV – p. 1473.
91.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15638401, ZD 08 – p. 15.
92.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15638401, ZD 08 – p. 15.
93.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15638401, ZD 08 – p. 16.
94.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15638401, ZD 08 – p. 16.
95.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15638401, ZD 08 – p. 16.
96.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15638401, ZD 08 – p. 17.
97.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15638401, ZD 08 – p. 17.
98.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15638401, ZD 08 – p. 17.
99.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15638401, ZD 08 – p. 18.
100.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15638401, ZD 08 – p. 18.
101.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15638401, ZD 08 – p. 18-19.
102.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15638401, ZD 08 – p. 20.
103.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15638401, ZD 08 – p. 20.
104.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15638401, ZD 08 – p. 21.
105.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15638401, ZD 08 – p. 21.
106.Een proces-verbaal identificatie [naam 20] als gebruiker van het account [account 17] ,
107.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15638401, ZD 08 – p. 21.
108.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15638401, ZD 08 – p. 22.
109.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15638401, ZD 08 – p. 23.
110.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 13414188, ZD 140 – p. 290.
111.Arrest van de Hoge Raad van 4 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:575.
112.Arrest van de Hoge Raad van 22 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7134.
113.Arrest van de Hoge Raad van 15 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6148.
114.Arrest van de Hoge Raad van 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502.
115.Een proces-verbaal met documentcode 13894594, ZD 140 – p. 30.
116.Met het PGP-account [account 18] , zoals vastgesteld bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 december 2022, was [medeverdachte 7] de vaste gebruiker van het account [account 18] .
117.Een proces-verbaal met documentcode 13894594, ZD 140 – p. 26.
118.Met het PGP-account [account 19] , zoals vastgesteld bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 december 2022, was [medeverdachte 5] de vaste gebruiker van het account [account 19] .
119.Een proces-verbaal met documentcode 13894594, ZD 140 – p. 14.
120.Een proces-verbaal met documentcode 13894594, ZD 140 – p. 14-15.
121.Arrest van de Hoge Raad van 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:264.
122.Arrest van de Hoge Raad van 5 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV4122.
123.Arrest van het gerechtshof Amsterdam van 30 september 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:2839.