1.6 notieblokje (beslagcode LAND03.07.04.001).
Beslagcode LAND03.02.02.003
(pag 217)
Op een op de [a-straat 1] te [plaats] aangetroffen notitie staan handgeschreven cijfers en letters die mogelijk op wapens en munitie duiden.
11 X 17
13 X 21+5 volle MAG
Met de cijfers ‘17” en 21” worden mogelijk typen Glock bedoeld. Met de cijfers “11” en 13” worden mogelijk aantallen bedoeld. Met “5 volle mag” worden mogelijk vijf, met kogelpatronen gevulde, patroonhouders bedoeld.
Bij de doorzoeking op 15 juli 2015 in het bedrijf [A] aan de [b-straat 1] te Nieuwegein zijn in box [001] en [002] diverse vuurwapens aangetroffen en inbeslaggenomen.
Waaronder:
• 11 pistolen van het merk/type “Glock 17”;
• 13 pistolen van het merk/type “Glock 21”;
• vijf volle Glock patroonhouders met 60 kogelpatronen.
106. Een proces-verbaal van bevindingen notitieboekje [a-straat 1] te [plaats] , in de wettelijke vorm opgemaakt op 7 december 2015 door de bevoegde opsporingsambtenaar 115 (G onderzoek beslag, deel 1, p. 113 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant: In het op 15 juli 2015 op de [a-straat 1] te [plaats] aangetroffen en inbeslaggenomen notitieboekje (beslagcode LAND3.07.04.001) is een nauwkeurig bijgehouden administratie betreft met een looptijd van anderhalf jaar.
In het gedeelte van het notitieboek na tab 2 wordt een financiële administratie bijgehouden. De financiële administratie is onder te verdelen in vijf categorieën te weten: verdovende middelen, wapens, middelen (trackers, kluizen, huurauto’s, jammers, camera’s, opslagboxen), handelingen (hitters, spotters en sweepen) en overige niet te duiden.
Vaststellen looptijd administratieDe administratie achter het eerste tabblad heeft als eerste datum 8-1. Net onder het midden van de eerste pagina is vermeld:
19-1 30 Guccie uit [betrokkene 4]
Vanaf nu nog 9 Gucci over 19-1-‘14
De laatste datum is 13-7. De doorzoeking van de woning [a-straat 1] te [plaats] vond plaats op 15 juli 2015. Op grond hiervan kan blijken dat deze administratie loopt vanaf 8 januari 2014 tot en met 13 juli 2015. Opgemerkt wordt dat in de periode tussen 28 februari 2014 en 17 oktober 2014 geen mutaties zijn gemaakt in de administratie, met uitzondering van 5 april 2014 als een mix van 10 kg wordt ingeboekt van “ [betrokkene 1] ” en wordt uitgeboekt naar “ [betrokkene 4] ”.
De administratie achter het tweede tabblad (de financiële administratie) heeft als eerste datum 10-1. Op de eerste pagina wordt net onder het midden vermeld:
“piz. totaal 430d. aan pap 12-1-’14
Vanaf hier 430030
De laatste beschreven datum is 14-7. De doorzoeking van de woning [a-straat 1] te [plaats] vond plaats op 15 juli 2015. Op de voorlaatste pagina van de administratie wordt de datum 30-6-15 vermeld:
11-7 6000 binnen van TTP man
Opslag: 280 op 30-6-’ 15 niet optellen!!
Hieruit kan worden opgemaakt dat de looptijd van deze administratie de periode beslaat van 10 januari 2014 tot en met 14 juli 2015.
De aangetroffen administratie en aangetroffen losse notitieblaadjes, die in beslag zijn genomen op de [a-straat 1] te [plaats] , zijn overgenomen in een Excel bestand. Uit analyse van de gegevens, blijkt dat de onder het eerste tabblad van het notitieboekje genoemde subtotalen op slechts twee uitzonderingen na correct zijn. In deze administratie is een aantal goederen vermeld, die eruit springen. Op 11 april 2015 worden 4 “Ennets” ingeboekt. Op 16 april 2015 wordt een Grandpower en twee volle magazijnen ingeboekt. Op 26 april 2015 en 29 april 2015 worden “jammers” vermeld.
Door de hele administratie achter tab 2 heen, staan subtotalen vermeld, bij de notitie “vanaf hier”. Hieronder twee voorbeelden:
18-5 vanaf hier 409358
vanaf hier 915688 op 11-1 -’15’
Uit analyse van de gegevens blijkt dat de onder het tweede tabblad van het notitieboekje genoemde subtotalen correct zijn op drie uitzonderingen na. De eerste keer dat een verschil optreedt tussen de noteringen in het boekje en de controle is op 20 juli 2014.
20-7 80d binnen van dir
vanaf hier 516068 20-7
Uit analyse blijkt dat het genoemde totaal van € 516.068 op 20 juli reeds bereikt is voor de erboven genoemde ontvangst van € 80.000. In het eerstvolgende subtotaal (op 27 juli 2014) wordt wel het juiste bedrag weergegeven, wat impliceert dat de € 80.000 daarin wel is verdisconteerd. Het subtotaal vermeld bij 25 januari 2015 is € 50,00 lager dan het op grond van de controle moet zijn. Vermoedelijk is dit verschil ontstaan door een gewijzigde transactie op 23 januari 2015 waar 1000 is doorgehaald (“1 duzu”) en is vervangen door 1050.
‘23-1
1 duzu1050 uit 2 huurauto’s voor spotters voor 10 dagen’
Dit verschil wordt nergens opgemerkt noch wordt gecorrigeerd in het notitieboekje.
De laatste keer dat een verschil optreedt tussen de noteringen in het boekje en de controle, is op de laatste pagina van de administratie uit het tweede tabblad. Uit analyse blijkt dat het genoemde subtotaal in het notitieboekje genoemd na 12 juli 2015 feitelijk het gecontroleerde totaal is vóór 12 juli 2015, dus nog zonder de ontvangst van de € 30.000 op 12 juli 2015.
12-7 30.000 binnen van [betrokkene 2] #
Vanaf hier: 577.368.
Er volgen nog twee noteringen op 13 juli 2015 en vervolgens nog twee op 14 juli 2015. De dag erna, op 15 juli 2015, is het notitieboekje inbeslaggenomen.
(Pag 124):
De administratie werkt vrij eenvoudig. Elke regel begint met een datumvermelding gevolgd door een bedrag. Daarna volgt de melding of het bedrag ontvangen is (“binnen van” dan wel “in van”) of uitgegeven is (“uit aan”). Ten slotte volgt een naam van de persoon die inlegt dan wel ontvangt, of, indien geen naam is vermeld, de goederen of dienst waar de transactie voor dient.
31-1 95d. uit [betrokkene 3]
31-1 11d uit safehouse 6 maanden vooruit.
De bedragen staan voluit geschreven:
3-3 1 1 1380 in van [betrokkene 4]
of worden geduid door middel van afkortingen en/of straattaal:
27-2 5d. uit aan [betrokkene 5]
27-2 11 barkie uit 2 pasjes laten maken [betrokkene 6]
24-6 3 3 duzu uit 2x BB + foto’s arnhem.
Uit de analyse blijkt dat de gebruikte afkorting “d” staat voor duizend, “Barkie” is straattaal voor honderd, “duzu” (of doezoe) is straattaal voor duizend. Op bijna alle pagina’s van de financiële administratie wordt ten minste één keer een tussentotaal vermeld, meestal voorzien van het bijschrift “vanaf hier”. Deze subtotalen sluiten aan bij de transacties die er tussen vermeld staan, zie het voorbeeld hieronder:
Vanaf hier: 216.428 2-12-‘14
3-12 135d in van [betrokkene 4]
4-12 5d uit aan [betrokkene 9]
5-12 1d uit aan [betrokkene 6]
10-12 160d binnen van [betrokkene 4]
1-2-12 86170 binnen van [betrokkene 7]
13-12 132110 binnen van mm
13-12 4900 binnen van mm
13-12 99.900 binnen van [betrokkene 8]
13-12 250 uit aan kentekenplaten
Vanaf hier 828258 14-12.
De financiële administratie (tab 2) is door mij onderverdeeld in vijf rubrieken:
1 - corresponderend met kiloadministratie (tab 1)
2 - wapens
3 - middelen
4 - verrichte handelingen
5 - overige, niet te duiden posten
Ik heb voor de verdeling in deze vijf categorieën geopteerd om de volgende redenen. Uit samenvoeging van de beide tabbladen uit het notitieboekje blijkt dat een deel van de financiële vermeldingen in het tweede tabblad vermoedelijk direct terugslaat op noteringen in de kiloadministratie van het eerste tabblad. Vanuit overige onderzoeksbevindingen is gebleken dat de groepering van verdachten waarop dit onderzoek ziet, beschikte over diverse middelen. Bij doorzoekingen op 15 juli 2015 zijn onder meer aangetroffen en inbeslaggenomen: diverse wapens, twee zeer snelle, gestolen, voertuigen, tientallen (één op één) telefoons, meerdere autovolgsystemen (trackers), alarmsystemen, camera’s, naamloze debetcards, diverse digitale gegevensdragers met informatie of beelden van onbekende derden en ten slotte een grote hoeveelheid vuurwapens en explosieven. Verder is tijdens het onderzoek gebleken dat verdachten zich regelmatig verplaatsten in gehuurde voertuigen, of voertuigen op naam van derden en gebruik maakten van gehuurde garageboxen en/of opslagruimtes. In de administratie van tab 2 zijn noteringen vermeld die, gelet op de beschrijvingen, kennelijk betrekking hebben op uitgaven voor de hiervoor genoemde middelen, diensten of verrichte handelingen. Kennelijk opereren de verdachten als criminele groepering en worden de kosten voor de groepering centraal bijgehouden. Dergelijke kosten binnen het kennelijke criminele samenwerkingsverband zijn dan samen te vatten onder de noemers “middelen” en “verrichte handelingen”. Opgemerkt wordt dat deze middelen en verrichte handelingen in combinatie met elkaar voorkomen en herkend worden in diverse liquidatieonderzoeken van de politie. Alleen in de totaaltellingen zijn deze posten daarom ook samengevoegd. Wapens worden separaat gerubriceerd vanwege de op 15 juli 2015 aangetroffen en inbeslaggenomen, aanzienlijke hoeveelheid vuurwapens en explosieven. Ten slotte zijn in de financiële administratie van tab 2 meerdere noteringen te zien, die niet direct onder een van genoemde drie rubrieken gebracht kunnen worden. Deze posten zijn ondergebracht in de rubriek overig, niet te duiden posten. Hieronder worden de rubrieken afzonderlijk besproken, aan de hand van de noteringen in het notitieboekje.
Rubriek - wapens
Ambtshalve is mij bekend dat de term “ijzer” in het criminele circuit gebruikt wordt als aanduiding van een vuurwapen. Ook in onderzoek 26Koper wordt door verschillende verdachten in opgenomen vertrouwelijke communicatie gesproken over “ijzer” en “ijzers”. Uit de context blijkt dat het dan over vuurwapens gaat. In het financiële gedeelte van het notitieboekje zijn zes posten opgenomen die vermoedelijk behoren tot de rubriek wapens. In vijf van de zes posten komt het woord “ijzer” voor. Aannemelijk is dat het woord ‘strijkijzer’ eveneens verhullend wordt gebruikt voor een vuurwapen. In totaal wordt er € 81.600 uitgegeven aan “ijzer”.
De notering van 16 april 2015 betreft een ontvangst van € 1.000 van de persoon genoemd “kleine Ouwe”. In het eerste tabblad is op 16 april 2015 te zien dat aan “kleine ouwe” een “Grandpower + 2 volle magaz” uitgaan. Een “Grandpower” betreft een vuurwapen en wordt hier waarschijnlijk geleverd met twee gevulde patroon houders. Vermoedelijk ziet de ontvangst van € 1.000 op de levering van een vuurwapen met munitie.
Er is € 81.600 uitgegeven aan wapens en er is € 1.000 ontvangen voor een wapen.
Datum
Bedrag
In
Uit
Voor/van wie
27-1-2014
5d
5000
ijzer
tab 2
15-2-2014
32,9d
32900
boek voor ijzer
tab 2
13-3-2014
17,2d
17.2
Boek Strijkijzer
tab 2
10-08-2014
5 barkie
500
ijzer wegbrengen
tab 2
21-2-2015
26
26
Boek/ijzer
tab 2
16-4-2015
1000
kleine ouwe
tab 2
16-4-2015
1
1
1 kleine ouwe
Grandpower + 2 volle magaz
tab 2
Totaal
1.000 (in)
81.600 (uit)
tab 1
In het notitieboekje zat tevens een los blaadje, net voor het eerste tabblad.
3-11 ontvangen van [betrokkene 10]
3x AK met 2 MAGA (6 totaal)
2x AK met 1 MAGA
Zak met AK patronen
Ontvangen van schoonzoon
Ouwe 2x korte AK met 2 MAGA (4 totaal)
1x Scorpio
Nu dit blaadje kennelijk de levering van een aantal wapens betreft, wordt met de aanduiding “Scorpio” mogelijk een vuurwapen van het merk Skorpion bedoeld. Op 15 juli 2015, tijdens de doorzoekingen van woningen van verdachten en van door verdachten gehuurde opslagboxen, zijn meerdere vuurwapens aangetroffen en inbeslaggenomen. Onder de 96 (semi-automatische) vuurwapens bevonden zich ten minste 4 Grandpowers, ten minste 13 AK’s (of internationale varianten, zoals Zastava, daarop) en ten minste 1 Skorpion.
Rubriek - middelenBij de datum “26-5” is vermeld: “7.000 uit aan 2 trackers + alarm”.
Ik merk op dat op 26 mei 2015 door [betrokkene 11] en [betrokkene 12] bij de Spyshop in Nieuwegein twee professionele bakensets en een alarmset zijn aangeschaft voor € 7.000 (zie de factuur van Sitcon (Spywebshop Nieuwegein, op pagina 0071). Opgemerkt wordt dat op de factuur het bedrag van € 6.900,01 is vermeld als eindbedrag. Dat is na verrekening van de korting. Het op de factuur genoemde “Draadloos Alarmsysteem” en het “Auto volg systeem PRO” kosten samen iets meer dan € 7.000,00 voor de korting. Kennelijk wordt met “tracker” of “track” een bakenset bedoeld.
Op 29 november 2014 is de volgende mutatie zichtbaar:
29-11 3500 uit aan Boek tracker
Bij de doorzoeking van de [c-straat 1] te [plaats] is op 15 juli 2015 een bakensysteem aangetroffen en inbeslaggenomen. Uit onderzoek is gebleken dat deze bakenset voor het eerst is geactiveerd op 3 december 2014. Opgemerkt wordt dat dit eenzelfde bakenset is als gekocht op 26 mei 2015 met dezelfde prijs.
Bij de doorzoeking op 15 juli 2015 zijn in de woning van [betrokkene 13] , [d-straat 1] in [plaats] , 90 (negentig) ongebruikte telefoons van het merk Blackberry aangetroffen en inbeslaggenomen. De gemiddelde marktwaarde van een encrypted Blackberry bedraagt (inclusief abonnement) ongeveer € 1.100. Een mij ambtshalve bekende provider van encrypted telefoons is Ennet. De negentig telefoons vertegenwoordigen een waarde van tenminste € 99.000.
In het notitieboek is op 7 juli 2015 een uitgave zichtbaar verband houdende met PGP telefoons
7-7 5.000 uit aan 4x PGP [betrokkene 8] en 1x PGP [betrokkene 14]
Direct daaropvolgend in het notitieboek is op 9 juli 2015 zichtbaar dat € 94.500 uitgaat naar Ennet/ [betrokkene 9] .
In twee dagen tijd wordt dus, volgens het notitieboekje, € 99.500 uitgegeven aan PGP-telefoons. Dit kan passen bij de telefoons die bij [betrokkene 13] zijn aangetroffen.
JammersOp basis van de noteringen in Tab 2 blijkt dat de organisatie kan beschikken over 1 grote en 3 kleine jammers.
26-4 14 jammers binnen van [betrokkene 2] . 5 grote en 9 kleine
29-4 4 gr. Jammers en 6 kl. jammers uit aan [betrokkene 15] .
Op 15 juli 2015 zijn bij de doorzoekingen 1 grote en 3 kleine jammers inbeslaggenomen.
Huurauto’sIn tab 2 van het notitieboekje staan meerdere vermeldingen voor uitgaven aan huurauto’s. Uit politieregistraties blijkt dat de groep van verdachten bij meerdere controles gecontroleerd zijn in voertuigen die niet op hun naam stonden maar op naam van (short)leasebedrijven of van verhuurbedrijven. Kennelijk is het gebruik van huurauto’s betaald door de organisatie nu deze uitgaven in het notitieboek gemuteerd worden.
Een voorbeeld: [betrokkene 12] is met [betrokkene 16] op 13 november 2014 in Bergen op Zoom gecontroleerd, nadat er een melding is binnengekomen bij de politie over een verdachte situatie. Het voertuig waarin [betrokkene 12] en [betrokkene 16] reden stond op naam van [B] BV.
In het notitieboekje is te zien dat op 12 november 2014 € 3.000 wordt uitgegeven 3 huurauto’s voor 1 maand:
12-11 3d. uit aan spotters 3 huurauto’s voor 1 maand
In het notitieboekje staat op 23 januari 2015 vermeld
23-1 1050 uit 2 huurauto ‘s voor spotters voor 10 dagen.
Kluizen en boxen [A]
In het notitieboekje zijn twee betalingen zichtbaar voor de aanschaf van een (kast)kluis:
27-2 500 uit aan kastkluis
13-5 500 uit aan kluis.
Tijdens de doorzoeking van de [b-straat 1] te Nieuwegein ( [A] ) op 15 juli 2015 is zowel in box [001] als in box [002] een kluis aangetroffen en in beslaggenomen. In de kluizen lagen wapens opgeslagen. Box [003] bleek leeg te zijn. Uit het huurcontract van box [002] van [A] blijkt dat [betrokkene 17] (zus van verdachte [verdachte] ) op 26 juni 2015 een bedrag verschuldigd is van € 280,00. In het notitieboekje is na 11 juli 2015 de volgende zin te lezen:
opslag: 280 op 30-6-’ 15 niet optellen!!
De factuur voor het huurcontract van box [003] voor de periode april tot en met juni 2015 is opgemaakt op 20 februari 2015 en gericht aan de verdachte [betrokkene 18] . Het factuurbedrag is € 450,00 voor drie maanden. Op 20 februari 2015 is in het notitieboekje een uitgave zichtbaar van € 1.900 voor opslag.
20-2 1900 uit voor opslag
Audi S5
Op 21 maart 2015 vindt, volgens het notitieboekje, een betaling plaats van € 3.500 ten behoeve van een “nieuwe Audi S5”.
In onderzoek 26Tear is gebleken dat op 9 maart 2015 vanuit de groepering van verdachten in 26Tear een Audi S5 geheeld wordt. Er zijn telefoongesprekken tussen verdachten afgeluisterd en opgenomen waarin gesproken wordt over bedragen van € 3.200 en € 3.800 voor de Audi S5. Het voertuig gaat op 9 maart 2015 vanuit Rotterdam via Nieuwegein naar Maurik, om daar gestald te worden in een garagebox aan de [e-straat 1] . Bij de doorzoeking op 15 juli 2015 is het gestolen voertuig daar aangetroffen en inbeslaggenomen.
Rubriek - verrichte handelingen
Drie noteringen achter tab 2 van het notitieboekje zien kennelijk op uitgaven aan middelen door en verrichte handelingen van de verdachten [betrokkene 11] , [betrokkene 13] , [betrokkene 12] en [betrokkene 19] . Hieronder worden de middelen en verrichte handelingen nader geduid.
Twee accu’s, raam, onkosten werkauto’s, benzineOp 22 mei wordt kennelijk € 1.000,00 uitgegeven aan twee accu’s, een raam, onkosten werk auto’s en benzine.
22-5 1000 uit aan 2 accu’s raam onkosten werk benzine.
Ik merk op dat uit opgenomen en afgeluisterde gesprekken en uit gegevens van registrerende peilbakens door het onderzoeksteam is vastgesteld dat [betrokkene 11] , [betrokkene 13] en [betrokkene 19] in de avond van 22 mei 2015 met een gestolen en in een garagebox in Maurik gestalde Audi S5 naar een garagebedrijf in Tiel zijn gereden om daar de auto te laten repareren. Op 18 mei 2015 werd er een gesprek opgenomen tussen [betrokkene 11] en een tot nu toe onbekend gebleven man. Samenvattend werd er gezegd dat: “de afstand het niet doet, dat het contact er nog inzit, dat die ijzer er ook uitgehaald is, over de accu en de originele sleutel, dat openmaken het probleem is, dat de lichtjes niet branden van de deur aan de binnenkant, dat ze dus allebei op zijn, deze en die 6.
Op 22/23 mei 2015 werd er een gesprek opgenomen tussen [betrokkene 13] , [betrokkene 11] en [betrokkene 19] . Samenvattend werd er gezegd dat: “ [betrokkene 20] het verpest heeft, hij heeft de kofferbak dichtgedaan, [betrokkene 20] zoekt de startkabels. [betrokkene 21] geeft aan waar de kabels erop moeten. [betrokkene 21] geeft aan dat ze de auto moeten starten, starten en wegrijden. [betrokkene 21] geeft aan dat de man van de garage staat te wachten dat het twee uur werk is. [betrokkene 21] geeft aan dat het matje op de stoel moet.”
Sweepen auto’sBij de datum 20-6 is vermeld: 2 x 350 = 700 sweapen 2 huur waggies.
Ik merk op dat blijkens afgeluisterde gesprekken, [betrokkene 12] en [betrokkene 13] op 19 juni 2015 meenden te hebben ontdekt dat in de huurauto van [betrokkene 12] een technisch hulpmiddel van de politie was aangebracht, waarna zij hun gehuurde auto’s bij de Spyshop in Arnhem hebben laten ‘sweepen’.
LiquidatiesIn het notitieboek is op 1 december 2014 een betaling van € 100.000 zichtbaar aan begunstigde met de naam “Hitter”. Tegelijkertijd wordt € 40.000 uitgegeven aan “ [betrokkene 9] Spotter”.
1-12 100d uit Hitter
1-12 40d. uit aan [betrokkene 9] spotter.
Op 14 april 2014 is ook een betaling zichtbaar van € 100.000:
14-4 100d uit aan [betrokkene 23]
Een dag later gevolgd door:
15-4 25d. uit aan [betrokkene 23]
Ambtshalve is mij bekend dat op 14 april 2014 in Steenbergen [betrokkene 24] is doodgeschoten. Drie maanden eerder op 11 januari 2014 is deze [betrokkene 24] ook beschoten en in zijn been getroffen. In het notitieboekje is op 12 januari 2014 ook een betaling aan “ [betrokkene 23] ” zichtbaar:
12-1 50d. uit [betrokkene 23]
SpottersHiervoor zijn meerdere posten zichtbaar geworden waarin de term “spotters” is gebruikt in het notitieboekje. In onderzoek 26Koper zijn meerdere aanwijzingen te vinden dat de groep verdachten zich onder meer bezig hield met het observeren van derden, mogelijk potentiële slachtoffers. In het notitieboekje is te zien dat op 23 januari 2015 € 1050 uitgegeven wordt aan twee huurauto’s voor spotters voor 10 dagen. De film, gemaakt op 24 januari 2015, toont beelden van twee mannen. In het notitieboekje zijn in februari 2015 de volgende mutaties te zien:
17-2 5000 uit aan [betrokkene 9] /spotters
23-2 1050 uit aan nieuwe track blok
Er is op 15 juli 2015 bij de doorzoeking van de woning van verdachte [betrokkene 12] , [c-straat 1] te [plaats] , een SD kaart is aangetroffen en inbeslaggenomen. Op de SD kaart zijn drie films aangetroffen waarop een potentieel slachtoffer is vastgelegd. De aangetroffen films zijn gemaakt op 25 februari 2015. In het notitieboekje is op 5 juli 2015 het volgende genoteerd:
5-7 6.000 uit aan spotters
Gedurende het onderzoek is vastgesteld dat begin juli 2015 onder andere door middel van een track and trace-systeem dat onder zijn voertuig was bevestigd, een potentieel slachtoffer is gelokaliseerd gevolgd. In tab 2 van het notitieboekje staan onder meer de volgende vermeldingen:
10-11 1d. uit aan boek: spotters, foto, camera tank
12-11 3d. uit aan spotters 3 huurauto’s voor 1 maand
17-11 1d. uit aan boek spotters/tank.
Aangetroffen en in beslaggenomen filmbeelden tonen twee mannen in het Carlton President Hotel te Maarssen. De films zijn gemaakt op 24 november 2014.
In juni 2015 worden ook de volgende mutaties gemaakt in het notitieboekje:
8-6 1100 uit aan Huurwaggie (spotters)
15-6 1400 uit aan Huurwaggie spott.
24-6 750 uit aan Camera /spotters
Uit onderzoeksbevindingen is gebleken dat door middel van fysieke observatie en door middel van het gebruik van een baken (track & trace) twee potentiële slachtoffers zijn gevolgd.
107. Een proces-verbaal uitslag sporenonderzoek in de wettelijke vorm opgemaakt op 20 juni 2016 door de bevoegde opsporingsambtenaar K089 (Hl, deel 5, p. 2241 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Er zijn dactyloscopische sporen aangetroffen op een notitieboekje (LAND03.07.04.001). Op diverse bladzijden uit het notitieboekje hebben verschillende sporen een individualisatie opgeleverd ten name van [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] .”
8. Het hof heeft met betrekking tot het in zaak A onder 1 primair tenlastegelegde feit het volgende overwogen:
“
Overwegingen over voorbereidingshandelingen (feit 1)
Juridische overwegingAan de verdachte is in zaak A onder 1 en 2 ten laste gelegd het medeplegen van voorbereiding van moord, respectievelijk diefstal met geweld dan wel afpersing.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het in zaak A onder 1 tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard. Uit de bewijsmiddelen blijkt volgens hem voldoende wat de contouren zijn van de beoogde uitvoering van voorgenomen misdrijf.
Namens de verdachte is betoogd dat de in de tenlastelegging genoemde gronddelicten onvoldoende bepaald zijn. Er is onvoldoende bewijs dat bij de verdachte de intentie bestond om één van deze misdrijven te plegen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft een debat plaatsgevonden over de eisen die moeten worden gesteld aan het bewijs van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Wat de advocaat-generaal en de raadsman in het bijzonder verdeeld houdt is de beantwoording van de vraag in welke mate van concreetheid en precisie de bewijsmiddelen zicht moeten bieden op het delict dat wordt voorbereid, ook wel het gronddelict genoemd.
Het hof overweegt als volgt.
Voor beantwoording van de vraag of de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen zijn bewezen, moet komen vast te staan dat de in de tenlastelegging omschreven voorwerpen, stoffen, informatiedragers en vervoermiddelen bestemd waren tot het begaan van het misdrijf, zoals in de tenlastelegging omschreven. Daartoe dient te worden beoordeeld of de middelen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen van de verdachte dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had. Voldoende is dat uit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat de bewezenverklaarde gedragingen van de verdachte strekten ter voorbereiding van dat misdrijf en dat zijn opzet op het begaan daarvan was gericht.
In de bewijslevering zijn aldus een objectieve en een subjectieve component te onderscheiden. De objectieve component heeft betrekking op de bestemming van de voorwerpen die de verdachte voorhanden heeft. Deze kan blijken uit de aard van de voorwerpen zelf of uit het samenstel van voorwerpen, bezien in hun onderling verband. De te hanteren maatstaf daarbij is de uiterlijke verschijningsvorm. De subjectieve component heeft betrekking op de intentie van de verdachte. Het criminele karakter daarvan kan blijken uit verklaringen van hemzelf of van anderen of uit bewijsmiddelen die zijn drijfveren onthullen zoals opgenomen en afgeluisterde (tele)communicatie, met anderen gedeelde informatie, internetgedrag of verzonden berichten. Deze beide aspecten in de bewijslevering zijn te onderscheiden maar niet te scheiden. De interpretatie van objectieve gedragingen wordt ingevuld mede aan de hand van inzicht in intenties. De bedoelingen van de verdachte op hun beurt kunnen worden afgeleid uit gedrag. Daarbij past behoedzaamheid van de rechter. Hij dient te waken voor te vergaande invulling. Naarmate meer inzicht bestaat in de intenties van de verdachte wordt de beoordeling van de bestemming van gedragingen zoals het voorhanden hebben van voorwerpen, vergemakkelijkt. En omgekeerd kunnen de gedragingen van de verdachte of de voorwerpen waarover deze beschikt in hun onderling verband en samenhang een zodanige zeggingskracht hebben dat de intenties min of meer duidelijk naar voren komen. Dat geldt met name voor voorwerpen waaruit naar hun aard geen bijzondere bestemming kan worden afgeleid, zoals auto’s of gereedschap. Pas in hun onderlinge samenhang of in het grotere verband met voorwerpen die wel als zodanig in een criminele context kunnen worden geplaatst kunnen deze voorwerpen onder omstandigheden als voorbereidingsmiddel worden getypeerd.
Het centrale begrip in het voorgaande is het misdadige doel dat de verdachte voor ogen heeft. In de rechtspraak wordt de maatstaf gehanteerd dat dit misdadige doel met voldoende bepaaldheid moet blijken. Bewezen moet worden dat de verdachte opzet heeft gehad op de bestemming (het beoogde gebruik) van de voorwerpen die hij voorhanden had. Daaronder is begrepen voorwaardelijk opzet, in die zin dat de verdachte de gevolgen van het beoogde gebruik op de koop toeneemt.
De hiervoor bedoelde intentie van de verdachte en de bestemming van de tenlastegelegde voorbereidingsmiddelen staan naar de mening van de verdediging in deze strafzaak in een problematische onderlinge verhouding. Aandacht is gevraagd voor de onbepaaldheid van de aard van de te plegen delicten, de beoogde slachtoffers en de voorgenomen momenten van uitvoering.
Als het hierom gaat biedt de wetsgeschiedenis enig houvast. Bij de initiële invoering van artikel 46 (oud) Sr in 1996 waren enkele aan de praktijk ontleende gevallen waarin personen zich dichtbij de pogingsfase van een delict bevonden de aanleiding om voorbereidingshandelingen strafbaar te stellen. Er diende een mogelijkheid te zijn om strafvorderlijk in te grijpen in situaties die een onaanvaardbaar risico voor de rechtsorde inhielden en om hierop vervolgens een strafrechtelijke reactie te geven. Het zou moeten gaan om gevallen waarin sprake was van een actueel ontoelaatbaar gevaar voor objectieve rechtsgoederen. Over de vereiste mate van concretisering doet de wetgever geen duidelijke uitspraken maar in de situaties die tot het wetsvoorstel hadden geleid was in elk geval de dreiging, ook in de zin van doelwit en uit de omstandigheden af te leiden werkwijze, tamelijk concreet. Dat kan op zichzelf beschouwd evenwel nog niet tot de slotsom leiden dat de wetgever gevallen waarin sprake is van meer generieke gevaarzetting buiten het bereik van artikel 46 (oud) Sr heeft willen houden.
De wet is enkele malen aangepast. Zo is in 2002 de delictsomschrijving aangepast in die zin dat het bij het gronddelict niet langer hoefde te gaan om een feit dat in vereniging zal worden gepleegd. In 2007 is vervolgens het zogeheten kennelijkheidsvereiste vervallen. De minister heeft in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat tot deze wijziging heeft geleid betoogd dat met het schrappen van het woord “kennelijk” werd beoogd grotere duidelijkheid te verschaffen over de uitleg van artikel 46 Sr. Daarbij is benadrukt dat de kern van de strafbaarstelling van voorbereiding van ernstige misdrijven is gelegen in de subjectieve bestemming van voorwerpen en gedragingen (MvT bij het wetsvoorstel 30 164, pagina 49). In een brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 17 maart 2005 heeft de minister hieraan toegevoegd dat hiermee werd aangesloten bij de jurisprudentie van de Hoge Raad:
De voorgestelde aanpassing houdt in dat het woord «kennelijk» in de strafbepaling wordt geschrapt. Daarmee beoog ik de reikwijdte van de strafbare voorbereiding te verduidelijken. Dat de voorwerpen waarmee ernstige misdrijven worden voorbereid «kennelijk» bestemd moeten zijn voor het plegen van het misdrijf kan tot verwarring leiden. De wettelijke omschrijving suggereert dat het karakter van het voorwerp doorslaggevend is. (..) Uit de rechtspraak van de Hoge Raad valt (..) af te leiden dat veeleer de bedoeling van de dader bepalend is voor de bestemming van de voorwerpen. De voorgestelde wijziging wil de wet daarmee in overeenstemming brengen (..)
De aanpassing vindt zijn grond in de wenselijkheid van verduidelijking. Ook nu behoeven, zo reageer ik op een volgende vraag van de heer Wolfsen, geen exacte gegevens vast te staan over het misdrijf waarop de voorbereidingshandelingen zijn gericht. Juist omdat het voorbereidingshandelingen betreft, is het doorgaans niet mogelijk om precies aan te duiden op welke wijze en wanneer het voorbereide misdrijf zou worden gepleegd (indien niet tijdig ingegrepen zou zijn). Wel moet duidelijk zijn om welk beoogd misdrijf het gaat. Overigens wijzigt het wetsvoorstel op dit punt niets aan artikel 46 Sr.
Het hof overweegt dat de keuze van de wetgever om, in aansluiting op de rechtspraak, het misdadige doel centraal te stellen in de bewijsvraag impliceert dat de verhouding tussen de intentie en het te plegen delict geen lineaire of directe hoeft te zijn. Er is een ondergrens die zich als volgt laat omschrijven. De intentionaliteit, opgevat als de criminele gerichtheid, moet vaststaan. Dat geldt ook voor het beoogde gebruik van de voorbereidingsmiddelen en voor de bedoelingen bij de verrichte voorbereidingshandelingen. Tot slot moet buiten redelijke twijfel zijn wat het karakter is van het gronddelict. Reeds vanwege het te hanteren strafmaximum dient duidelijk te zijn op welk misdrijf met een strafbedreiging van acht jaren gevangenisstraf of meer de voorbereiding betrekking heeft gehad. Noch uit de wet en de totstandkomingsgeschiedenis ervan noch uit de rechtspraak kan echter worden afgeleid dat een welomlijnd beeld van het te plegen gronddelict is vereist. Ook de rechtspraak van de Hoge Raad, die onder meer inhoudt dat de oppervlakkigheid of onvolkomenheid van de voorbereidingshandelingen en voorbereidingsmiddelen niet in de weg staat aan bewezenverklaring ervan, wijst in die richting. Het spreekt voor zich dat ook hieraan een zekere ondergrens is verbonden. Deze wordt geformuleerd door de minister in de nota naar aanleiding van het verslag: “
gedragingen die in de voorstelling van de dader bedoeld zijn als voorbereiding van een ernstig misdrijf maar die niet daadwerkelijk als voorbereiding van zo’n misdrijf beschouwd kunnen worden, vallen thans niet onder artikel 46 Sr en zullen daar ook na de voorgestelde aanpassing niet onder vallen” (pagina 56).
De enkele intentie van de dader is niet voldoende voor strafbaarheid. Van een acuut, direct risico, dat onmiddellijk strafvorderlijk ingrijpen urgent heeft gemaakt, hoeft echter geen sprake te zijn. Van een gedetailleerd inzicht in het beoogde gebruik van de middelen evenmin.
Voorts biedt de delictsomschrijving van artikel 46 Sr ruimte voor strafbare betrokkenheid bij voorbereidingshandelingen gericht op een delict dat door anderen dan degene die het voorbereidt, zal worden gepleegd. Dat blijkt ook uit de omstandigheid dat voorbereidingshandelingen tezamen en in vereniging kunnen worden gepleegd terwijl de intentie is dat het beoogde gronddelict door één dader zal worden gepleegd. Daarmee wordt de vereiste intensiteit van het door de rechter vast te stellen verband tussen voorbereiding en gronddelict verder gerelativeerd. Het gaat om beantwoording van de vraag of de verdachte een actueel en reëel risico op voltooiing van het beoogde delict in het leven heeft geroepen, waarbij hij de realisatie van dat gevolg op zijn minst op de koop toe heeft genomen.
Daar komt in het onderhavige geval bij dat aan de verdachte het medeplegen van voorbereidingshandelingen ten laste is gelegd. Deze deelnemingsvorm vereist een bewuste en nauwe samenwerking, alsmede opzet van de verdachte op de door hemzelf verrichte gedragingen en op de samenwerking. Dat opzet hoeft evenwel niet bij elke deelnemer op gelijke wijze te zijn georiënteerd noch op dezelfde wijze te zijn gevormd. Dat houdt in dat, afhankelijk van de wijze waarop de bijdrage van de medepleger aan de voorbereidingshandelingen gestalte krijgt, de oriëntatie op het gronddelict kan variëren.
Tot slot komt in de sleutel van de waardering van het gepresenteerde bewijs betekenis toe aan de volgende omstandigheid. De verdachte heeft gedurende het opsporingsonderzoek en in beide fasen van de berechting grotendeels gebruik gemaakt van zijn zwijgrecht. Op tal van vragen die betrekking hebben op uit de processtukken blijkende feiten en omstandigheden die belastend kunnen worden uitgelegd heeft hij geen antwoord gegeven. Daarmee verschuift het accent in de bewijswaardering in aanzienlijke mate van wat is gebleken over de subjectieve wil van de verdachte naar de context van de uiterlijke verschijningsvorm van het samenstel van voorbereidingsmiddelen ten aanzien waarvan gedragingen van de verdachte zijn gebleken. Deze gedragingen staan bovendien in een duidelijk verband met handelingen en gedragingen van andere verdachten in de zaak Koper. Het hof verwijst in dit verband naar de hierna volgende bewijsoverwegingen en de gebezigde bewijsmiddelen.
Hoewel daaruit blijkt dat er nog wel eens werd gewisseld van oriëntatie kan een zekere doelgerichtheid bij de observaties (in persoon alsmede met gebruikmaking van een peilbaken) zonder meer uit de bewijsmiddelen worden afgeleid.
Het hof stelt vast dat de verdediging heeft betoogd dat de in de tenlastelegging vermelde voorbereidingsmiddelen, op zichzelf noch in hun samenhang, wijzen in de richting van een concreet aan te duiden misdrijf. Dat betekent echter niet dat de rechter, in het licht van het stilzwijgen van de verdachte, niet tot de slotsom zou kunnen komen dat een voldoende concreet omlijnd misdrijf is voorbereid. In die zin lopen in het betoog van de verdediging de waardering van de inhoudelijke kwaliteit van het gepresenteerde bewijs en de daaraan uiteindelijk voor de bewijsbeslissing te verbinden conclusies door elkaar. Anders gezegd, de bepaaldheid van elk van de voorbereidingsmiddelen op zichzelf bezien kan wellicht voor meer uitleg vatbaar zijn. Dat houdt echter nog steeds in dat die bepaaldheid, in het licht van wat overigens is gebleken over intenties en handelingen van de verdachte en van andere relevante betrokkenen, en gelet op alle middelen in onderling verband en samenhang beschouwd, daaraan toch in toereikende mate kan worden toegekend. Daarop zal hierna nader worden ingegaan.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Tegen de achtergrond van de hiervoor uiteengezette maatstaf stelt het hof vast dat de bewijsmiddelen het volgende inhouden.
De bewijsmiddelen hebben blijkens hun inhoud in het bijzonder betrekking op vijf personen, opererend in een criminele setting. Het gaat om [verdachte] , [betrokkene 19] , [betrokkene 13] , [betrokkene 12] en [betrokkene 11] . [betrokkene 19] , [betrokkene 13] , [betrokkene 12] en [betrokkene 11] stonden op diverse wijzen met elkaar in contact. Dit blijkt uit de voor het bewijs gebezigde OVC-gesprekken, gevoerd in de door [betrokkene 19] , [betrokkene 13] , [betrokkene 12] en [betrokkene 11] gebruikte auto’s en in de garagebox aan de [e-straat 1] in Maurik. Daarnaast onderhield een aantal van hen contact met gebruikmaking van telefoontoestellen van het merk BlackBerry voorzien van de applicatie PGP (hierna: PGP-toestellen) met het oog op, zo neemt het hof aan, het voorkomen van afluisteren door de justitiële autoriteiten. [verdachte] was opgenomen in de contactenlijst van de BlackBerry-toestellen van [betrokkene 12] en [betrokkene 19] . In de contactenlijst van een onder [betrokkene 19] in beslag genomen BlackBerry stonden onder meer vermeld: [betrokkene 9] , [betrokkene 23] , [betrokkene 2] . Deze personen stonden met dezelfde aanduiding in de administratie van [verdachte] . Verder blijkt uit de hierna te bespreken administratie van [verdachte] dat daarin aantekeningen zijn opgenomen over [betrokkene 19] , die daarin is aangeduid als “Boek”. [betrokkene 12] stond in contact met [betrokkene 19] . Daarbij zijn in de maand juli 2015 via de versleutelde BlackBerry’s berichten gewisseld over tegen hen lopende politieonderzoeken waarvan [betrokkene 12] kennelijk op de hoogte was en over de aanschaf van een zogeheten “sweepapparaat” en over een vuurwapen.
[betrokkene 19] , [verdachte] , [betrokkene 13] , [betrokkene 12] en [betrokkene 11] hebben samen een voorraad vuurwapens voorhanden gehad. Ten laste van [verdachte] zal het hof, zoals hierna nader zal worden gemotiveerd, het medeplegen van het bezit van ongeveer honderd vuurwapens bewezen verklaren. De wapenvoorraad bevond zich in twee opslagboxen bij de [A] in Nieuwegein. Een deel van deze vuurwapens betrof automatische aanvalsgeweren. Bij deze voorraad zijn tevens patronen aangetroffen, waarvan een deel zogeheten pantserdoorborende munitie betrof. Ook geluiddempers en laserrichtmiddelen maakten deel uit van de wapenvoorraad. Dit samenstel van voorwerpen kan, in het bijzonder gelet op de gangbare en meest voor de hand liggende toepassing van de accessoires, naar algemene ervaringsregels in verband worden gebracht met de uitvoering van levensdelicten.
De gemeenschappelijke betrokkenheid van [betrokkene 19] , [betrokkene 13] , [betrokkene 12] en [betrokkene 11] bij deze wapens blijkt uit onder meer de inhoud van de bewijsmiddelen die betrekking hebben op de gebeurtenissen in de avond van 13 juni 2015. [betrokkene 11] en [betrokkene 12] verplaatsen dan meerdere vuurwapens van Wijk bij Duurstede naar één van de opslagboxen bij de [A] in Nieuwegein. [betrokkene 13] en [betrokkene 19] zijn daarover op dat moment in gesprek. De feitelijk huurder van de boxen was [verdachte] . Dit blijkt uit de in zijn woning aanwezige sleutels van beide boxen en van een van de sleutels van een kluis in één van die boxen en uit de verklaring van zijn zus [betrokkene 17] van 12 augustus 2015.
Daarnaast hebben [betrokkene 12] en [betrokkene 11] eenmaal met een vuurwapen geschoten in de late uren in een afgelegen gebied. [betrokkene 13] heeft dit drie maal gedaan. Dat het er hierbij om ging de bruikbaarheid van de wapens uit te proberen kan worden afgeleid uit heimelijk opgenomen en afgeluisterde gesprekken. Op 23 mei 2015 hebben [betrokkene 13] en [betrokkene 12] in de Fiat Punto van eerstgenoemde tegen elkaar het volgende gezegd rondom het moment van schieten met een vuurwapen op een afgelegen locatie: ‘We moeten het ding testen’ en ‘we moeten de ijzers (het hof begrijpt vuurwapens) meenemen’. Op 28 mei 2015 wordt in de loop van de dag in dezelfde Punto nagepraat door [betrokkene 12] en [betrokkene 13] over proefschieten door [betrokkene 11] en [betrokkene 13] in de voorafgegane nacht. Om 14:00 uur zegt [betrokkene 13] : ‘Er zat weer zo’n kanker misvormde bullit tussen’. [betrokkene 12] antwoordt: ‘Die zijn faya (het hof begrijpt: “erg”) he?’
Voorts hebben [betrokkene 19] , [betrokkene 13] , [betrokkene 12] en [betrokkene 11] twee Audi’s, een RS6 en een S5, voorhanden gehad. Zij zijn in wisselende samenstelling aanwezig geweest bij de garageboxen waar deze auto’s waren gestald. Daarbij zijn werkzaamheden verricht die kennelijk waren gericht op het rijklaar maken, respectievelijk houden, van deze auto’s. Accu’s en jerrycans werden gebracht (kennelijk om de tanks van de auto’s met benzine te vullen) en meegenomen en de auto’s werden gestart. Eén van de auto’s is eenmaal tijdens de nachtelijke uren gebracht naar een garage waar enkele reparaties zijn uitgevoerd. Deze reparatie is, naar het hof aanneemt, geregistreerd in de administratie van [verdachte] . Aan de hand van door de betrokkenen gevoerde gesprekken, die heimelijk zijn opgenomen en afgeluisterd, alsmede op basis van het gebruik van handschoenen, kan worden geconcludeerd dat de auto’s vrij dienden te zijn en te blijven van tot de genoemde personen te herleiden sporen. Het betreft in beide gevallen een zeer snelle auto. Het kan als een feit van algemene bekendheid worden beschouwd dat dit type auto’s nog wel eens wordt gebruikt bij het plegen van ernstige delicten. De aanwezigheid van twee flessen benzine in de Audi RS6 draagt bij aan de slotsom dat deze auto bestemd was voor gebruik bij de uitvoering van een misdrijf van serieuze betekenis. Anders dan het geval is bij de vuurwapens met toebehoren kan ten aanzien van deze auto’s in het algemeen niet de exclusieve, althans, in redelijkheid aan te nemen, overwegende, bestemming van moord worden aangenomen. In het licht van de hierna nog te bespreken inhoud van de overige bewijsmiddelen dient evenwel de slotsom te zijn dat de auto’s ook met deze intentie beschikbaar werden gehouden.
Op uiteenlopende wijzen zijn de gangen van personen gevolgd en in beeld gebracht. [betrokkene 12] en [betrokkene 13] hebben, naar het hof aanneemt, op 12 juni 2015 het baken #0580 geactiveerd, dat op 13 juni 2015 om 00:01 uur actief wordt. Zij wilden, zo blijkt uit door hen gevoerde vertrouwelijke gesprekken, iemand “spotten”. Uit OVC-gesprekken, gevoerd op 13 juni 2015 tussen [betrokkene 13] en een onbekende blijkt eveneens dat één of meer personen, aangeduid aan de hand van merk en type auto waarin deze personen zouden rijden, in de gaten dienden te worden gehouden.
In de woning van [betrokkene 12] zijn enkele peilbakens aangetroffen die eerder zijn geactiveerd en gebruikt. Ook zijn verpakkingen van gebruikte peilbakens bij hem gevonden. In de woning van [betrokkene 11] is een BlackBerry aangetroffen waarop foto’s stonden van een peilbaken. [betrokkene 11] heeft op 25 mei 2015 gesproken met [betrokkene 12] over een bezoek aan de Spyshop in [plaats] . [betrokkene 12] en [betrokkene 13] hebben, zo kan worden vastgesteld mede bezien in het licht van de daarop betrekking hebbende administratie van [verdachte] , samen op 26 mei 2015 twee peilbakens in de Spyshop gekocht. Ook [betrokkene 19] kan, zoals later zal worden besproken, in verband worden gebracht met het gebruik van peilbakens.
In de woningen van de reeds onherroepelijk veroordeelde medeverdachte [betrokkene 25] en van [betrokkene 12] zijn gegevensdragers gevonden met daarop beelden van personen in een horecagelegenheid. Op deze opnames zijn tevens de stemmen te horen van respectievelijk [betrokkene 12] , [betrokkene 13] en [betrokkene 11] . Zij hebben kennelijk de opnames gemaakt. De intentie om de betrokken personen op een adequate wijze in beeld te brengen blijkt uit hetgeen door hen wordt gezegd. De opnames hebben onder meer betrekking op de personen [betrokkene 26] , [betrokkene 27] en [betrokkene 28] en [betrokkene 29] . Van de opnames van [betrokkene 26] zijn vijf foto’s aangetroffen op de BlackBerry van [betrokkene 19] die in beslag is genomen op 15 juli 2015 bij een doorzoeking van diens verblijfplaats in [plaats] .
In de woning van [verdachte] is een notitieboekje in beslag genomen. Dit kan worden aangemerkt als een financiële administratie over de periode 8 januari 2014 tot en met 14 juli 2015. Deze administratie is door [verdachte] bijgehouden. De administratie heeft onder meer betrekking op de aanschaf van wapens, aangeduid als “ijzers”. Daarbij is enkele malen de bijnaam van [betrokkene 19] vermeld. Op diverse significante onderdelen blijkt deze administratie in direct verband te staan met door [betrokkene 13] , [betrokkene 12] , [betrokkene 19] en [betrokkene 11] verrichte handelingen. Zij worden in de administratie met hun bijnamen aangeduid. Zo blijkt onder meer dat de aanschaf van peilbakens (aangeduid als trackers) is vastgelegd. Daarnaast zijn uitgaven opgenomen voor spotters, de aanschaf van enkele telefoontoestellen met PGP-applicatie, camera’s en de huur van auto’s. Zij maakten, met uitzondering van [verdachte] , allen gebruik van huurauto’s. Ook de huur van de garageboxen in Maurik, waar de twee Audi’s stonden geparkeerd, is, zo maakt het hof op uit de inhoud van de administratie via en/of door [verdachte] betaald.
In verband met de beoordeling van de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen acht het hof de volgende, heimelijk opgenomen en afgeluisterde, vertrouwelijke gesprekken in het bijzonder van belang.
Op 17 juni 2015 hebben [betrokkene 19] en [betrokkene 13] gesprekken gevoerd in de Renault Megane waarin zij die dag reden. [betrokkene 13] zegt onder meer tegen [betrokkene 19] om 18:35 uur: ‘Hij komt om uh 6 uur 7 uur (...) je weet toch dat hij buiten komt bij osso, je weet toch is perfect. Helemaal als je zo een stille hebt is het klaar je weet toch’. [betrokkene 19] reageert onder meer als volgt: “hij moet er wel aan”. [betrokkene 13] zegt even later: “laat gewoon verrotten hij is binnen no time is die split. Dat is echt geen probleem echt niet.” Het gesprek gaat voorts over personen die kennelijk gevolgd worden. [betrokkene 19] : “eigenlijk moeten we gewoon weer op die kale. Die kale en die joego”. [betrokkene 13] : “hij gaat ons daarheen brengen, 100%; waarom in die hotels? Altijd bij elkaar”. [betrokkene 19] : “het zijn van die hangmensen”. En [betrokkene 19] even later: “die keer op de Kanaalstraat, dat was hem gewoon, en daar in België ook”. [betrokkene 13] : “dat moet hem zijn; gewoon heel undercover, je zit op iemand heel vaak, en dan zie je opeens die hoofd verschijnen”. En [betrokkene 19] nogmaals: “moeten eerst uitvinden wat voor auto die vriend rijdt dan. Die kale of die andere twee. Hij rijdt zelf die Golf’.
Op 24 mei 2015 omstreeks 22:00 uur zegt [betrokkene 13] tegen [betrokkene 12] “hun komen en doen dang dang kom pang ... pfff split. Hup deze in de fik, hup ijzer doe je de volgende, pang split, laat je die shit daar. Wij moeten nog naar die waggie ... even eerlijk, ik ben er niet vies van ... is een keus die je maakt.” En: “het is vies, maar ja andere kant is het ook wel een kans”. Kort daarna zegt [betrokkene 13] tegen [betrokkene 12] : “alles wat we gedaan hebben is om die fietsen gewoon ( ..) in orde te zetten. Klaar nu is eindelijk alles gefixt ( ..) die 2 vest die regelt [betrokkene 30] ”. En om 22:36 uur zegt [betrokkene 13] nog: “het gaat om ijzers, als ie tegen ons zegt ga die kant snel dingen klaar leggen, bam binnen tien minuten hebben we die dinges klaar.” [betrokkene 12] : “Ja”.
Voorts slaat het hof acht op enkele feiten en omstandigheden, die kunnen worden ontleend aan de bewijsmiddelen, zoals blijkend uit de resultaten van opsporing met betrekking tot de moord op [betrokkene 24] . De verdediging heeft erop gewezen dat deze resultaten niet mogen worden gebruikt voor het bewijs omdat het hier gaat om een opsporingsonderzoek dat niet heeft geleid tot enige strafvervolging en omdat de bevindingen mogelijk slechts in gefragmenteerde vorm bij de processtukken zijn gevoegd. Het hof overweegt dat de bewijswaarde en bewijskracht van deze resultaten met terughoudendheid dienen te worden beoordeeld, maar enkele bevindingen, zoals hierna weergegeven, zijn niet zodanig dat de feitelijke juistheid ervan in twijfel dient te worden getrokken. Evenmin is hiervoor, anders dan betoogd door de raadsman, meer context nodig voordat het hof hiervan de mogelijke bijdrage aan de bewijsvoering kan wegen. Het hof acht het volgende van betekenis voor het bewijs.
Op 17 november 2014 zijn de, in de woning van [betrokkene 25] aangetroffen, heimelijk opgenomen filmbeelden van [betrokkene 27] en [betrokkene 28] , gemaakt. De stemmen van [betrokkene 12] en [betrokkene 11] zijn hierop herkend. Uit de printgegevens van het baken met IMEI-nummer # [004] blijkt dat dit op 17 november 2014 tussen 21.10 uur en 22.59 uur actief was in de directe omgeving van het Carlton President hotel in Utrecht, waar [betrokkene 27] en [betrokkene 28] zich dan bevinden. Dit zijn de tijdstippen waarop is gefilmd. Op 7 augustus 2014 is in de [f-straat 1] te [plaats] (woning van [betrokkene 31] , ex-vrouw van [betrokkene 19] , tevens de verblijfplaats van [betrokkene 19] in de voorafgaande periode) een lege houder gevonden van de simkaart met telefoonnummer * [005] ; deze is geplaatst geweest in dit baken # [004] in mei 2014. Het baken was ook actief op 18 januari 2014 rond 18:26 uur bij een tankstation van Total in Amersfoort; op dat moment tankte [betrokkene 19] daar, zoals blijkt uit camerabeelden. Het baken stond op die dag in verbinding met een Samsung Galaxy S3 met imei-nummer # [006] , met daarin telefoonnummer * [007] . Het andere baken waarmee de Samsung verbinding had was de # [008] . Van die Samsung # [006] had [betrokkene 19] op 19 januari 2014 bij een controle de verpakking in de door hem bestuurde Peugeot liggen. Op het moment van die controle was het baken # [008] in de directe omgeving van de locatie van die controle. Over dat baken # [008] is voorts vastgesteld dat dit in de periode 11-19 februari 2014 dezelfde routes heeft gevolgd als de telefoon met het telefoonnummer (* [009] ) van [betrokkene 24] . De # [008] communiceerde in die periode ook met het Samsung toestel met IMEI # [006] . [betrokkene 24] is op 14 april 2014 doodgeschoten. Op 11 januari 2014 is gepoogd hem van het leven te beroven.
In dit perspectief bezien krijgen ook enkele aantekeningen in de administratie van [verdachte] reliëf. Dit zijn: “12-1 50d. uit [betrokkene 23] ” en “14-4 100d. uit aan [betrokkene 23] ” en “15-4 25d. uit aan [betrokkene 23] .” Het hof begrijpt, in navolging van de politie, dat het hier steeds om duizendtallen gaat. Gelet op de plaatsen in het notitieboekje gaat het hier om data in het jaar 2014. Deze resultaten van het opsporingsonderzoek grijpen, mede tegen de achtergrond van het gebleken contact tussen [betrokkene 19] en [verdachte] , zodanig in elkaar dat het hof ervan uitgaat dat de geregistreerde uitgaven aan [betrokkene 23] , wie hij ook moge zijn, in een betekenisvol verband staan met de moord op [betrokkene 24] . In het midden kan blijven welke rol elk van de betrokkenen heeft gespeeld. Van betekenis voor het bewijs is dat sprake is geweest van een gedeelde betrokkenheid in de zin van activiteiten gericht op de dood van [betrokkene 24] . Daarbij is sprake geweest van een werkwijze, bestaand onder meer in de inzet van een peilbaken, die overeenkomt met de gang van zaken bij de handelingen van de betrokken verdachten in het onderzoek 26Koper. Opmerkelijk is voorts een uitgave op 1 december 2014 aan een “ [betrokkene 9] spotter” van 40d en aan een “hitter” van “100d” (naar het hof begrijpt honderdduizend, mede gelet op het bedrag, voor een schutter).
Van belang is bovendien dat [betrokkene 27] op 22 juni 2016 eveneens van het leven is beroofd. De verdachte en zijn medeverdachten waren toen al gedetineerd, maar dat doet niet af aan de duiding zoals die hiervoor aan de uit de bewijsmiddelen blijkende activiteiten van de verdachte en zijn medeverdachten is gegeven. Op dezelfde wijze komt betekenis toe aan het gegeven dat de eveneens geobserveerde [betrokkene 26] op 9 mei 2016 is vermoord. Bezien in het licht van het voorgaande kan niet worden volgehouden dat het hier om neutrale feiten gaat die geen aanvullende waarde hebben bij de beoordeling van de tenlastelegging.
De hiervoor besproken inhoud van de bewijsmiddelen kan worden gekenschetst als een onderling sterk verweven geheel van redengevende feiten en omstandigheden. Verschillende betrokkenen hebben op uiteenlopende momenten alleen of in wisselende samenstelling activiteiten uitgevoerd en voorwerpen voorhanden gehad die overeenkomen en gelijksoortig zijn. Door de verdediging is gewezen op risico’s en schaduwkanten van een benadering waarin veel gewicht wordt toegekend aan het onderlinge verband tussen en de samenhang binnen die bewijsmiddelen. Daarbij wordt over het hoofd gezien dat verband en samenhang niet worden toegekend of toegeschreven maar in de inhoud van die bewijsmiddelen zelf kan worden gevonden. Voor een geïsoleerde of gefragmenteerde beschouwing en waardering bestaat dan geen enkele aanleiding.
Het hof overweegt dat de onderlinge verwevenheid van de bewijsmiddelen zodanig is dat uitingen van één of meer verdachten waaruit blijkt van hun betrokkenheid bij de uit de bewijsmiddelen blijkende activiteiten ook inzicht kunnen bieden in de intenties van de overige betrokken verdachten. Het hof heeft daarbij met name het oog op de inhoud van de communicatie tussen [betrokkene 19] , [betrokkene 11] , [betrokkene 13] en [betrokkene 12] , tot uiting komend in de OVC-gesprekken, de afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken en de ontsleutelde PGP-berichten.
De verdachte heeft er gedurende het opsporingsonderzoek (vrijwel volledig) het zwijgen toe gedaan. Vragen van rechtbank en hof heeft hij, waar het gaat om de voor hem belastende kern van de onderzoeksresultaten, evenmin beantwoord. De belastende inhoud hiervan is zodanig dat het hof het zwijgen van de verdachte betrekt bij de waardering van bewijswaarde en bewijskracht van de bewijsmiddelen. Het staat naar het oordeel van het hof buiten redelijke twijfel dat de verdachte samen met anderen vuurwapens voorhanden heeft gehad ter voorbereiding van moord. Dit oordeel is het resultaat van een beoordeling van de uiterlijke verschijningsvorm van deze voorwerpen in de context waarin zij werden bewaard en beheerd. Wat de criminele intentie van de verdachte betreft komt het hof tot die slotsom op basis van de uit de inhoud van de bewijsmiddelen blijkende betrokkenheid van [verdachte] , [betrokkene 19] , [betrokkene 11] , [betrokkene 13] en [betrokkene 12] bij de uitgevoerde observaties en de in dat verband gevoerde communicatie en de aantekeningen in de administratie.
Elk van de verdachten kan aldus als medepleger van de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen voor moord worden aangemerkt. Met uitzondering van [verdachte] waren zij in een actieve rol betrokken bij het beheer en onderhoud van de twee gestolen Audi’s. [verdachte] had een sleutelrol bij het beheer van de wapenvoorraad en de huur van de boxen in Nieuwegein. De gedeelde gerichtheid op de samenwerking en op het gronddelict moord komt tevens tot uiting in andere werkzaamheden zoals de in wisselende samenstellingen verrichte observaties en gemaakte beeldopnames, de overbrenging van vuurwapens en het testen ervan. Een samenbindend element van gewicht is de administratie van [verdachte] waarin blijkens de inhoud ervan vele lijnen samen komen. Eén of meer activiteiten van elk van de betrokken verdachten kunnen hierop worden teruggebracht.
Het hof acht in het geval van [verdachte] niet bewezen dat hij de auto’s van het merk Audi voorhanden heeft gehad. Hij heeft een rol gespeeld bij het beheer van deze auto’s zoals hiervoor is besproken. Dit draagt bij aan de bewijsvoering van de ten laste van hem bewezen te verklaren voorbereidingshandelingen. In het geheel van gedragingen van de betrokkenen, waaronder begrepen de betrokkenheid bij het beheer van de Audi’s, komt de oriëntatie op het gronddelict tot uiting. Dit leidt er evenwel niet toe dat er in het geval van [verdachte] sprake is geweest van het medeplegen van voorhanden hebben van de twee genoemde auto’s. Evenmin komt het hof in zaak A onder 1 tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde slagpijpje(s), kogelwerende vesten, bakensets, (geëncrypte) telefoons, handschoenen en de SD kaartjes met filmbeelden. Zoals bepleit door de verdediging is het hof van oordeel dat ten aanzien van die voorwerpen niet vastgesteld kan worden dat deze gebruikt zouden gaan worden bij de uitvoering van een levensdelict. Deze voorwerpen zouden mogelijk worden gebruikt om de voorbereiding op zich zelf beschouwd te vergemakkelijken of te bevorderen, maar dat valt niet binnen de reikwijdte van artikel 46 Sr.
Namens de verdachte is onder meer aangevoerd dat een alternatieve bestemming van de wapens niet kan worden uitgesloten. De suggestie is gedaan dat wapenhandel niet kan worden uitgesloten. Geïsoleerde beschouwing van een enkel bericht of gesprek kan naar het oordeel van het hof daartoe aanleiding geven, maar dat daarmee de overwegende gerichtheid van de verdachte tot uitdrukking is gebracht kan niet uit zijn eigen (min of meer ontbrekende) verklaring noch uit die van andere verdachten worden afgeleid. Daar komt bij dat uit de administratie van [verdachte] niet meer kan worden opgemaakt dan dat wapens werden ingekocht, met uitzondering van wellicht een eenmalige verkoop van een wapen die in de boekhouding zou kunnen worden gelezen (zie rubriek B pagina 1613, rubriek G pagina 128). Tot slot wordt overwogen dat bij deze stand van zaken niet ter beoordeling staat of het hof elke, min of meer speculatieve, alternatieve aanwending van de tenlastegelegde voorwerpen volledig kan uitsluiten. Bij deze stand van zaken en gezien het geheel aan bewijsmiddelen, zoals hiervoor uiteengezet, staat buiten redelijke twijfel dat het beoogde gebruik van de wapens en de auto’s bestond in de inzet bij levensdelicten. [verdachte] heeft de in de tenlastelegging vermelde wapens met dat doel tezamen en in vereniging met anderen voorhanden gehad.
Gelet op al het voorgaande acht het hof bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen voorbereidingshandelingen voor moord heeft gepleegd. Het in zaak A onder 1 primair tenlastegelegde zal op de wijze als hiervoor besproken bewezen worden verklaard.”