3.2.2Het door het hof in zoverre bevestigde vonnis van de rechtbank houdt onder meer het volgende in met betrekking tot de bewijsvoering:
“4.3.2 De bewijsmiddelen
Situatie ter plaatse
Verbalisant [verbalisant 1] vermeldt in zijn proces-verbaal van bevindingen dat hij op 3 februari 2017 om 16.38 uur een melding kreeg om te gaan naar de [a-straat 1] te [plaats] , binnen de gemeente […] . Daar zou iemand onwel geworden zijn en gereanimeerd worden. Van de meldkamer kreeg [verbalisant 1] door dat de onwelwording plaats zou vinden in een Bed and Breakfast. [verbalisant 1] werd voor de woning aangesproken door een ambulancemedewerker, die het volgende verklaarde: “Wij hebben inmiddels de reanimatie gestopt. Wij zijn ongeveer 25 minuten bezig geweest, echter zonder resultaat.” [verbalisant 1] hoorde van [betrokkene 1] , huisarts, dat hij geen verklaring van natuurlijk overlijden ging afgeven en dat de situatie gezien de omstandigheden moest worden beoordeeld door de schouwarts.
Verbalisant [verbalisant 2] verklaart dat hij op 3 februari 2017 op het adres [a-straat 1] te [plaats] was en werd aangesproken door de bewoner van de [a-straat 1] , genaamd [betrokkene 2] . [betrokkene 2] verklaarde tegenover [verbalisant 2] dat zijn moeder, [verdachte] , ook een paar dagen in de woning verblijft.
Door [forensisch arts], forensisch arts, is op 5 februari 2017 een verslag opgemaakt “betreffende het overlijden ten gevolge van een niet-natuurlijke oorzaak”. [forensisch arts] vermeldt in dit verslag dat hij op 3 februari 2017 om 17.55 uur een schouw heeft verricht op de [a-straat 1] te [plaats] . Het stoffelijk overschot betrof: [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 1968 in [geboorteplaats] .
Op 23 februari 2017 is onderzoek gedaan naar medicatie die op 4 februari 2017 in beslag was genomen tijdens een doorzoeking op de [a-straat 1] in [plaats] . Hieronder bevonden zich 18 bruine capsules, welke zijn veilig gesteld onder het SIN-nummer: AAKL8766NL. Door het Nederlands Forensisch Instituut is vastgesteld dat het monster met het nummer AAKL8766NL, bestaande uit groen/beige plantaardig materiaal, ibogaïne bevat.
112-melding
Op 8 februari 2017 zijn door verbalisant [verbalisant 3] geluidsfragmenten uitgeluisterd van de melding over de onwelwording van een vrouw op vrijdag 3 februari 2017 op de [a-straat 1] te [plaats] . Hieruit blijkt het volgende:
“M: Meldkamer ambulance uit welke plaats belt u?
V: [plaats] .
M: [plaats] en welk adres?
V: [a-straat 1]
M: [a-straat 1] en wat is er aan de hand?
V: Die mevrouw heeft een astma-aanval gehad.
M: De mevrouw is dat een bekende van u?
V: Nee dat is geen bekende van mij, vreemde.
M: En hoe oud is die dame?
V: Ik weet het niet, ik ken haar niet.
(...)
M: Ze is nog steeds benauwd of...
V: Ja ze is ...heeft benauwd? Ze heeft niet ademen.
M: Ze heeft moeite met ademen?
V: Ja stop ademen...moet snel zijn hier.
(...)
M: Bent u van de buren of zo?
V: Ja van de buurt.
(...)
V: Ik ben alleen aan het bellen.
M: Ja maar is er iemand bij haar die haar wel kent?
V: Nee nee alleen maar even logeren hier.
M: Wat zegt u?
V: Zij is alleen aan t logeren hier.
(...)
V: Ok, I'll have to go [betrokkene 3]
M: ( [betrokkene 3] ?) Yeh.
(...)
V: And you don't know her........RB&B.
V: You don't know her....your neighbour ... [betrokkene 3] I'll have to”
Verbalisant [verbalisant 3] hoorde van een medewerker van het Regionaal Ambulance Vervoer Utrecht dat de melding was gedaan met het telefoonnummer van de huislijn van de woning aan de [a-straat 1] te [plaats] .
Verdachte heeft op de zitting van 12 maart 2019 verklaard dat zij degene is geweest die met de meldkamer heeft gebeld.”
Doodsoorzaak [slachtoffer 2]
Dr. M.J. Vincenten-van Maanen, apotheker-toxicoloog, heeft een toxicologisch onderzoek uitgevoerd bij het slachtoffer [slachtoffer 2] . Zij rapporteert dat in het bloed van [slachtoffer 2] diverse stoffen zijn aangetroffen, waaronder ibogaïne. De concentratie ibogaïne in het femoraalbloed betreft 0,85 mg/l en in het hartbloed 0,72 mg/l. Vincenten-van Maanen concludeert dat het overlijden van [slachtoffer 2] kan worden verklaard door de aangetoonde ibogaïne in de gemeten concentratie.
A. Maes, arts en patholoog, heeft pathologisch onderzoek verricht naar [slachtoffer 2] . Het definitieve rapport is op 19 april 2017 ondertekend door dr. V. Soerdjbalie-Maikoe, arts en patholoog. Bij de sectie op het lichaam van [slachtoffer 2] werd geen anatomische doodsoorzaak gevonden. Tijdens het toxicologisch onderzoek werd in het bloed een hoge concentratie ibogaïne aangetoond waarmee het overlijden kan worden verklaard. De conclusie in het rapport luidt dat bij sectie op het lichaam van [slachtoffer 2] het overlijden kan worden verklaard als gevolg van intoxicatie met ibogaïne.
Tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris op 13 november 2018 heeft Soerdjbalie-Maikoe de bevindingen uit het rapport als volgt toegelicht:
“Er zijn in het hartbloed en in het femoraalbloed concentraties van dit middel (de rechtbank begrijpt: ibogaïne) aangetroffen die liggen in de range waarbij er personen aan overleden zijn. De toxicoloog zegt dat de dood hiermee kan worden verklaard omdat het bij personen is aangetroffen die overleden zijn. Dat in combinatie met het feit dat ik geen andere doodsoorzaak heb in combinatie met de uitkomst van het toxicologisch onderzoek bij deze jonge vrouw, brengt mij tot de conclusie dat ik de dood kan verklaren op grond hiervan.”
Contacten van verdachte en [slachtoffer 2] tussen 26 december 2016 en 28 januari 2017
Op 17 mei 2017 is onderzoek ingesteld naar de inhoud van een inbeslaggenomen telefoon, die vermoedelijk in gebruik was bij [slachtoffer 2] . Hierop werd een Whatsapp-gesprek aangetroffen dat plaatsvond in de periode van 26 december 2016 tot 31 januari 2017 tussen de gebruiker van het telefoonnummer + [0001] (hierna: # [0001] ), [slachtoffer 2] , en de gebruiker van het telefoonnummer + [0002] (hierna: # [0002] ). Uit onderzoek is gebleken dat het nummer + [0002] in gebruik was bij verdachte [verdachte] . Uit dit (vertaalde) Whatsapp-gesprek blijkt het volgende.
26-12-2016
# [0002] : Je moet de ECG van je hart laten maken.
# [0001] : Maar hoe? Zal ik naar de dokter hier in Zweden gaan. En zij zullen mij het protocol geven zonder vragen te stellen?
# [0002] : Je kunt tegen ze zeggen dat je graag wil duiken, en dat je daarom een check up moet hebben.
4-1-2017
# [0002] : Kun je elke dag twee bananen eten?
# [0002] : Je hebt kalium nodig
17-1-2017
# [0001] : Maar ik heb een vraag. Ik rook drie dagen voordat ik kom en dan weet ik zeker dat ik geen methadon in mijn lichaam heb. Maar ik ben bang om ziek te worden. Doe je de ibotreatment (niet vertaald, de rechtbank begrijpt: de ibo(ga)behandeling) in een keer als ik kom?
# [0002] : We beginnen direct.
19 januari 2017
# [0001] : Hi [verdachte] . Ik boek de vlucht nu. 31 jan. kom ik naar je toe.
# [0002] : Kun je [betrokkene 3] alsjeblieft een email sturen [betrokkene 3] @gmail.com Hij zal je inschrijven vanaf de 31ste tot en met de 6e .
28 januari 2017
# [0002] : Heb je de ECG-onderzoeksresultaten voor me?
# [0001] : Ja, ik heb het ECG.
In een (vertaald) e-mailbericht van [slachtoffer 2] van 26 januari 2017 aan het e-mailadres [verdachte] @gmail.com is het volgende te lezen:
“Ik heb enkele vragen over mijn voorgeschreven medicijnen. Kun je me daarmee helpen? Ik neem antidepressivatabletten FLUOXETIN (soort prozac)
Ik neem ook STILNOCT (slaappillen) en SORBIL (hierdoor word ik rustig en ontspannen). Kan ik STILNOCT en SORBIL nemen? Kan ik vandaag en morgen een antidepressivumtablet nemen?”
Op het bericht komt per e-mail een reactie, waarin het volgende staat: “Je kunt het antidepressivum vandaag en morgen nemen. Je moet doorgaan met de kalmerings- en slaaptabletten.”
In het onderzoek zijn onder andere diverse mobiele telefoons in beslag genomen, waaronder een Samsung GT-19060. Bij de informatie onder de noemer “Device Users” was 1 user weergegeven waarbij een profielfoto van een vrouw zichtbaar was. Verbalisant [verbalisant 4] herkende deze vrouw als de vrouw waarvan hij foto’s op het internet had gezien en welke in de betreffende artikelen als [verdachte] werd benoemd. In de kalender is de volgende vermelding te zien: “ [slachtoffer 2] 5 nights”, Start Time 31-1-2017, End Time 7-2-2017.
Rapporten met betrekking tot iboga(ïne)-behandelingen
Op 3 januari 2012 is door prof. dr. E.Ch. Wolters, neuroloog, in opdracht van de rechtbank Utrecht een oriënterend rapport uitgebracht over ibogaïne. Daarnaast heeft deze deskundige op 15 mei 2012 een aanvullend rapport uitgebracht. In deze rapporten wordt het volgende opgemerkt.
In doseringen van 3-5 mg/kg heeft ibogaïne een mild psychostimulerend effect, bij hogere doseringen (10-20 mg/kg; de dosering die geadviseerd wordt om verslavingsgedrag te beïnvloeden) treden klinisch significante verschijnselen op die in drie fasen onderverdeeld kunnen worden: de visuele fase, de introspectieve fase en de restfase. In de eerste, visuele, fase, die enkele uren na toediening optreedt, worden (vooral met dichte ogen) uiterst gedetailleerde, soms zeer beangstigende en/of bedreigende, visioenen en/of hallucinaties met een meer of minder gestoorde reality-testing waargenomen. Tijdens deze fase is er sprake van een significant afgenomen handelingsbekwaamheid bij een patiënt. Afhankelijk van de inhoudelijke aspecten van de hallucinaties kan hierbij sprake zijn van een meer of minder uitgesproken zelfdestructief gedrag.
De voornaamste bijwerkingen van (vooral hogere) doseringen ibogaïne zijn een al snel na inname optredende en 4-24 uur aanhoudende tremor en ataxie (een onvermogen zich goed gecoördineerd te bewegen met daardoor een verstoorde lichaamsbalans), misselijkheid, braken, en xerostomie (droge ogen), alsook een daling van de bloeddruk en hartslag, en soms het optreden van een verhoogde sinus arithmie (zoals normaal optreedt tijdens diep inademen), ventrikelfibrilleren en een verlengde QT interval. Het tegelijkertijd innemen van enige psychiatrische medicatie is gecontra-indiceerd en ook pre-existente hartstoornissen zouden bij kunnen dragen aan genoemde bijwerkingen.
Maas en Strubelt schrijven in 2006 dat in Europa en de Verenigde Staten tenminste 8 mensen (waarvan in ieder geval 2 met een bekend cardiaal probleem) binnen enkele dagen na inname van ibogaïne in een dosering tot zelfs minder dan de helft van de aanbevolen 20-30 mg/kg lichaamsgewicht zouden zijn overleden, terwijl elders verslag wordt gedaan van 12 lethaal verlopende gevallen. Het intreden van de dood zou veroorzaakt kunnen zijn door:
1. een pre-existente hartafwijking,
2. het tijdens of direct na de behandeling gebruik van opiaten,
3. het gebruik van het wortelextract van de iboga in plaats van het pure ibogaïne, 4. extramurale behandeling (patiënten hebben constante medische supervisie en liefst zelfs continue hartbewaking nodig).
Gezien de uitgesproken cardio- en, vooral bij toepassing van hogere doseringen optredende, neurotoxiciteit – met name gezien de hierbij soms optredende dodelijke afloop na behandeling met ibogaïne – is dit middel echter door de Europese (EMA) en Amerikaanse (EDA) medische autoriteit niet erkend als geneesmiddel.
Het is van belang een aantal stringente maatregelen te formuleren om de toxiciteit en letaliteit van dit middel zoveel mogelijk te beperken. Deze maatregelen zouden in ieder geval moeten bestaan uit:
• Een behandeling met ibogaïne bestaat uit een éénmalige toediening (per zes maanden) van synthetisch bereid, puur ibogaïne (en dus niet van het wortelextract van de Iboga) in een dosering van maximaal 20 mg/kg, op indicatie zo nodig uitgebreid met een nabehandeling gedurende drie weken in een dosering van maximaal 20 mg/dag.
• Een behandeling met ibogaïne dient uitsluitend in een klinische setting plaats te vinden, met constante medische supervisie en liefst zelfs continue hartbewaking (in verband met eventuele cardiale verschijnselen, hallucinaties en onthoudingsverschijnselen) gedurende in ieder geval twee dagen na toediening van ibogaïne.
• Een behandeling met ibogaïne kan slechts plaatsvinden na medisch onderzoek, met uitvoerige exploratie van cardiale en psychiatrische voorgeschiedenis en oriënterend psychiatrisch en cardiovasculair onderzoek met electrocardiogram.
• Een behandeling met ibogaïne kan niet plaatsvinden in geval van:
i. Pre-existente en/of actuele cardiologische ziekteverschijnselen
ii. Pre-existente en/of actuele psychotische ziekteverschijnselen
iii. Actueel, tijdens of direct na de behandeling, gebruik van opiaten en/of cholinerg-actieve medicatie.
In zijn aanvullende rapport heeft Wolters ten aanzien van iii. nog toegevoegd het gebruik van serotonerg werkzame farmaca waardoor tijdens het gebruik van ibogaïne een grotere kans bestaat op het optreden van het serotonine syndroom. Het serotoninesyndroom is een gevolg van een vergiftiging met serotonine door een verhoogde serotonine-spiegel in de hersenen. Dit syndroom ontwikkelt zich doorgaans bij toediening van (een combinatie van) farmaca die de hoeveelheid serotonine in de hersenen doen toenemen. Het serotoninesyndroom wordt gekenmerkt door psychische verschijnselen (verwardheid met agitatie, rusteloosheid en hyperactiviteit en slapeloosheid; bewustzijnsdaling), autonome dysregulatie (koorts, zweten, rillen, verwijde pupillen, diarrhoea, hartkloppingen) en neuromusculaire verschijnselen (spiertrekkingen, hypertonie, tremor, ataxie, incoördinatie).
Op 11 december 2018 is door dr. I.J. Bosman, apotheker-toxicoloog bij het NFI, een aanvullend rapport uitgebracht ter beantwoording van aanvullende vragen. Hieruit blijkt dat de volgende stoffen een serotonerge werking hebben: methadon (primair een opioïde werking), fluoxetine en desmethylfluoxetine.
Drs. E. Fromberg schrijft in zijn rapport van 29 juni 2012 dat in een zeer recent artikel alle 19 bekende gevallen met fatale afloop uit de periode 1990-2008 die “temporally related” waren met het gebruik van ibogaïne worden geanalyseerd. Uit deze gevallen blijkt dat niet zozeer het ibogaïnegebruik maar de combinatie van individuele pre-existente fysieke factoren en ibogaïnegebruik de oorzaak was van de fatale afloop. Het is dus zaak dit samengaan zoveel mogelijk uit te sluiten door grondige screening vooraf en de fataliteit wanneer iemand ten onrechte door de screening komt zoveel mogelijk te voorkomen door de beschikbaarheid van adequate medische en/of psychologische hulp.
Een uitgebreide anamnese moet worden afgenomen, gevolgd door een grondig lichamelijk en psychologisch onderzoek. Doel hiervan is het uitsluiten van tenminste de volgende gebleken risicofactoren: hartlijden (absolute contra-indicatie), een alcohol en/of benzodiazepine-abstinentiesyndroom, de aanwezigheid van (ernstige) persoonlijkheidsstoornissen, nader onderzoek bij patiënten met lichtere vormen van persoonlijkheidsstoornissen en de aanwezigheid van een (pre)psychose.
Het is belangrijk dat de behandelruimte gesitueerd is op een plaats waar medische voorzieningen voorhanden zijn, zeker gezien de vele medische problemen die men kan aantreffen bij verslaafden en ook gezien de relatieve onbekendheid met het middel ibogaïne. Dit betekent in de praktijk: liefst in of naast een ziekenhuis met een arts stand-by, zodat eventuele somatische complicaties optredend tijdens de “trip” onmiddellijk behandeld kunnen worden in het ziekenhuis. Drs. Fromberg concludeert in zijn rapport dat de praktijken van [verdachte] (de rechtbank begrijpt: in de periode vóór 2012) in velerlei opzichten niet voldoen aan de eisen die gesteld zouden moeten worden aan een behandeling met ibogaïne.
Behandeling [getuige 1]
heeft verklaard dat hij veel informatie heeft opgezocht over iboga en er lang over heeft nagedacht voordat hij de beslissing nam om de behandeling te ondergaan in Nederland. Het was bij een vrouw, [verdachte] . [getuige 1] had gelezen dat het gevaarlijk was voor zijn hart. [verdachte] gaf toen aan dat hij daarom de ECG moest laten maken. [getuige 1] kreeg de resultaten van de ECG niet op papier mee. Hij had alleen gehoord dat zijn hart in orde was en dat heeft hij aan [verdachte] verteld. [getuige 1] kan zich niet herinneren dat er documenten ingevuld hoefden te worden voorafgaand aan de behandeling. Er werden geen vragen over zijn gezondheid gesteld, alleen algemene vragen over hoe hij zich voelde. [getuige 1] denkt dat de behandeling heeft plaatsgevonden op 12 februari 2016. [verdachte] was degene die [getuige 1] behandelde. Ze had een microfoon en een webcamera op de kamer. De lichaamsfuncties van [getuige 1] werden niet met behulp van machines in de gaten gehouden.
Op de bankrekening van [betrokkene 3] , medeverdachte van verdachte, is in 2016 een bedrag van € 1.500,00 betaald door [getuige 1] .
Behandeling [getuige 2]
verklaart op 30 mei 2018 dat hij verslaafd was aan alcohol en dat hij het medicijn Subutex slikte. Hij werd behandeld door een vrouw, die hij herkent op een foto van verdachte die hem door de politie wordt getoond. [getuige 2] herinnert zich niet dat hij vooraf vragen kreeg over zijn gezondheid. [getuige 2] wist niets van de risico’s van het gebruik van ibogaïne; niemand heeft hem daar iets over gezegd. Tijdens de behandeling voelde hij zich slecht. Hij kon niet eten en niet douchen. Ook is hij tijdens de behandeling in een verschrikkelijke psychose geraakt. Zijn broer moest hem douchen, voeren en aankleden. Hij was verschrikkelijk ziek. [getuige 2] kreeg capsules die gevuld werden met ibogaïne.
[getuige 6] verklaart in zijn getuigenverhoor dat hij met zijn broer, [getuige 2] , is meegegaan naar Nederland. Dat was drie tot vier jaar geleden (de rechtbank begrijpt: in 2014 of 2015). [getuige 6] verklaart dat [getuige 2] niets meer wist toen hij wakker werd; hij herkende hen niet en was als een pasgeboren baby. [getuige 2] kon amper zelf eten of drinken. Ze kregen niet veel informatie. De informatie over de behandeling hebben ze vooral van internet gehaald. [verdachte] en [betrokkene 3] (de rechtbank begrijpt: [betrokkene 3] ) zeiden wel dat verschillende personen verschillend worden beïnvloed door de behandeling, maar zeker niet dat je eraan kunt sterven. De behandeling werd alleen door [verdachte] uitgevoerd. In de kamer waar [getuige 2] behandeld werd, was een webcam met geluid, voor als [verdachte] sliep.
Tijdens de doorzoeking op 3 februari 2017 op de [a-straat 1] in [plaats] werden diverse documenten in beslag genomen. Een van deze documenten betrof een intakeformulier. Het formulier stond op naam van [getuige 2] . Op het formulier stond dat ‘ [verdachte] ’ niet verantwoordelijk was voor fout ingevulde antwoorden en de gevolgen daarvan. [getuige 2] had dit formulier op 28 januari 2015 in Nederland ondertekend.
Op de bankrekening van [betrokkene 3] , medeverdachte van verdachte, is in 2015 een bedrag van € 1.750,00 betaald door [betrokkene 4] , de vader van [getuige 2] .
Behandeling [getuige 3]
heeft verklaard dat hij op internet over iboga gelezen heeft en uiteindelijk bij [verdachte] terecht kwam. [verdachte] vroeg hem naar zijn gezondheid, of hij problemen had met hart- en vaatziekten en of hij drugs gebruikte. Er hoefden door hem geen documenten of een vragenlijst te worden ingevuld voor de behandeling. [getuige 3] vertelde [verdachte] dat zijn hart was onderzocht en dat zijn hart heel sterk was. [verdachte] hoefde daarvan niet iets te zien. Ze vertelde [getuige 3] dat er risico’s waren als hij een slecht hart had. Dan zou het hart overbelast raken. [getuige 3] verklaart dat hij eind januari 2017 bij [verdachte] is geweest voor de behandeling. [getuige 3] herkent op de foto van verdachte de persoon over wie hij verklaart als [verdachte] . [verdachte] was de persoon die hem de iboga gaf. [getuige 3] werd via een monitor met beeld en/of geluid in de gaten gehouden. Hij zat niet zelf gekoppeld aan een monitor.
Uit onderzoek is gebleken dat er een skypegesprek heeft plaatsgevonden tussen een gebruiker van het account ‘ [getuige 3] ’ en een gebruiker van het account ‘iboga.healing’. Uit onderzoek is gebleken dat het laatste account in gebruik is bij verdachte. In het gesprek wordt door [getuige 3] gevraagd of het goed is dat zij op 26 januari 2017 komen, waarop wordt geantwoord dat dit goed is. In de kalender van de telefoon van verdachte stond de afspraak ‘ [getuige 3] & [betrokkene 5] (26-1-2017/30-1-2017)’ .
Behandeling [getuige 4]
heeft verklaard dat hij verslaafd was aan Subutex en drie keer voor een ibogaïnebehandeling naar Nederland is geweest. [getuige 4] is in maart 2016 naar Nederland gereisd. Vóór de behandeling is hem verteld dat hij geen aangeboren afwijking mocht hebben aan zijn hart of in het bloed. Dat was omdat zijn hartslag heel erg hoog zou worden tijdens de behandeling. [getuige 4] is niet bij een arts geweest, omdat hij wist dat zijn hart goed was; [verdachte] was daar geïrriteerd over. [getuige 4] kreeg een capsule met pure ibogaïne, een wortel uit Afrika, een natuurlijk product. Hij hoefde geen dingen in te vullen. [verdachte] vertelde hem dat het sterk hallucinerend was en dat zijn hartslag omhoog zou gaan. [verdachte] heeft tijdens de behandeling zijn vitale functies niet gecontroleerd; ze is geen arts. Ze was wel steeds bij hem en controleerde zijn ademhaling. De tweede keer vond een halfjaar later plaats, eind augustus 2016. De derde keer was eind 2016 of begin 2017. [getuige 4] wilde op de vierde dag naar huis. Hij is niet zeven dagen gebleven, maar is op de vijfde dag naar huis gegaan. [verdachte] was daar wel een beetje boos over.
Op de bankrekening van [betrokkene 3] , medeverdachte van verdachte, is in 2015 een bedrag van € 4.136,99 betaald door [getuige 4] en in 2016 een bedrag van € 1.200,00.
Behandeling [getuige 5]
heeft in zijn verhoor verklaard dat het in 2014 psychisch niet goed met hem ging. Hij is toen op iboga gestuit en vond de contactgegevens van [verdachte] . Voorafgaand aan de behandeling hoefde [getuige 5] geen documenten in te vullen. [verdachte] wilde eigenlijk een ECG maar dat was er in het kader van de voorbereidingen niet meer van gekomen. [verdachte] heeft hem niet verteld waarom ze graag een ECG wilde. [getuige 5] verklaart dat hij in juli 2014 naar Nederland is gegaan. [getuige 5] kreeg capsules met het extract uit de wortel erin. [verdachte] vroeg hoe hij zich voelde, maar er werd geen bloeddruk gemeten of iets anders. In de kamer was een webcam die op hem was gericht. De capsules werden gegeven door [verdachte] . [getuige 5] vond de handelwijze vóór, tijdens en na de behandeling extreem alternatief. Absoluut anders dan je van een kliniek gewend bent. De bloeddruk werd niet gemeten; het was niet zo professioneel. [getuige 5] verklaart dat hij met [verdachte] niet heeft gesproken over het behandelingsrisico. Het feit dat je je intensief bezighoudt met de therapie of de risico’s is volgens [getuige 5] geen voorwaarde om met Sarah [verdachte] in contact te komen. [verdachte] verlangt ook niet van haar klanten dat zij zich intensief met de risico’s bezighouden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij [getuige 5] met iboga heeft behandeld.
Eerdere incidenten
Wolters gaat in zijn rapport van 15 mei 2012 in op enkele gevallen waarbij de behandelingen van [verdachte] met ibogaïne gepaard gingen met ernstige complicaties. Hij noemt hierin onder meer de volgende gevallen. In december 2007 werd een 29-jarige Amerikaanse vrouw (zonder medische voorgeschiedenis) na een behandeling door [verdachte] met ibogaïne met een ambulance naar het UMC vervoerd. Vervolgens kreeg zij ventriculaire hartritmestoornissen. Bij aanvullend onderzoek op het elektrocardiogram werd een verlengde QT-tijd gezien. Wolters merkt op dat in de medische literatuur cardiale ritmestoornissen met plotse hartdood na ibogaïne worden beschreven. Deze cardiale ritmestoornissen kunnen veroorzaakt worden door zowel de (beide bij deze vrouw vastgestelde) ventriculaire hartritmestoornissen als een verlengde QT-tijd met elektrolyten verstoring in het bloed.
Op 25 augustus 2011 moest een 26-jarige man, [slachtoffer 1] , na een behandeling met ibogaïne gereanimeerd worden in verband met een hartstilstand. Na een aanvankelijke verslechtering van het klinisch beeld trad geleidelijk aan enig herstel op. Desondanks resteert een corticale blindheid, ernstige spraakstoornis, ataxie over armen en benen bij helder bewustzijn en is hij nog steeds bed- en rolstoelgebonden. In zijn commentaar op dit incident merkt Wolters op dat het hier naar alle waarschijnlijkheid een aan het gebruik van ibogaïne toe te schrijven hartritmestoornis betreft, leidend tot een hartstilstand. Het Hof heeft hierover in zijn arrest van 9 oktober 2015 geoordeeld dat tussen de toediening van ibogaïne en het optreden van de hartstilstand bij [slachtoffer 1] een oorzakelijk verband bestaat.
Verklaring verdachte met betrekking tot behandelen van personen met iboga
Verdachte heeft verklaard dat zij, na haar veroordeling in de vorige strafzaak, is doorgegaan met het behandelen van personen met iboga en dat in iboga ibogaïne zit. Ook heeft zij verklaard dat de plek in [plaats] geen geschikte plek was voor een behandeling met iboga.
4.3.3Algemene bewijsoverwegingen met betrekking tot [slachtoffer 2]
Heeft verdachte iboga(ïne) toegediend aan [slachtoffer 2] ?
De verdediging heeft betoogd dat aan de hand van het dossier niet kan worden vastgesteld dat door verdachte iboga(ïne) is toegediend aan [slachtoffer 2] . In de eerste plaats is er geen positief bewijs dat de in het bloed van [slachtoffer 2] aangetroffen iboga(ïne) door verdachte aan haar is toegediend. Bovendien zijn er alternatieve scenario’s die niet kunnen worden uitgesloten, zoals de mogelijkheid dat [slachtoffer 2] zelf de iboga(ïne) heeft ingenomen of dat de iboga(ïne) door [betrokkene 3] aan haar is toegediend.
De rechtbank overweegt hierover het volgende. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij gedurende de jaren na haar veroordeling nog verschillende personen heeft behandeld met iboga(ïne). Dat wordt ook bevestigd door de verklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] en [getuige 5] , die allemaal verklaren door verdachte met iboga(ïne) te zijn behandeld.
In de Whatsapp-contacten tussen verdachte en [slachtoffer 2] in december 2016 en januari 2017 wordt uitvoerig gesproken over de behandeling die [slachtoffer 2] zal volgen. Zo wordt door verdachte, op een vraag van [slachtoffer 2] , geadviseerd over welke medicijnen zij mag blijven innemen en wordt [slachtoffer 2] aangeraden om dagelijks bananen te eten. Daarnaast wordt, net als bij [getuige 3] , in de agenda van verdachte een afspraak aangetroffen; in dit geval “ [slachtoffer 2] 5 nights”. Op de vraag van [slachtoffer 2] op 17 januari 2017 of verdachte de ibogabehandeling in een keer doet als zij komt, antwoordt verdachte: “We beginnen direct”. Uit niets blijkt in deze conversaties dat verdachte mogelijk nog van de behandeling zou afzien op het moment dat [slachtoffer 2] was gearriveerd. De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat [slachtoffer 2] onvoldoende voorbereid was en lichamelijke klachten had en dat verdachte om die reden heeft afgezien van de behandeling, acht de rechtbank niet aannemelijk. De rechtbank neemt daarbij ook de verklaringen in aanmerking van de hiervoor genoemde personen die eerder door verdachte zijn behandeld. Daaruit komt het beeld naar voren dat, ook wanneer zij onvoldoende voorbereid waren (en bijvoorbeeld geen ECG konden overleggen), de behandeling toch doorging. Bovendien heeft verdachte geen aannemelijke verklaring gegeven voor het feit dat [slachtoffer 2] , ondanks verdachtes weigering om haar te behandelen, ruim drie dagen in de Bed and Breakfast aan de [a-straat 1] in [plaats] heeft verbleven.
De rechtbank acht de door de verdediging geopperde alternatieve scenario’s, namelijk dat [slachtoffer 2] de iboga(ïne) zelf heeft gepakt en ingenomen dan wel dat [betrokkene 3] de iboga(ïne) aan [slachtoffer 2] heeft gegeven, niet aannemelijk geworden. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [slachtoffer 2] naar Nederland kwam voor een iboga(ïne)behandeling die zou worden uitgevoerd door verdachte. Uit het contact tussen [slachtoffer 2] en verdachte blijkt dat voorafgaand aan de komst naar Nederland door [slachtoffer 2] aan verdachte meerdere inhoudelijke vragen over de behandeling zijn gesteld. Verdachte geeft [slachtoffer 2] daarop allerlei adviezen over de voorbereiding op de behandeling en zegt zelfs expliciet dat zij direct na aankomst van [slachtoffer 2] zal starten met de behandeling. Dat [slachtoffer 2] bij aankomst in Nederland vervolgens zelf de iboga(ïne) zou hebben ingenomen, acht de rechtbank, ook gelet op het gebrek aan kennis bij [slachtoffer 2] over deze behandeling, niet aannemelijk. Uit de verklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] en [getuige 5] volgt dat het toedienen van iboga(ïne) door verdachte werd uitgevoerd. Zij bepaalde de dosering en stopte de iboga(ïne) in capsules. [betrokkene 3] was soms aanwezig om de hiervoor genoemde personen in de gaten te houden tijdens de behandeling, maar niemand verklaart dat hij ook zelf betrokken was bij het toedienen van iboga(ïne). Ook overigens blijkt niet uit het dossier dat van deze rolverdeling, waarin verdachte degene was die feitelijk de iboga(ïne) toediende, werd afgeweken. De rechtbank acht daarom ook het scenario dat de iboga(ïne) door [betrokkene 3] zou zijn toegediend niet aannemelijk geworden.
Gelet op het feit dat [slachtoffer 2] naar Nederland kwam voor een iboga(ïne)behandeling door verdachte, in combinatie met het feit dat er in [slachtoffer 2] ’s bloed daadwerkelijk ibogaïne is aangetroffen, acht de rechtbank, mede gelet op de handelwijze die zij toepaste op andere cliënten, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is die aan [slachtoffer 2] iboga(ïne) heeft toegediend.
Doodsoorzaak [slachtoffer 2]
De verdediging heeft naar voren gebracht dat op basis van het toxicologisch rapport en het pathologisch rapport niet kan worden geconcludeerd dat [slachtoffer 2] is overleden aan intoxicatie met ibogaïne. Het aangetroffen ibogaïne-gehalte in het bloed van [slachtoffer 2] is daarvoor te laag, de studies naar de fataliteit van ibogaïne zijn te beperkt en onduidelijk is in hoeverre de methadonconcentratie in het bloed kan hebben bijgedragen aan de dood van [slachtoffer 2] .
De rechtbank overweegt hierover het volgende. De toxicoloog, Vincenten-van Maanen, concludeert in haar rapport dat de dood van [slachtoffer 2] kan worden verklaard door de in het bloed van [slachtoffer 2] aangetoonde ibogaïne in de gemeten concentratie. Op grond van de resultaten van het toxicologisch onderzoek kan de dood van [slachtoffer 2] volgens de toxicoloog echter niet worden geconcludeerd, omdat de gemeten concentratie ibogaïne in het bloed van [slachtoffer 2] zowel wordt beschreven bij personen bij wie het overlijden is gerelateerd aan ibogaïne als bij personen die niet zijn overleden na gebruik van ibogaïne.
De rechtbank acht van belang wat hierover door de patholoog, Soerdjbalie-Maikoe, is verklaard bij de rechter-commissaris. Zij merkt op dat de toxicoloog zich in haar conclusie op de vlakte moet houden, omdat zij een deelonderzoek doet. De toxicoloog zal nooit een rapport opmaken waarin staat dat iets de doodsoorzaak is geweest, omdat zij niet een totaalonderzoek aan het lichaam doet.
Uit deze verklaring blijkt dat het onderzoek van de toxicoloog en het onderzoek van de patholoog een ander karakter kennen. De toxicoloog richt zich daarbij op de aangetroffen concentraties van een stof in het onderzochte lichaam. Door de patholoog wordt echter het gehele lichaam onderzocht, waarbij in de uiteindelijke conclusie ook de bevindingen uit het toxicologisch onderzoek worden betrokken.
De patholoog heeft bij haar onderzoek naar het lichaam van [slachtoffer 2] geen bevindingen gedaan die de dood van [slachtoffer 2] zouden kunnen verklaren. Vervolgens heeft zij de toxicologische bevindingen bij haar onderzoek betrokken en komt zij tot de conclusie dat de dood van [slachtoffer 2] kan worden verklaard door een intoxicatie met ibogaïne. De rechtbank heeft geen reden om aan de onderzoeken en conclusies door de deskundigen Soerdjbalie-Maikoe en Vincenten-Van Maanen te twijfelen. De rechtbank neemt de conclusie van Soerdjbalie-Maikoe dat de dood van [slachtoffer 2] kan worden verklaard door intoxicatie met ibogaïne over bij haar oordeel.
De rechtbank gaat voorbij aan het door de verdediging geschetste alternatieve scenario dat de dood kan zijn veroorzaakt door de bij [slachtoffer 2] in het bloed aangetroffen methadon. Uit de door de verdediging aangehaalde studie van het Trimbos-instituut, Rapport MDMA-gerelateerde sterfgevallen, blijkt dat bij het gebruik van methadon als onderhoudsbehandeling de concentraties meestal liggen tussen 0,05 en 0,4 mg/L. Toxische verschijnselen treden, volgens dit rapport, afhankelijk van de gewenning, op bij concentraties vanaf 0,1-0,4 mg/L. De laatstgenoemde concentraties zijn vier tot vijftien keer hoger dan de concentratie die bij [slachtoffer 2] is aangetroffen, zijnde 0.026 mg/L. De toxicoloog stelt in haar verhoor bij de rechter-commissaris dat de methadon in een zeer lage concentratie is aangetroffen, lager dan normaal werkende concentraties, en geen effect zal hebben gehad. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het alternatieve scenario dat de dood van [slachtoffer 2] door de aangetroffen methadonconcentratie verklaard kan worden niet aannemelijk geworden.
4.3.4Bewijsoverwegingen voor feit 1 primair
Opzet
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte [slachtoffer 2] niet “willens en wetens” van het leven heeft beroofd. Van zogenoemd “vol opzet” is geen sprake.
Voorwaardelijk opzet - juridisch kader
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 2] . Van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is sprake wanneer verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden.
De rechtbank leidt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad het volgende af.
Voorwaardelijk opzet - beoordeling
Voor de beantwoording van de vraag of verdachte het voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 2] acht de rechtbank de volgende omstandigheden van belang.
- Incidenten
Verdachte is in 2011 strafrechtelijk vervolgd voor verschillende incidenten die hebben plaatsgevonden bij personen die kort voor het incident bij haar een iboga(ïne)behandeling hebben gehad. Dit betroffen onder meer een onbekende Amerikaanse vrouw en [slachtoffer 1] .
Uit het aanvullende rapport van Wolters blijkt dat bij de Amerikaanse vrouw sprake was van hartritmestoornissen. Cardiale ritmestoornissen na het gebruik van ibogaïne kunnen, volgens Wolters, worden veroorzaakt door zowel de (beide bij deze vrouw vastgestelde) ventriculaire hartritmestoornissen als een verlengde QT-tijd met elektrolyten verstoring in het bloed. Verdachte weet dat de hartritmestoornissen volgens de deskundige Wolters passen bij intoxicatie met ibogaïne.
Bij [slachtoffer 1] is, na een iboga(ïne)behandeling bij verdachte, een hartstilstand opgetreden en hij is hierdoor zwaar gehandicapt geraakt. Door het Hof is in 2015 geoordeeld dat tussen deze iboga(ïne)behandeling en het optreden van de hartstilstand een oorzakelijk verband bestaat.
Verdachte is ondanks deze incidenten doorgegaan met het geven van iboga(ïne)behandelingen.
- Rapportages deskundigen
Daarbij komt dat verdachte, door het hiervoor genoemde strafrechtelijke onderzoek tegen haar, op de hoogte was van de rapporten van Wolters en Fromberg die met betrekking tot het geven van ibogaïnebehandelingen zijn uitgebracht.
In deze rapporten wordt in de eerste plaats aandacht besteed aan de cardio- en neurotoxiciteit van ibogaïne en worden er onderzoeken aangehaald waaruit blijkt dat toediening van ibogaïne bij verschillende personen een fatale afloop heeft gehad. Wolters merkt in dat verband op dat het gebruik van het wortelextract iboga, zoals verdachte deed, meer risico’s met zich brengt dan het gebruik van pure ibogaïne.
In de tweede plaats gaan deze rapporten uitgebreid in op de vraag welke randvoorwaarden er gesteld moeten worden om ibogaïne veilig toe te dienen. Daarbij is van belang dat de persoon die wordt behandeld vóór de behandeling grondig wordt onderzocht. Bepaalde preëxistente factoren kunnen namelijk een contra-indicatie vormen voor het toedienen van ibogaïne. Uit het rapport van Wolters blijkt dat een ander belangrijk uitgangspunt is dat de behandeling plaatsvindt in een klinische setting, met constante medische supervisie en liefst zelfs continue hartbewaking. Fromberg stelt in zijn rapport dat de praktijken van verdachte in velerlei opzicht niet voldoen aan de eisen die gesteld zouden moeten worden aan de behandeling met ibogaïne.
Ondanks deze rapporten, waarin aan het toedienen van ibogaïne stringente voorwaarden worden verbonden, is verdachte doorgegaan met het behandelen van mensen met iboga(ïne). Uit niets blijkt dat zij haar werkwijze, nadat ze van deze rapporten heeft kennisgenomen, heeft aangepast. Er was geen sprake van een klinische setting, er was geen hartbewaking en er was geen constante medische supervisie. Ook wordt door verschillende getuigen verklaard dat zij geen formulieren hoefden in te vullen over hun gezondheid voorafgaand aan de behandeling. Zelfs het ontbreken van een ECG, zoals bij [getuige 4] en [getuige 5] , was voor verdachte geen reden om van behandeling af te zien.
- Aanmerkelijke kans
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of door de iboga(ïne)behandeling van [slachtoffer 2] een aanmerkelijke kans ofwel “een reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid” bestond dat [slachtoffer 2] als gevolg hiervan zou komen te overlijden. De rechtbank betrekt daarbij de hiervoor genoemde omstandigheden, waaronder de neuro- en cardiotoxiciteit van ibogaïne, het feit dat verdachte iboga en geen ibogaïne gebruikte (hetgeen volgens de deskundigen meer risico met zich brengt), het feit dat er eerder incidenten na een door verdachte verrichte behandeling met iboga hebben plaatsgevonden en dat verdachte de veiligheidsvoorschriften die in de rapportages zijn opgenomen niet heeft toegepast in haar praktijk. Er was geen sprake van een klinische setting en er waren zelfs in het geheel geen medische voorzieningen voorhanden. Ook heeft verdachte volstrekt onvoldoende onderzoek gedaan naar de fysieke en geestelijke gesteldheid van de personen die bij haar kwamen voor een behandeling en heeft zij daarmee onvoldoende beoordeeld, voor zover zij daartoe zonder (voldoende) medische kennis in staat zou zijn, of sprake was van risicovolle pre-existente factoren bij deze personen. Bij [slachtoffer 2] is het zelfs zo dat verdachte haar heeft geadviseerd om bij het laten maken van een ECG als reden op te geven dat ze wil gaan duiken. Door die werkwijze is [slachtoffer 2] niet eerlijk geweest tegen de arts over haar gebruik van opiaten en medicatie en kon de arts die [slachtoffer 2] onderzocht haar conditie dus ook niet goed beoordelen. Ook kon de arts daardoor niet de risico’s van een iboga(ïne)behandeling betrekken bij zijn beoordeling en kon hij [slachtoffer 2] hierover niet informeren.
Veel van de door verdachte behandelde personen betroffen bovendien, net als [slachtoffer 2] , verslaafden, wat gezien kan worden als een kwetsbare groep, onder meer omdat door personen in die groep vaak opiaten gebruikt zullen worden. De combinatie van opiaten met iboga(ïne) is extra gevaarzettend. Verdachte voerde echter geen enkele controle uit om na te gaan of personen die bij haar kwamen voor een behandeling vrij van opiaten waren. Ook controleerde verdachte niet of haar patiënten medicatie gebruikten. In het geval van [slachtoffer 2] blijkt uit de bewijsmiddelen dat [slachtoffer 2] aan verdachte verschillende vragen stelt over het innemen van medicatie voorafgaand aan de behandeling. Pas na deze expliciete vragen wordt door verdachte een advies gegeven over het wel of niet innemen van medicijnen. Verdachte heeft dus niet zelf onderzocht of [slachtoffer 2] bepaalde medicatie gebruikte. Bovendien geeft verdachte aan [slachtoffer 2] aan dat zij net voor de behandeling haar antidepressiva kan innemen, terwijl in de bij verdachte bekende deskundigenrapporten is opgenomen dat de combinatie van iboga(ïne) met een dergelijk medicijn extra gevaarlijk is, vanwege onder meer de vergrote kans op het serotoninesyndroom. Door op deze wijze te werk te gaan met een risicovolle stof, iboga, bestond naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans (ofwel de “reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid”) dat [slachtoffer 2] als gevolg van de behandeling zou komen te overlijden, welk risico zich heeft verwezenlijkt.
- Wetenschap en aanvaarding
Zoals hiervoor is overwogen was verdachte bekend met de eerdere incidenten die zich in haar praktijk hadden voorgedaan en die in verband stonden tot de iboga(ïne)behandeling die verdachte uitvoerde. Daarnaast wist verdachte, op basis van de rapporten van Wolters en Fromberg, waar zij bekend mee was door de eerdere strafprocedure, dat het toedienen van iboga(ïne) -in het bijzonder buiten een klinische setting en zonder grondig medisch vooronderzoek- ernstige risico’s met zich kan brengen. Er bestond dus bij verdachte wetenschap dat er risico’s verbonden waren aan het toedienen van iboga(ïne), in het bijzonder onder de omstandigheden waaronder deze behandeling door verdachte werd uitgevoerd.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de aanmerkelijke kans op een dodelijke afloop bewust heeft aanvaard. Daarbij is voor de rechtbank van groot belang dat zij, ondanks dat zij weet had van de als reëel aan te merken risico’s, is doorgegaan met het behandelen van personen met iboga(ïne). Zij heeft haar werkwijze daarbij niet aangepast, maar is doorgegaan met haar behandelingen zonder de veiligheidsvoorschriften die door Wolters en Fromberg zijn opgesteld in acht te nemen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, gelet op de eerdere incidenten die hebben plaatsgevonden in haar praktijk en door het verder gaan met behandelen op de wijze zoals hiervoor onder het kopje ‘aanmerkelijke kans’ is beschreven (en dus zonder de haar bekende aanbevelingen van de deskundigen Wolters en Fromberg op te volgen), bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de iboga(ïne)behandeling bij [slachtoffer 2] tot haar dood zou kunnen leiden.
Conclusie
De rechtbank is gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 2] . De onder 1 primair ten laste gelegde doodslag acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.”
3.2.4Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 1 december 2020 heeft de raadsman van de verdachte daar het woord gevoerd overeenkomstig de pleitnota die aan het proces-verbaal is gehecht. Deze pleitnota houdt onder meer in:
“Juridische kwalificatie feitelijke gedragingen
105. Daarmee zijn we aangekomen bij de vraag hoe het juridisch gekwalificeerd moet worden indien cliënte naar het oordeel van uw rechtbank ibogaïne heeft toegediend en [slachtoffer 2] daaraan is overleden. De vraag is of dit handelen juridisch gezien de conclusie kan dragen dat sprake is van doodslag, zware mishandeling de dood ten gevolge hebbend, dan wel dood door schuld. Op deze vragen gaan we hierna in.
107. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood – is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan een aanmerkelijke kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
108. In de eerste plaats dient sprake te zijn geweest van een aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 2] zou overlijden. Wat de verdediging betreft is van zo'n aanmerkelijke kans geen sprake.
109. Om te beginnen staat al niet vast welke dosering [slachtoffer 2] heeft ingenomen, zodat reeds om die reden moeilijk is vast te stellen welke risico's zij liep en hoe groot de kans op overlijden was. Daarbij was [slachtoffer 2] cardiologisch in orde en ook dit maakt dat de kans op overlijden op voorhand erg klein was. Immers: uit onderzoek komt naar voren dat behandelingen met ibogaïne slechts in 1 op de 300 gevallen fataal aflopen, en dat dit bovendien veelal veroorzaakt wordt door (onder meer) pre-existente hartwijkingen. Het hart van [slachtoffer 2] was in orde en dit maakt dat de kans op overlijden dus ook klein was.
110. In dit verband wijzen we u op het vonnis van de rechtbank in de vorige zaak tegen cliënte, waarin de rechtbank over feit 3 moest beoordelen of de kans aanmerkelijk was dat iemand ernstige gezondheidsproblemen zou overhouden aan de behandeling van ibogaïne. Dat was eveneens een cardiologisch geteste man zonder hartafwijkingen, die desondanks een hartstilstand kreeg. Maar het enkele feit dat zich ernstige gezondheidsproblemen kunnen voordoen, maakt nog niet dat de kans daarop aanmerkelijk is. Reden waarom de rechtbank in die zaak niet tot een bewezenverklaring van het opzet kwam, welk oordeel in latere instanties in stand is gebleven.
111. In lijn met die eerdere uitspraak meent de verdediging dat ook in deze zaak geen sprake was van een aanmerkelijke kans op overlijden.
39. De rechtbank heeft de aanmerkelijk kans op de dood aangenomen maar daarbij vooral overwegingen gebruikt over het gedrag en kennis van cliënte. Daarbij gaat het om de controle die cliënte uitvoerde op de personen die zij behandelde op onder meer de middelen die zij gebruikte. Daarmee gaat de rechtbank het beoordelingskader van de aanmerkelijke kans als deelvraag bij voorwaardelijk opzet te buiten. Het dient immers te gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels als aanmerkelijk is te beschouwen. Daarbij kan de specifieke situatie wel een rol spelen, maar niet de gedragingen van cliënte. Die zien op de kennis van die kans en de aanvaarding. De aanmerkelijke kans zelf is een van cliënte onafhankelijk begrip.
40. Gelet op het feit dat het overgrote deel van de personen die met ibogaïne worden behandeld dat overleven, is er naar algemene ervaringsregels geen sprake van een aanmerkelijke kans op de dood. Ook niet als het gaat om verslaafden die ook andersoortige middelen gebruiken. Dat is immers de groep die baat kan hebben bij een behandeling met ibogaïne en dus gelden de door de rechtbank genoemde omstandigheden voor de gehele groep behandelden en hebben die omstandigheden dus geen invloed op de aanmerkelijke kans.
Geen wetenschap van een aanmerkelijke kans
112. In de tweede plaats kan niet worden bewezen dat cliënt wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 2] zou overlijden. Ter ondersteuning van deze stelling wordt ten eerste gewezen op het oordeel van het hof in de vorige strafzaak tegen cliënte, In die strafzaak tegen cliënte heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden zich zoals gezegd gebogen over een geval waarbij iemand kort na behandeling met iboga(ïne) een hartstilstand had. De tenlastelegging was in die zaak toegesneden op artikel 96 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) en wijkt in die zin dus af van de huidige tenlastelegging.
113. Dat neemt niet weg dat in het kader van de opzet een overweging uit dat arrest relevant is voor deze strafzaak:
‘Voorafgaand aan de behandeling heeft [betrokkene 4] zijn hart laten onderzoeken bij een cardioloog. Nu er door de cardioloog geen afwijkingen waren geconstateerd, en ook anderszins niet gebleken is van een gezondheidssituatie waarin de toediening van ibogaïne bij [slachtoffer] tot hartfalen zou kunnen leiden, kan niet worden gesteld dat verdachte wist of ernstige reden had om te vermoeden dat haar handelen bij [betrokkene 4] een hartstilstand of de aanmerkelijke kans daarop zou veroorzaken.’
Deze zaak is vergelijkbaar met de zaak van [slachtoffer 2] op het punt dat ook [slachtoffer 2] een hartfilmpje heeft laten maken bij een arts en dat daaruit niet is gebleken van een risicovolle situatie. Dit maakt dan ook dat, zou uw rechtbank ervan uitgaan dat cliënte [slachtoffer 2] wél heeft behandeld, zij vanwege het ontbreken van hartafwijkingen niet wist en ook geen ernstige reden had om te vermoeden dat het behandelen met ibogaïne een hartstilstand of de aanmerkelijke kans daarop zou veroorzaken. De juridische consequentie hiervan is dat cliënt geen wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 2] zou overlijden en dit staat aan een bewezenverklaring van voorwaardelijk opzet in de weg.
114. Ook als uw rechtbank oordeelt dat cliënt wel wetenschap heeft gehad van de aanmerkelijke kans op overlijden, bevat het dossier geen bewijs dat cliënte die kans ook daadwerkelijk heeft aanvaard. Al het handelen van cliënte was namelijk gericht op het voorkomen van de dood, in plaats van dat de aanmerkelijke kans op de dood bewust werd aanvaard.
115. Want als uw rechtbank bewezen acht dat cliënte [slachtoffer 2] heeft behandeld, dient om te beginnen te worden meegewogen dat cliënte in het voortraject heeft geïnformeerd naar de medische situatie van [slachtoffer 2] en naar haar gezondheid. Zoals gezegd heeft [slachtoffer 2] een hartfilmpje laten maken voor ze naar [plaats] afreisde. Zou cliënte de dood van [slachtoffer 2] op de koop toe hebben genomen dan was zo’n hartfilmpje voor haar niet interessant geweest.
116. Verder kunnen we uit de getuigenverklaringen van andere klanten afleiden dat cliënte haar klanten gedurende hun behandeling goed in de gaten hield. Zij werden voortdurend gemonitord door middel van een camera en cliënte was ook altijd in de buurt voor het geval zich complicaties zouden voordoen. Verschillende getuigen hebben verklaard dat cliënte voor hen zorgde als een moeder, we noemen een aantal citaten:
‘Ik weet wel dat zij nauwkeurig bekeek of ik medicijnen of drugs gebruikte of welk voedsel ik mocht eten. (...) Ze was erg nauwkeurig, ze vroeg naar mijn gezondheid en mijn hart.’ – [getuige 3]
‘Ik moest ook een ECG ondergaan voordat ik dat kon doen. (...) Nee, eigenlijk zou ik 7 dagen blijven, maar ik voelde mij goed en wilde naar huis. Zij wilde dat ik zou blijven tot de week om was.’ – [getuige 1]
‘ [verdachte] was in de buurt, dat wil zeggen er was een webcam in de kamer die op mij was gericht. Ik stond dus altijd onder observatie. Altijd als ik hoestte of iets anders, kwam zij direct mijn kamer binnen’. – [getuige 5]
‘Ik moest veel water drinken, vitaminerijk eten en rusten (...) Op de 4e dag toen ik naar huis wilde werd ze daar een beetje boos over’. – [getuige 4]
117. Zomaar wat citaten van getuigen waaruit blijkt hoe zorgzaam cliënte was en hoezeer haar handelen gericht was op het voorkomen van ellende. Ze liet mensen goed uitrusten, adviseerde haar klanten gezond te eten en zorgde voor een behoorlijke nazorg wanneer ze iemand ibogaïne had laten innemen. En ook in het voortraject verlangde ze een hartfilmpje of op zijn minst zoveel mogelijk zekerheid dat het hart in orde was. Wat de verdediging betreft kan onder die omstandigheden onder geen beding worden gezegd dat cliënte de dood van haar klanten op de koop zou hebben toegenomen.
118. Drie redenen waarom geen sprake is van opzet op de dood en waarom de verdediging uw rechtbank verzoekt cliënte daarvan vrij te spreken.”