ECLI:NL:HR:2013:BZ1956
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- V. van den Brink
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de voorbereiding van een gewapende overval en de rol van communicatiemiddelen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 februari 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het voorbereiden van een gewapende overval op een kledingwinkel in Hilversum. De bewezenverklaring steunde op verschillende bewijsmiddelen, waaronder tapgesprekken en verklaringen van de verdachte. De Hoge Raad oordeelde dat de telefoon die de verdachte gebruikte om contact op te nemen met zijn medeverdachte, niet kon worden aangemerkt als een voorwerp dat bestemd was tot het begaan van het misdrijf. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling.
De zaak kwam aan het licht na een mislukte inbraak in de winkel, waarna de verdachte contact opnam met een medeverdachte om een overval voor te bereiden. De verdediging stelde dat een mobiele telefoon niet als voorwerp kan worden aangemerkt dat bestemd is voor het begaan van een strafbaar feit. Het Hof had echter geoordeeld dat de telefoon wel degelijk een rol speelde in de voorbereidingen voor de overval. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof een te ruime betekenis had gegeven aan de woorden 'bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf' en dat de bewijsvoering onvoldoende was om te concluderen dat de telefoon daadwerkelijk voor de overval was bestemd.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van duidelijke bewijsvoering in strafzaken, vooral wanneer het gaat om de rol van communicatiemiddelen in de voorbereiding van misdrijven. De zaak is van belang voor de interpretatie van artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht, dat de voorbereiding van misdrijven strafbaar stelt.