Het hof heeft ten aanzien van deze bewezenverklaring onder meer het volgende overwogen:
“Op grond van tapgesprekken is (...) de verdenking ontstaan dat [medeverdachte 2] samen met anderen een overval wilde plegen op 10 december 2014. Door de politie is besloten voorafgaand hieraan in te grijpen. Op een terras in de wijk […] te Amsterdam zijn toen [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] aangehouden. Bij de aanhouding zijn bij de verdachten en in hun voertuigen verschillende goederen aangetroffen, waaronder bivakmutsen, handschoenen en mobiele telefoons. Later op de dag is [verdachte] in de buurt van de Nederlands-Belgische grens aangehouden, samen met een man genaamd [medeverdachte 5]. In de auto waarin zij zich bevonden zijn reisbescheiden op naam van [verdachte] voor een vliegreis op 10-11 december 2014 van Brussel via Zürich naar Hong Kong aangetroffen (p. 60092) en een koffer waarin, verstopt in speelgoed, een geldbedrag van € 374.000 zat.
Op grond van getapte gesprekken en (WhatsApp-)berichten is tevens de verdenking gerezen dat [verdachte], destijds vriendin van [medeverdachte 2], (...) een belangrijke rol heeft gespeeld.
(...)
Vaststaat dat [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [verdachte] het vooropgezette plan hadden om op woensdag 10 december 2014 een hoeveelheid geld te bemachtigen, die [verdachte] voor derden naar het buitenland zou vervoeren en waartoe op die datum een persoon bij haar langs zou komen. Daartoe hadden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] verschillende voorwerpen voorhanden: voertuigen, bivakmutsen, handschoenen en telefoons. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn aangehouden op een terras nabij de woning van [verdachte]; zij waren toen in gezelschap van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4], die ook zijn aangehouden. (...)
Mede gezien de verklaring van [medeverdachte 4] gaat het hof er vanuit dat het primaire plan van verdachten was om de hoeveelheid geld in of bij het appartementencomplex waar [verdachte] woonachtig is weg te nemen kort nadat het geld door iemand naar haar toe was gebracht. Uit de tapgesprekken van 10 december 2014 tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] kan worden afgeleid dat zij op 10 december 2014 wisten dat er een man naar haar woning zou komen en haar zou gaan vergezellen. Deze man bleek later [medeverdachte 5] te zijn.
Dat de overval in of bij de woning zou plaatsvinden vindt steun in de tapgesprekken, waaronder een tapgesprek van 5 december 2014 (p. 60054), waarin [verdachte] spreekt over een afspraak ‘volgende week woensdag’ tussen 2 en 3, waarmee kennelijk is gedoeld op de afspraak van [verdachte] op 10 december 2014 met [medeverdachte 5]. Daarbij bespreken [verdachte] en [medeverdachte 2] of het een voordeel of een nadeel is dat de scholen uitgaan rond dat tijdstip en dat er dan veel mensen lopen.
Voorts vindt het steun in de communicatie tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] op de dag van de overval zelf. [verdachte] moest van [medeverdachte 2] op het moment dat ‘het’ (het hof begrijpt het geld) er zou zijn een sms-bericht sturen aan [medeverdachte 2] met de tekst ‘ja’ en zij moest de koffer vast open leggen. Ook heeft [medeverdachte 2] in een tapgesprek tegen [verdachte] gezegd dat als ze er zouden zijn: “boem boem”, en ook als het er was: “boem boem” (het hof begrijpt dat er actie zou worden ondernomen zodra de perso(o)n(en) met het geld er zou(den) zijn). Kort nadat [medeverdachte 5] arriveert, stuurt [verdachte] inderdaad een sms: “ja” en na tien minuten opnieuw een sms: “vertrek nu”. Om 15.08 uur, 3 minuten later, hebben [medeverdachte 5] en [verdachte] het appartementencomplex samen verlaten, zo is waargenomen tijdens een observatie. Ze hadden een koffer bij zich. Op het moment dat [verdachte] net met [medeverdachte 5] in de auto zat, stuurde ze wederom een sms-bericht naar [medeverdachte 2] met de inhoud: waar bn je? Het observatieteam heeft waargenomen dat de auto met daarin [medeverdachte 5] en [verdachte] richting de A10 reed maar omkeerde en terugreed richting de woning van [verdachte]. Zij stapte uit en liep richting de woning. Uit de taps is gebleken dat zij toen zes keer [medeverdachte 2] heeft gebeld. Daarna is ze weer in de auto gestapt die toen wegreed. Ook dit past in het scenario dat de diefstal van het geld in of bij het appartementencomplex had moeten plaatsvinden, maar dat dit door de arrestatie van de mannelijke verdachten is mislukt. (...)
In het plan om geld in of bij het appartementencomplex van [verdachte] weg te gaan nemen ligt het gebruik van geweld dan wel bedreiging met geweld besloten. Het hof acht niet aannemelijk dat de persoon die het geld zou komen brengen, naar later bleek [medeverdachte 5], de grote som geld, vrijwillig en zonder verzet zou afgeven aan of laten meenemen door verdachten. Het gebruik van geweld dan wel de bedreiging met geweld zou dan ook nodig zijn geweest om de diefstal te voltooien. Dat er geen wapens bij de aangehouden verdachten zijn aangetroffen doet, mede gelet op het postuur van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], het getalsmatige overwicht van verdachten, en de dreiging die uitgaat van personen met bivakmutsen, aan deze gevolgtrekking niet af.
Ten aanzien van de wederrechtelijkheid van het wegnemen op zichzelf overweegt het hof tot slot nog als volgt. [verdachte] heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zij het geld zou vervoeren voor andere mensen. Verder heeft zij niet willen verklaren over de mensen voor wie zij het geld zou gaan vervoeren. Het hof stelt vast dat het geld kennelijk toebehoorde aan deze mensen, hierna ‘de organisatie’ genoemd, en in elk geval niet aan haar. Daardoor zou er, ongeacht het antwoord op de vraag of ‘de organisatie’ illegaal over het geld beschikte, sprake zijn van een wederrechtelijk wegnemen van het geld indien het tot een uitvoering van het voorgenomen delict zou zijn gekomen.
(...)
Voorwerpen bestemd voor het begaan van een misdrijf
[medeverdachte 2], [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] zijn op een terras aangehouden, waar zij waren gearriveerd met drie voertuigen. Bij de aanhouding zijn bij de verdachten en in hun voertuigen verschillende goederen aangetroffen, waaronder bivakmutsen, handschoenen en mobiele telefoons. Blijkens de getapte telefoongesprekken waren deze - speciaal voor de overval aangeschafte - prepaid telefoons van groot belang voor de timing van de overval. Gelet op het misdadige doel dat verdachten voor ogen stond, zoals hiervoor uiteengezet, waren deze voorwerpen dus bestemd tot het samen plegen van een diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld. Uit de tapgesprekken blijkt dat [verdachte] in de periode voorafgaand aan de aanhouding dusdanig nauw en bewust heeft samengewerkt met [medeverdachte 2], dat ook zij als medepleger de auto’s, handschoenen en bivakmutsen voorhanden heeft gehad.
Conclusie
Het hof acht bewezen dat [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 3] ter voorbereiding van een diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld drie voertuigen, bivakmutsen, handschoenen en mobiele telefoons voorhanden hebben gehad, zoals onder 2 ten laste is gelegd.”