ECLI:NL:RBAMS:2016:2809

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 mei 2016
Publicatiedatum
12 mei 2016
Zaaknummer
13/730012-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereidingshandelingen liquidatie met gebruik van wapens en gestolen voertuigen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 mei 2016 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor een liquidatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, betrokken was bij het voorbereiden van een liquidatie op een specifiek doelwit. De feiten vonden plaats tussen 22 december 2014 en 1 februari 2015, waarbij gebruik werd gemaakt van geavanceerde technologie zoals peilbakens en PGP-telefoons. De verdachte werd verweten dat hij samen met anderen een liquidatie voorbereidde, brandstichting plande, en in het bezit was van automatische vuurwapens en gestolen voertuigen. Tijdens het onderzoek zijn verschillende technische middelen ingezet, waaronder het scannen van telefoons en het volgen van voertuigen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op basis van de verzamelde bewijzen, waaronder chatgesprekken en getuigenverklaringen, betrokken was bij de criminele activiteiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele tenlastegelegde feiten, maar achtte de overige feiten bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de impact op de samenleving in overweging nam. De rechtbank benadrukte dat de verdachte een actieve rol had gespeeld in de voorbereidingen voor de liquidatie, wat leidde tot de beslissing om hem een zware straf op te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/730012-15
Datum uitspraak: 11 mei 2016
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [GBA-adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 1 mei 2015, 22 juli 2015 en op 4, 6, 7 en 28 april 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van officier van justitie mr.
H. Hoekstra en van hetgeen door de namens verdachte gemachtigde raadsman mr. J.T.H.M. Mühren naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt – samengevat en na wijziging op de zitting – verweten dat hij zich te Amsterdam/Eindhoven, althans in Nederland, heeft schuldig gemaakt aan de volgende feiten:
1. medeplegen van het voorbereiden van een liquidatie in de periode van 22 december
2014 tot en met 1 februari 2015;
2. medeplegen van het voorbereiden van brandstichting in de periode van 22 december
2014 tot en met 1 februari 2015;
3. medeplegen van poging moord/doodslag op leden, althans een lid van het arrestatieteam op 1 februari 2015,
Subsidiair:bedreiging;
4. medeplegen van het voorhanden hebben van drie automatische vuurwapens en
diverse munitie en een patroonmagazijn,
in de periode van 22 december 2014 tot en met 1 februari 2015;
5. medeplegen van diefstal van twee voertuigen en kentekenplaten in de periode
van 1 december 2014 tot en met 1 februari 2015,
Subsidiair:(opzet)heling
De volledige tekst van de tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Inleiding
Op 16 januari 2015 scant een zogenoemde IMSI catcher op het woonadres van [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) twee peilbakens. Het onderzoeksteam start op 23 januari 2015 een technische actie op deze peilbakens.
Eén van deze bakens, het baken met inlogcode eindigend op 71 , komt op 30 januari 2015 in beweging. Het baken bevindt zich in de nacht van 30 op 31 januari 2015 omstreeks 00.45 uur aan de Kattenburgerstraat te Amsterdam. Daar ziet een verbalisant een Citroën staan met kenteken [kenteken 1] . In de Citroën zit een manspersoon, onderuitgezakt, achter het stuur. Het baken wordt uitgezet en de Citroën rijdt omstreeks 01.00 uur weg. De volgende ochtend, om 11.00 uur, wordt het baken weer aangezet. Om 13.10 uur geeft het baken de locatie Jan van Galenstraat te Amsterdam aan. Daarna is de route van het baken gelijk aan de route van een Opel Corsa met kenteken [kenteken 2] . Deze auto is gehuurd door [persoon 1] , op naam van zijn broer [persoon 2] . Omstreeks 20.15 uur zien verbalisanten dat deze Opel Corsa wordt geparkeerd in de parkeergarage aan de [adres 3] te Amsterdam. Omdat bij de politie informatie beschikbaar is dat mogelijk eerder een aanslag op de levens van [persoon 2] en [persoon 1] is gepleegd in 2014, rijst het vermoeden dat de inzittende(n) van de Opel Corsa mogelijk een doelwit van een liquidatie is (zijn). [persoon 1] loopt omstreeks 22.35 uur, samen met twee anderen, richting de Opel Corsa. Het onderzoeksteam besluit hen te waarschuwen. De Opel Corsa wordt vervolgens in beslag genomen en onklaar gemaakt. Het betreffende peilbaken wordt vervolgens aangetroffen onder de auto.
In het onderzoek genaamd 13Kourion is eerder, op 14 januari 2015, een gestolen BMW 3-serie aangetroffen op het Servaasplein in Eindhoven. De BMW is vervolgens voorzien van plaatsbepalingsapparatuur en onder permanent cameratoezicht geplaatst. Op 17 januari 2015 is de BMW heimelijk doorzocht waarbij drie geladen automatische vuurwapens (twee Kalasjnikovs en een Uzi) werden aangetroffen samen met een jerrycan, gevuld met benzine. Deze vuurwapens zijn onklaar gemaakt en teruggeplaatst. De jerrycan met benzine is in beslag genomen en vervangen door een vergelijkbare jerrycan, gevuld met water.
Op 1 februari 2015 komen de onderzoeken 13Rooibos en 13Kourion samen. Omstreeks 02.30 uur wordt waargenomen dat de eerder genoemde Citroën met kenteken [kenteken 1] het Servaasplein te Eindhoven op rijdt. Te zien is dat drie personen de kentekenplaten van de gestolen BMW 3-serie vervangen. Na ongeveer 40 minuten stapt één persoon in de Citroën en stappen de andere twee in de BMW 3-serie die dan is voorzien van valse kentekenplaten [kenteken 3] . Bij het wegrijden is te zien dat zich in de Citroën nog een vierde persoon bevindt. De Citroën en de BMW rijden in de buurt van elkaar richting Amsterdam. Het onderzoeksteam volgt beide auto’s vanaf 03.12 uur via een politiehelikopter. Het ingeschakelde arrestatieteam volgt de auto’s via de snelweg.
In Amsterdam, bij afslag S107 Sloten, grijpt de politie in. Het is dan omstreeks 04.23 uur. De BMW en de Citroën worden tot stoppen gedwongen waarna het tot aanhouding komt van verdachte, [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ). Eén van de twee Kalasjnikovs wordt aangetroffen op de rijbaan. Het blijkt te zijn doorgeladen. In de kofferbak wordt de andere Kalasjnikov samen met de pistoolmitrailleur (Uzi) aangetroffen. Ook de pistoolmitrailleur is doorgeladen. In de BMW liggen verder nog een patroonmagazijn voor de Uzi, een losse patroon en een handflare.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 4 en 5 subsidiair ten laste gelegde feiten. Op basis van de feiten en omstandigheden kan worden vastgesteld dat de verdachten de liquidatie op [persoon 1] hebben voorbereid, dat zij een brandstichting hebben voorbereid en dat zij wetenschap hadden van de in de BMW 3-serie aanwezige vuurwapens en munitie. Hoewel niet de diefstal van de auto’s en de kentekens kan worden bewezen, kan wel worden vastgesteld dat de verdachten wisten dat deze auto’s en kentekens van diefstal afkomstig waren, aldus de officier van justitie.
Voor het onder feit 3 primair en subsidiair en het onder feit 5 primair ten laste gelegde, heeft zij vrijspraak gevorderd wegens gebrek aan bewijs.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van alle aan verdachte ten laste gelegde feiten bepleit. Verdachte was niet op de hoogte van de eventuele plannen voor een liquidatie en van de aanwezigheid van de in de BMW 3-serie en in de Citroën aangetroffen goederen. Hij is ook niet betrokken geweest bij het verwisselen van de kentekenplaten zodat de heling daarvan, laat staan de diefstal, niet aan hem kan worden toegerekend. Indien verdachte al een rol in het geheel heeft gehad, dan kan die rol in ieder geval niet worden getypeerd als de rol van medepleger. Voor het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde geldt dat verdachtes betrokkenheid geheel ontbreekt, aldus de raadsman.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank betrekt in haar bewijsoverwegingen, indien relevant en van toepassing, telkens de door de officier van justitie en de raadsman aangevoerde standpunten.
4.4.1
Tenlastelegging
Onder feit 1 is het volgende opgenomen onder
j)een peilbaken met IMEI nummer [IMEI nummer 1] . Het in de tenlastelegging opgenomen IMEI nummer is gezien het aantal cijfers, onvolledig. In het licht van de inhoud van het dossier en op het gevoerde proces stelt de rechtbank vast dat voor alle betrokken partijen echter duidelijk is dat het moet gaan om het peilbaken dat in deze zaak onder de auto van [persoon 1] is geplaatst. De rechtbank zal het onvolledige IMEI nummer dan ook zien als een kennelijke verschrijving en het nummer verbeterd lezen. Waar
[IMEI nummer 1]staat onder feit 1 zal worden gelezen: [IMEI nummer 2] .
4.4.2
Vrijspraak van feit 2
Gelet op de inhoud van het dossier stelt de rechtbank vast dat niet kan worden bewezen dat verdachte enige wetenschap had van de in de auto aanwezige handflare en de jerrycan met benzine (althans water). Die wetenschap kan ook niet worden afgeleid uit de eventuele wetenschap van verdachte van andere aanwezige goederen in de BMW 3-serie. De rechtbank spreekt verdachte vrij van feit 2.
4.4.3
Vrijspraak van feit 3, primair en subsidiair
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde. Voor enige aandeel van verdachte bij het ten laste gelegde ontbreekt immers elke aanwijzing.
4.4.4
Vrijspraak van feit 5, primair
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde diefstal van de BMW 3-serie en BMW 1-serie en de kentekens. Bewijs dat verdachte op enige wijze betrokken is geweest bij de diefstal van voornoemde goederen ontbreekt immers.
4.4.5
Beoordeling van de feiten en omstandigheden
4.4.5.1 Bewijsoverwegingen ten aanzien van de PGP BlackBerry telefoons
In het onderzoek zijn in totaal vier PGP (Pretty Good Privacy) BlackBerry telefoons aangetroffen, het betreffen zogenoemde cryptofoons, telefoons die zeer goed zijn beveiligd. Het Nederlands Forensisch Instituut heeft drie van de vier aangetroffen telefoons ontsleuteld.
Verdachte - [verdachte]
In de fouillering van verdachte is een PGP BlackBerry aangetroffen met een telefoonnummer eindigend op [nummer 1] . Het telefoonnummer is gebruikt van 6 november 2014 tot en met 1 februari 2015 en staat – net zoals de andere telefoons – op naam van [naam 1] te Arnhem. Verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie verklaard een zwarte BlackBerry bij zich te hebben gehad. Het e-mail adres van de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 1] ) is [emailadres 1] . In de aan [medeverdachte 2] toegeschreven PGP BlackBerry is dit e-mail adres opgenomen onder de letter “ [letter 1] ”. Enkele bijnamen van verdachte beginnen met een [letter 1] : [bijnaam verdachte] , [bijnaam verdachte] , [bijnaam verdachte] . Het voorgaande, in combinatie met de inhoud van de gesprekken met de medeverdachten brengt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte de gebruiker was van deze PGP BlackBerry.
De raadsman heeft met betrekking tot de BlackBerry van verdachte naar voren gebracht dat het uitlezen van deze telefoon onrechtmatig is. Door de telefoon uit te lezen zonder de toestemming daartoe van verdachte, is een inbreuk gemaakt op zijn recht op privacy, zoals is vastgelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Juist een telefoon zoals de PGP BlackBerry bevat – gezien het doel waarmee dergelijke telefoons, namelijk het waarborgen van de privacy, worden aangeschaft, veel privacygevoelige informatie. Nu tot het uitlezen van de telefoon, zonder enige toetsing aan de hand van proportionaliteit en subsidiariteit, is overgegaan, levert deze opsporing een vormverzuim op. Het bewijs dat door het uitlezen van de BlackBerry is verkregen dient daarom volgens de raadsman te worden uitgesloten. Hij heeft daarbij gewezen op het arrest van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 april 2015 (ECLI:GHARL:2015:2954)
De rechtbank overweegt dat artikel 94, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) bepaalt dat alle voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen, vatbaar zijn voor inbeslagneming. Voor de waarheidsvinding mag onderzoek worden gedaan aan en in inbeslaggenomen voorwerpen, teneinde gegevens voor het strafrechtelijk onderzoek ter beschikking te krijgen. Er zijn geen aanknopingspunten om ten aanzien van (de inhoud van) een smartphone anders te oordelen. Een dergelijk onderzoek vormt evenwel een inbreuk op het in artikel 8, eerste lid, van het EVRM gewaarborgde recht van verdachte op privacy. Een dergelijke inbreuk is ingevolge het tweede lid van artikel 8 van het EVRM alleen dan toegestaan indien deze berust op een voldoende duidelijke en voorzienbare wettelijke grondslag en als aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit is voldaan. Met andere woorden: de inbreuk moet wettelijk gelegitimeerd zijn, noodzakelijk zijn in verband met het daarmee beoogde doel en daarmee in een redelijke verhouding staan.
Anders dan het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in het door de raadsman aangehaalde arrest, is de rechtbank van oordeel dat artikel 94 Sv, in het licht van de uitleg daarvan door de Hoge Raad, een voldoende duidelijke en voorzienbare wettelijke grondslag vormt voor de inbeslagname van en het daaropvolgende onderzoek in de smartphone van verdachte in de zin van artikel 8 EVRM. Aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit is in dit geval eveneens voldaan. Het uitlezen van de telefoon heeft in dit geval plaatsgevonden in het kader van een onderzoek naar een buitengewoon ernstig feit, namelijk de voorbereiding van een liquidatie. Verdachte beriep zich bovendien – grotendeels – op zijn zwijgrecht, wat de mogelijkheden beperkte om op andere wijze zicht te krijgen op de betrokkenen bij het feit en op ieders rol. De rechtbank oordeelt dan ook dat de inbreuk op artikel 8 EVRM gerechtvaardigd was en dat niet in strijd is gehandeld met dit artikel. Het uitlezen van de BlackBerry was dus rechtmatig. De rechtbank verwerpt het verweer.
[medeverdachte 2]
Vlak naast de auto van het arrestatieteam is te Amsterdam ook een PGP BlackBerry telefoon aangetroffen met telefoonnummer eindigend op [nummer 2] . Het e-mail adres van deze BlackBerry was [emailadres 2] . Dit e-mail adres stond onder de naam [bijnaam medeverdachte 2] in de PGP BlackBerry’ eindigend op [nummer 1] , die wordt toegeschreven aan verdachte. Gebleken is dat [bijnaam medeverdachte 2] en [bijnaam medeverdachte 2] bijnamen zijn van [medeverdachte 2] . De rechtbank constateert verder dat de BlackBerry (eindigend op [nummer 2] ) ook al eerder, te weten op 24 december 2014 om 23.42 uur, een zendmast in Eindhoven heeft aangestraald, op een moment waarop de PGP BlackBerry van verdachte [medeverdachte 1] ook in Eindhoven aanwezig was. Op 25 december 2014 beweegt de PGP Blackberry (eindigend op [nummer 2] ) vanaf 15.58 uur tot 20.21 uur net als de PGP Blackberry van [medeverdachte 1] vanuit Amsterdam naar Eindhoven en terug. Om 21.15 uur wordt [medeverdachte 2] in een auto met de medeverdachten gecontroleerd in de Utrechtsestraat in Amsterdam. Verder is op 31 januari 2015 te 16.04 uur een bericht verzonden van de PGP BlackBerry van [medeverdachte 1] aan de PGP BlackBerry eindigend op [nummer 2] . Dit bericht houdt in: “Heb die duplicaat, moet straks die waggies terugrijden”. [medeverdachte 2] bevond zich in de gestolen BMW 3-serie die door het arrestatieteam tot staan is gebracht in Amsterdam. De rechtbank concludeert dan ook, het voorgaande in onderling verband beziend, dat [medeverdachte 2] de gebruiker was van de BlackBerry (eindigend op [nummer 2] ), ook al voor 31 januari 2015.
[medeverdachte 3]
In de Citroën met kenteken [kenteken 1] is een PGP BlackBerry aangetroffen eindigend op telefoonnummer [nummer 3] . Op deze telefoon is DNA-materiaal van [medeverdachte 3] aangetroffen. [medeverdachte 3] heeft op weg vanuit Amsterdam naar de gestolen BMW 3-serie in Eindhoven in voornoemde Citroën gezeten. Het berichtenverkeer in de ontsleutelde PGP Blackberry’s eindigend op [nummer 2] ( [medeverdachte 2] ) en eindigend op [nummer 3] bevat in de middag van 31 januari 2015 om 17.08 uur een chatgesprek inhoudende “ ja weenie kijke of directeur wagie regelt wij gaan sowiso die 335”. De gestolen BMW 3-serie waarmee [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] vanuit Eindhoven naar Amsterdam zijn gereden betreft een type 335. Voorts is vanaf de PGP BlackBerry ( [nummer 3] ) op 31 januari 2015 een bericht gestuurd naar [verdachte] : “Sorry was voor [bijnaam medeverdachte 2] ben effe loesoe met [bijnaam medeverdachte 1] mail [bijnaam medeverdachte 2] als je in de buurt ben”. De rechtbank stelt vast dat [bijnaam medeverdachte 2] en [bijnaam medeverdachte 1] de bijnamen zijn van respectievelijk [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Op grond van het voorgaande, in onderling verband bezien, concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 3] de gebruiker was van de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 3] ).
[medeverdachte 1]
In de fouillering van [medeverdachte 1] is een PGP BlackBerry telefoon aangetroffen met een telefoonnummer eindigend op [nummer 4] . De telefoon maakt gebruik van het netwerk van [naam 1] en is gekoppeld aan het e-mailadres [emailadres 3] . Uit de zogenoemde RIM-bevraging (Research In Motion Monitor) blijkt, onafhankelijk van de andere aangetroffen telefoons, dat de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 4] ) gebruik maakt van voornoemd e-mailadres.
Uit de bewijsmiddelen blijkt meermalen dat de reisbewegingen die deze PGP BlackBerry maakt, overeenkomen met andere objectieve gegevens die aan [medeverdachte 1] zijn te koppelen. Zo peilt de PGP BlackBerry eindigend op [nummer 4] op 25 januari 2015 om 01.16 uit in Veldhoven, op nagenoeg hetzelfde tijdstip (01.15) als een auto met het kenteken [kenteken 4] , welke auto (Opel Astra) blijkens een huurovereenkomst door [medeverdachte 1] is gehuurd. Op dezelfde dag rond 21.16 uur peilt deze PGP BlackBerry uit op de Weesperstraat in Amsterdam. [medeverdachte 1] is om 21.15 uur in de auto met kenteken [kenteken 4] op de Utrechtsestraat te Amsterdam gecontroleerd, in bijzijn van verdachte en de twee andere medeverdachten. Dat [medeverdachte 1] deze BlackBerry al eerder in gebruik had blijkt ook uit de conversaties die al overdag zijn gevoerd tussen [medeverdachte 1] en medeverdachten op 31 januari 2015, bijvoorbeeld om 16.08 in de middag. Uit de inhoud van de gesprekken (die onder meer gaan over “waggies terugrijden” en “de 1-serie” leidt de rechtbank af dat het wel degelijk [medeverdachte 1] is geweest die deze gesprekken heeft gevoerd. Hij heeft immers zelf verklaard dat hij naar Eindhoven ging. Het voorgaande vindt bovendien bevestiging in de omstandigheid dat het e-mailadres als contactpersoon onder de naam “
[letter 2]” stond opgeslagen in de PGP BlackBerry die, zoals hiervoor is gebleken, kan worden toegeschreven aan verdachte. Ter terechtzitting van 4 april 2016 heeft verdachte verklaard [medeverdachte 1] ook te kennen onder de de bijnamen
[bijnaam medeverdachte 1] en [bijnaam medeverdachte 1]. Het is dan ook, het voorgaande in onderling verband bezien, aannemelijk dat “ [letter 2] ” verwijst naar deze bijnamen van [medeverdachte 1] . Nu geen concrete aanknopingspunten bestaan die erop wijzen dat een ander dan [medeverdachte 1] gebruik maakte van de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 4] ), kan worden vastgesteld dat [medeverdachte 1] – ook voor de datum van 31 januari 2015– de gebruiker was van deze telefoon.
4.4.5.2 gebruiker van de Samsung tablet
In de Citroën met kenteken [kenteken 1] is een Samsung tablet aangetroffen die gebruik maakt van een telefoonnummer eindigend op [nummer 5] . [medeverdachte 1] heeft verklaard dat deze tablet van hem is, maar dat hij hem veelvuldig uitleende aan vrienden zodat in ieder geval niet alle daarmee verrichte handelingen aan hem kunnen worden toegeschreven.
[medeverdachte 1] kan naar het oordeel van de rechtbank echter worden aangemerkt als hoofdgebruiker van deze tablet. Op diverse momenten wordt vanaf het IP adres, behorend bij het huisadres van [medeverdachte 1] , met de tablet ingelogd op het peilbaken via de site [website] . Op andere momenten wordt via het IP adres van hotel [naam 4] , waar [medeverdachte 1] telkens op het betreffende moment verblijft, met de tablet ingelogd op dezelfde website. [medeverdachte 1] heeft tegenover deze gegevens enkel in algemene bewoordingen gesteld dat anderen de tablet wel eens gebruikten. Deze alternatieve verklaring is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende specifiek en op geen enkele manier onderbouwd. De rechtbank gaat daaraan dan ook voorbij.
De historische gegevens van de tablet zullen dan ook aan [medeverdachte 1] worden toegeschreven.
4.4.5.3 De reisbewegingen
Tussen 22 en 23 december 2014 worden zowel de in de tenlastelegging genoemde BMW 3-serie als de BMW 1-serie en de kentekenplaten gestolen.
24 december 2014
De gestolen BMW’s bewegen op 24 december 2014 van Amsterdam naar Eindhoven. Om 23.25 uur bevinden beide BMW’s zich op dezelfde locatie in Eindhoven. De door [medeverdachte 1] gehuurde Opel Astra ( [kenteken 4] ) reist die dag ook naar Eindhoven. Om 22.40 uur wordt de Opel Astra in Eindhoven geregistreerd. De PGP BlackBerry van [medeverdachte 1] (eindigend op [nummer 4] ) straalt op die dag om 23.16 uur op een zendmast in Eindhoven aan en ook de PGP Blackberry van [medeverdachte 2] (eindigend op [nummer 2] ) straalt om 23.42 uur op een zendmast in Eindhoven aan.
25 december 2014
Ook in de nacht van 24 op 25 december 2014 bevindt de PGP BlackBerry van [medeverdachte 1] (eindigend op [nummer 4] ) zich in de buurt van Eindhoven, namelijk in Veldhoven om 01.16 uur. Dit gegeven past bij de registraties van de door [medeverdachte 1] gehuurde auto, de Opel Astra met kenteken [kenteken 4] , die om 01.15 uur eveneens wordt gezien in Veldhoven. Om 15.16 uur bevindt de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 4] ) zich weer in Amsterdam en om 19.16 uur weer in Eindhoven. Om 21.16 uur is de telefoon weer terug in Amsterdam. Ook de PGP BlackBerry van [medeverdachte 2] (eindigend op [nummer 2] ) wordt die dag, om 19.16 uur, in Eindhoven geregistreerd.
Om 18.44 uur wordt de BMW 1-serie nagenoeg gelijktijdig gescand met de door [medeverdachte 1] gehuurde Opel Astra in Eindhoven. Om 21.15 uur wordt [medeverdachte 1] gecontroleerd terwijl hij zich in de gehuurde Opel Astra bevindt in Amsterdam. Hij is dan samen met de medeverdachten in deze zaak.
Januari 2015
Op 1 januari 2015 bevindt de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 4] ) van [medeverdachte 1] zich samen met de gehuurde Opel Astra in Eindhoven om 22.32 uur. Ook de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 2] ) van [medeverdachte 2] bevindt zich op dat tijdstip in Eindhoven.
Op 2 januari 2015 beweegt de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 4] ) van [medeverdachte 1] opnieuw naar Eindhoven, gelijktijdig met de aan [medeverdachte 1] toebehorende Samsung tablet. Ook wordt die dag zijn Opel Astra huurauto nagenoeg gelijktijdig gescand met één van de gestolen BMW’s, de 3-serie. Dat vindt plaats omstreeks 21.16 uur. De tablet, de PGP BlackBerry van [medeverdachte 1] (eindigend op [nummer 4] ) en de gehuurde Opel Astra bewegen daarna in de nacht van 2 op 3 januari 2015 gezamenlijk terug naar Amsterdam. Ook bevindt de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 2] ) van [medeverdachte 2] zich weer in Eindhoven, namelijk tussen 21.54 uur en 23.15 uur.
Op 4 januari 2015 beweegt de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 4] ) van [medeverdachte 1] opnieuw naar Eindhoven, gelijktijdig met de Samsung tablet. Tussen 22.48 uur en 23.08 uur worden in Eindhoven de gehuurde Opel Astra, de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 4] ) en de tablet geregistreerd. De telefoon van [medeverdachte 2] straalt die dag wederom aan op een zendmast in Eindhoven, namelijk om 21.54 uur. In de nacht van 4 op 5 januari 2015 bevinden de Opel Astra en de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 4] ) van [medeverdachte 1] zich allebei weer in Amsterdam.
Op 5 januari 2015 reist de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 4] ) van [medeverdachte 1] weer gelijktijdig met de Samsung tablet van Amsterdam naar Eindhoven. De Opel Astra wordt in Eindhoven gescand om 19.34 uur en om 22.44 uur. Om 23.42 uur bevindt de Opel Astra zich weer in Amsterdam. Die dag wordt ook de BMW 3-serie rijdend in de buurt van Eindhoven gescand, namelijk om 21.32 uur. Niet alleen de telefoon van [medeverdachte 2] is die dag weer in Eindhoven (19.38 uur), maar ook de telefoon van [medeverdachte 3] (eindigend op [nummer 3] ), namelijk om 22.10 uur.
Op 10 januari 2015 wordt een andere huurauto van [medeverdachte 1] , een Mercedes ( [kenteken 5] ) om 03.16 uur gescand in de buurt van Eindhoven, namelijk in Veldhoven op de A2.
Om 18.52 uur bevindt de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 4] ) van [medeverdachte 1] zich in de Dapperstraat te Amsterdam. Omstreeks die tijd, namelijk om 19.00 uur ziet de politie [medeverdachte 1] in de Dapperstraat in de desbetreffende Mercedes stappen. Omstreeks 20.52 uur bevindt de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 4] ) van [medeverdachte 1] zich weer in Eindhoven. Om 22.35 uur en om 22.37 uur wordt de BMW 3-serie weer rijdend in de buurt van Eindhoven geregistreerd, namelijk in Veldhoven op de A2. De Mercedes wordt rond die tijd ook geregistreerd in Eindhoven, tussen 23.49 uur en 23.52 uur. Net voor 01.00 uur bevinden zich zowel de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 4] ) van [medeverdachte 1] als de Mercedes zich weer in Amsterdam. De PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 4] ) straalt dan een zendmast aan op de Dapperstraat. De PGP BlackBerry van zowel [medeverdachte 2] (eindigend op [nummer 2] ) als [medeverdachte 3] (eindigend op [nummer 3] ) bevinden zich die dag ook in Eindhoven, respectievelijk om 20.48 uur en om 21.11 uur.
Op 11 januari 2015 beweegt de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 4] ) van [medeverdachte 1] samen met de Samsung tablet weer naar Eindhoven. Om 21.00 uur wordt de tablet van [medeverdachte 1] in Eindhoven geregistreerd en om 22.25 uur wordt zijn PGP BlackBerry in Eindhoven geregistreerd. In de tussenliggende tijd, om 21.43 uur, wordt de BMW 3-serie weer geregistreerd in de buurt van Eindhoven, namelijk wederom in Veldhoven op de A2. Om 22.49 uur wordt de BMW 3-serie nog eens geregistreerd in Eindhoven, komend vanaf de A67. In die tijd zijn zowel de Samsung tablet als de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 4] ) van [medeverdachte 1] ook in Eindhoven. In de nacht van 11 op 12 januari 2015 bewegen zijn telefoon en de Mercedes weer naar Amsterdam. Op de tablet is om 18.14 uur via google gezocht naar een coffeeshop te Eindhoven aan de [adres 5] . Deze weg ligt op enkele meters afstand van het Servaasplein te Eindhoven, de plaats waar de BMW 3-serie en de BMW 1-serie geparkeerd stonden
Zowel de PGP BlackBerry van [medeverdachte 2] (eindigend op [nummer 2] ) als die van [medeverdachte 3] (eindigend op [nummer 3] ) peilen die dag uit in Eindhoven, respectievelijk om 20.35 uur en om 21.57 uur.
Op 25 januari 2015 wordt de BMW 3-serie rond 02.40 uur verplaatst. De PGP BlackBerry van [medeverdachte 1] (eindigend op [nummer 4] ) bevindt zich om 03.06 uur en om 03.35 uur in Eindhoven.
Gelet op voorgaande bevindingen concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 1] in december 2014 en in januari 2015 meermalen van Amsterdam naar Eindhoven heeft gereisd. Op een aantal van die reismomenten is in de nabije omgeving en soms zelf gelijktijdig, de gestolen BMW 1-serie of BMW 3-serie geregistreerd. Uit voornoemde gegevens blijkt ook dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in dezelfde periode meermalen in Eindhoven zijn geweest.
4.4.5.4 De aanschaf van de peilbakens
Op 16 januari 2015 zijn door een zogenoemde IMSI catcher twee peilbakens gescand op het woonadres van [medeverdachte 1] , [adres 1] , deze bakens waren voorzien van de inlogcodes eindigend op de cijfers 65 en 71 . Het baken eindigend op nummer 71 is teruggevonden onder de auto in gebruik bij [persoon 1] . Het baken eindigend op nummer 65 en nog weer een ander baken, eindigend op nummer 30 , zijn op 1 februari 2015 bij de doorzoeking aan de [adres 1] aangetroffen in de slaapkamer van [medeverdachte 1] . De rechtbank stelt vast dat deze drie bakens afkomstig zijn uit de Spyshop [naam 1] aan de [adres 2] . Uit facturen van de firma [firma] in Frankrijk, blijkt immers dat deze drie bakens op dezelfde dag, 9 januari 2015, zijn geactiveerd als de dag waarop een 4-tal bakens in deze winkel aan een passant werd verkocht. De bakens zijn geactiveerd vanuit [naam 1] te Arnhem. Uit verstrekking van de historische gegevens van het baken eindigend op nummer 65 blijkt dat dit baken op 9 januari 2015 bovendien een rechtstreekse route heeft gevolgd vanaf de Spyshop [naam 1] te Arnhem naar het woonadres van [medeverdachte 1] , de [adres 1] .
De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat het [medeverdachte 1] is geweest die het peilbaken heeft aangeschaft dat uiteindelijk onder de auto van [persoon 1] is geplakt.
4.4.5.5 Aantreffen van de BMW 3-serie op het Servaasplein – Onderzoek 13Kourion
Op 14 januari 2015 is de BMW 3-serie, met daarop gestolen kentekenplaten, op het Servaasplein aangetroffen in een ander onderzoek. In de nacht van 16 op 17 januari 2015 is de auto door de politie doorzocht en zijn twee geladen aanvalsgeweren aangetroffen (Kalasjnikovs) en een half geladen Uzi. De wapens zijn vervolgens onklaar gemaakt en teruggeplaatst in de auto. De in de auto aangetroffen jerrycan met benzine is vervangen door een vergelijkbare jerrycan, gevuld met water.
De BMW 1-serie, met daarop gestolen kentekenplaten, is op 25 januari 2015 aangetroffen op het Servaasplein in Eindhoven. Die dag is de BMW 3-serie enkele meters verplaatst en is de BMW 1-serie op de eerdere parkeerplek van de BMW 3-serie geplaatst.
4.4.5.6 De gebeurtenissen in de nacht van 30 op 31 januari 2015
Het baken eindigend op nummer 71 , dat al eerder door middel van een IMSI scan was waargenomen in de woning van [medeverdachte 1] , blijkt op 30 januari 2015 in beweging te komen. [medeverdachte 1] had op 30 januari 2015 een door [persoon 3] gehuurde Citroën met kenteken [kenteken 1] in gebruik. Die avond bevinden deze Citroën en het baken zich in elkaars nabije omgeving. Zo bevindt de Citroën zich om 23.19 uur aan de Jan van Galenweg te Amsterdam en op dat moment bevindt het baken zich daar ook. De locatie van het baken is dan in de nabije omgeving van de woning van [persoon 2] ( [adres 3] ) en de woning van [persoon 1] ( [adres 4] ). Daarna bewegen zowel het baken als de PGP BlackBerry van [medeverdachte 1] (eindigend op [nummer 4] ) naar Almere. In een chatgesprek via de PGP-BlackBerry’s zegt [medeverdachte 1] tegen verdachte om 23.58 uur dat hij in Almere is geweest. Dat gegeven komt overeen met de gegevens van het baken dat zich om 23.26 uur in Almere begeeft. De Vialis registraties van de Citroën met kenteken [kenteken 1] komen ook overeen met de bewegingen van het baken wanneer het terugkeert van Almere naar Amsterdam.
Op 31 januari 2015 om 00.43 uur bevindt het baken zich aan de Kattenburgerstraat te Amsterdam. Het baken wordt om 00.45 uur uitgezet. Een verbalisant ziet dan op de kruising Kattenburgerstraat/Kattenburgerkruisstraat de door [medeverdachte 1] in gebruik genomen Citroën met kenteken [kenteken 1] staan. Omstreeks 01.00 uur ziet de verbalisant de Citroën wegrijden.
4.4.5.7 De gebeurtenissen op 31 januari 2015
Het hiervoor genoemde baken wordt om 11.00 uur weer aangezet. Dan wordt de laatste locatie weergegeven, te weten de Kattenburgerstraat te Amsterdam. Daar is het baken immers uitgezet. Om 13.10 uur blijkt het baken weer in beweging te zijn. De weergegeven locatie is dan de Jan van Galenstraat te Amsterdam. De Jan van Galenstraat bevindt zich nabij de parkeergarage aan de [adres 3] , waar de door [persoon 1] gebruikte Opel Corsa geparkeerd stond. Vanaf dat tijdstip volgt het baken de route van deze Opel Corsa. De rechtbank concludeert hieruit dat het peilbaken zich dan bevindt onder de bij [persoon 1] in gebruik zijnde auto. Even voordat het baken om 11.00 uur werd aangezet, om 10.38 uur, is de Citroën waarin [medeverdachte 1] rijdt, geregistreerd door een Vialiscamera aan de Jan van Galenstraat. Deze camera bevindt zich vlakbij de parkeergarage aan de [adres 3] . Ook de Samsung tablet van [medeverdachte 1] bevindt zich dan in de nabije omgeving, namelijk om 11.03 uur in de Jan Voermanstraat te Amsterdam. Dat [medeverdachte 1] degene is geweest die het baken heeft bevestigd onder de door [persoon 1] gebruikte Opel Corsa, wordt verder versterkt door de inhoud van de gesprekken die zijn gevoerd door en/of met de medeverdachten. Om 14.16 uur zegt ene
[naam 2]immers tegen [medeverdachte 2] : “
We hebben nu iets onder zijn waggie”. Om 16.52 uur vraagt verdachte aan [medeverdachte 1] : “
Heb je die ding geplakt dan?”. Op die dag heeft [medeverdachte 1] met zijn Samsung tablet bovendien meermalen ingelogd op dit peilbaken via de website [website] , namelijk om 10.05 uur, om 15.57 uur, om 19.33 uur en om 23.16 uur.
De Opel Corsa die in gebruik is bij [persoon 1] wordt om 20.15 uur aangetroffen in de parkeergarage aan de [adres 3] te Amsterdam. Om 22.35 uur zien verbalisanten [persoon 1] in gezelschap van twee anderen richting de Opel Corsa lopen. Omdat [persoon 1] en [persoon 2] mogelijk eerder doelwit waren van een liquidatie worden ze gewaarschuwd en gemaand de sleutels af te geven. Het baken wordt aangetroffen onder de Opel Corsa. De auto wordt vervolgens onklaar gemaakt en geplaatst te Tussenmeer in Amsterdam. Het baken wordt aan gelaten.
De voornoemde feiten en omstandigheden – in onderlinge samenhang bezien – , brengt de rechtbank tot de conclusie dat het [medeverdachte 1] moet zijn geweest die het peilbaken onder de huurauto van [persoon 1] heeft geplakt. Uit de gegevens blijkt dat hij daartoe immers de mogelijkheid had en ondersteuning hiervoor vindt de rechtbank in de hiervoor aangehaalde inhoud van de gevoerde gesprekken tussen [naam 2] en [medeverdachte 2] en tussen verdachte en [medeverdachte 1] , waarbij met name uit het laatstgenoemde bericht blijkt dat het de bedoeling was dat [medeverdachte 1] dit zou doen en dat verdachte daarvan op de hoogte was.
4.4.5.8 De gebeurtenissen in de nacht van 1 februari 2016
Op de beelden afkomstig van de camera die staat gericht op het Servaasplein te Eindhoven is waar te nemen dat de bij [medeverdachte 1] in gebruik zijnde Citroën in de nacht van 1 februari 2015 het plein op komt rijden. Het is dan 02.30 uur. De Citroen wordt naast de gestolen BMW 3-serie geparkeerd. Er zijn vervolgens drie personen zichtbaar die de kentekenplaten van de BMW 3-serie verwisselen waardoor deze auto nu is voorzien van valse kentekenplaten [kenteken 3] . Het drietal loopt ook naar de gestolen BMW 1-serie, maar doet daar verder niets mee. Er worden kentekenplaten in de Citroën neergelegd en bij het wegrijden van de Citroën wordt een vierde persoon in deze auto gezien, die blijkbaar in de auto is blijven zitten gedurende de wisseling van de kentekenplaten. Het is verdachte, zoals blijkt uit zijn verhoor bij de politie. De drie in beeld gekomen personen worden herkend als [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] .
Even later, omstreeks 02.48 uur, rijdt het viertal met zowel de Citroën als de BMW 3-serie, richting Amsterdam. Vanaf 03.12 wordt het viertal in de gaten gehouden door het arrestatieteam en het onderzoeksteam. Onderweg rijdt de BMW steeds voorop. Vlakbij Amsterdam komt de Citroën echter naast de BMW rijden en de Citroën neemt na korte communicatie tussen de twee auto’s, de leiding. De BMW rijdt nu achter de Citroën aan. Bij de afslag S107, Sloten, worden beide auto’s door het arrestatieteam tot stoppen gedwongen en worden de vier verdachten aangehouden.
Na de aanhouding is op de rijbaan één van de drie onklaar gemaakte vuurwapens aangetroffen, een aanvalsgeweer (Kalasjnikov). Dit vuurwapen blijkt dan te zijn doorgeladen. In de BMW 3-serie, te weten in de kofferbak, zijn vervolgens de andere twee wapens aangetroffen. Ook de pistoolmitrailleur (Uzi) blijkt te zijn doorgeladen. Bij het terugplaatsen van de drie onklaar gemaakte wapens waren deze niet doorgeladen.
4.4.5.8 Medeplegen van het voorbereiden van een liquidatie op [persoon 1]
Hiervoor is vastgesteld dat [medeverdachte 1] zich veelvuldig van Amsterdam naar Eindhoven heeft begeven in de periode voorafgaand aan 1 februari 2015. Ook is vastgesteld dat [medeverdachte 1] meermalen op verschillende locaties gelijktijdig is geregistreerd met de gestolen BMW 1-serie en BMW 3-serie en dat ook [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] zich blijkens de gegevens van de door hun gebruikte PGP Blackberry’s meermalen in Eindhoven hebben begeven op tijdstippen dat [medeverdachte 1] daar ook was.
Ook heeft de rechtbank in het voorgaande vastgesteld dat [medeverdachte 1] zich op 30 januari 2015 heeft begeven in de omgeving van zowel de woonadressen van [persoon 1] als [medeverdachte 2] en dat het peilbaken, dat later is aangetroffen onder de door [persoon 1] gebruikte auto, zich op 30 januari 2015 nog in de door [medeverdachte 1] gebruikte auto, de Citroën, bevond. Die volgende ochtend, op 31 januari 2015, heeft [medeverdachte 1] het desbetreffende peilbaken onder de door [persoon 1] gebruikte auto geplaatst. Tevens is vastgesteld dat verdachte er op de 31e januari 2015 weet van had dat [medeverdachte 1] dit zou doen.
Die avond zijn de vier verdachten tezamen van Amsterdam naar Eindhoven gereden om de BMW 3-serie op te halen die zij, alvorens zij weer naar Amsterdam zouden reizen, eerst hebben voorzien van andere kentekenplaten. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] zijn vervolgens in de BMW 3-serie gestapt en [medeverdachte 1] en verdachte zijn in de Citroën weggereden. In de BWM 3-serie lagen geladen automatische vuurwapens waarover in ieder geval [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] feitelijk de beschikking hadden. Twee van de drie vuurwapens zijn na de aanhouding aangetroffen in de auto waarin [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zaten, waarvan één inmiddels doorgeladen. [medeverdachte 3] is nadat de auto tot stoppen is gedwongen door het arrestatieteam met het derde, inmiddels ook doorgeladen, vuurwapen uit de BMW 3-serie gestapt. Het kan niet anders zijn dan dat [medeverdachte 2] , die als bestuurder naast [medeverdachte 3] voor in de auto zat, heeft moeten zien dat [medeverdachte 3] op enig moment deze Kalasjnikov vanuit de kofferbak in handen heeft genomen.
In de BMW 3-serie is verder aangetroffen, naast de meergenoemde vuurwapens, een extra patroonhouder met munitie voor de Uzi in het deurvak aan de kant van de bijrijder, een handflare en een jerrycan die oorspronkelijk was gevuld met benzine. Deze uitrusting was zonder meer geschikt voor het plegen van een moord. In combinatie met het door [medeverdachte 1] geplaatste peilbaken kon de locatie van het potentiële slachtoffer [persoon 1] bovendien nauwkeurig worden getraceerd. Daar komt nog bij dat bij medeverdachte [medeverdachte 3] ook een bivakmuts en handschoenen zijn aangetroffen en dat alle vier verdachten donkere kleding droegen (kleding die uitermate geschikt is om te voorkomen dat men wordt herkend). De aanwezigheid van de handflare en de benzine wijzen erop dat ook rekening was gehouden met de mogelijkheid om de BMW 3-serie in brand te steken teneinde sporen uit te wissen, een ingeval van liquidatie beproefde en veel toegepaste methode. Onder medeverdachte [medeverdachte 3] is bovendien bij zijn aanhouding een middel aangetroffen dat geschikt is voor het schoonmaken van wapens.
In het kader van het voorgaande is nog van belang de inhoud van de chatgesprekken die tussen verdachten zijn gevoerd op 31 januari 2015, voorafgaand aan het ophalen van de BMW 3-serie vanuit Eindhoven en de terugkeer met beide auto’s naar Amsterdam. Hieronder zullen een aantal van die gesprekken worden aangehaald.
[medeverdachte 2] zegt tegen ene
[naam 2]op 31 januari 2015 om 14.14 uur: “
[naam 3] heb [bijnaam persoon 1] se mail hij wil lokken segtvie”.
[naam 2]zegt tegen [medeverdachte 2] : “
we hebben nu iets onder zn waggie.
Hou het wel voor je. Als het nodig is laten we [naam 3] m lokken”.
[medeverdachte 2] zegt vervolgens tegen
[naam 2]: “
wnr bosse we em” en [naam 2] antwoordt: “
wacht tot ik je zeg. Moet wel snel”.
Om 16.04 uur zegt [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 2] : “heb die duplicaat we moeten straks die waggies terug rijden”.
Verdachte zegt om 16.43 uur tegen [medeverdachte 1] : “
en sama dan die andere man geen getimer meer??” waarop [medeverdachte 1] tegen verdachte zegt: “
Regel dat die motro vandaag helemaal word schoongemaakt alles shi paar herkenbare dingen weghale”. [medeverdachte 1] zegt: “
Morge of overmorge gaan we m vegen” waarop verdachte zegt: “
Hoe dan waar gaan we em vege moet tog weggetje skennoes”. Verdachte zegt tegen [medeverdachte 1] : “
heb je die ding geplakt dn?”.Waarop [medeverdachte 1] antwoordt: “
Regel die motro gwn vandaagoes ff we gaan no skenne”.
Om 16.58 uur zegt [medeverdachte 2] tegen [medeverdachte 3] : “
Gaan we so die wags pepp directeur heb die kenies”. Om 17.16 uur zegt [medeverdachte 2] tegen [medeverdachte 3] : “
haha er moe sowiso ieman mee om terug te drive we heb 3 driver nodig”.
Om 18.50 uur zegt verdachte tegen [medeverdachte 3] : “
Ik bn ondrweg chil em daar we gaan morge of overmorge die gast geve we moete die motro ff schoonfixe en die achterlampje enso hij moet ready zyn”.
De inhoud van voornoemde gesprekken leveren niet alleen bewijs maar overtuigen de rechtbank er ook van in het licht van de overige bewijsmiddelen dat in ieder geval een liquidatie op handen was. Het is naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan dat de liquidatie ook daadwerkelijk die bewuste avond zou plaatsvinden. Wel staat vast dat in ieder geval [persoon 1] , die de bijnaam ‘ [bijnaam persoon 1] ” heeft, welke naam ook in de chatgesprekken op 31 januari 2015 voorkomt, het beoogde doelwit was van een liquidatie die op korte termijn zou plaatsvinden. Ook toont de inhoud van de berichten aan dat elke verdachte met dezelfde criminele intentie handelde. Hoewel de rollen van de verdachten verschilden, kan aan de hand van de inhoud van de gesprekken worden geconcludeerd dat alle verdachten van de spreekwoordelijke
hoed en de randwisten en dat zij dus ook allen handelden in die wetenschap.
Dat geldt ook voor verdachte, die blijkens de hiervoor aangehaalde gesprekken niet alleen exact weet waar het over gaat, maar daar ook een rol in heeft. Anders dan dat kunnen de door hem gevoerde gesprekken naar het oordeel van de rechtbank niet begrepen worden waarin hij [medeverdachte 1] vraagt waar zij de persoon gaan ‘vegen’, ‘moet tog weggetjes skennoes’ en heeft [medeverdachte 1] ‘het ding al geplakt?” Waarop [medeverdachte 1] antwoordt: “
Regel die motro gwn vandaagoes ff we gaan no skenne. Hoewel verdachte in de periode voorafgaand aan 31 januari 2015 niet in beeld komt in het dossier, stelt de rechtbank vast dat daarmee , rol bij de voorbereiding voldoende gestalte heeft gekregen, .
Verdachte heeft tegen die achtergrond de keuze gemaakt om met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] mee te gaan. Verdachte heeft in dit verband verklaard min of meer bij wijze van tijdverdrijf te zijn meegereden met zijn kompanen en geen idee had wat er feitelijk speelde. De rechtbank acht deze summiere verklaring ongeloofwaardig en deze wordt ook weersproken door de ontsleutelde chatgesprekken waaraan verdachte heeft deelgenomen.
Alle feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, waaronder de inhoud van de tussen de verdachten en onbekende gebleven derden, waaronder ‘ [naam 2] ’, gevoerde gesprekken, brengen de rechtbank tot de vaststelling dat alle vier verdachten in dit specifieke geval een gezamenlijk en concreet doel voor ogen hadden, namelijk het plaatsen van een gestolen auto met daarin de uitrusting om de liquidatie op [persoon 1] mogelijk te maken. In dit geheel heeft een ieder een eigen rol ingenomen. De bijdrage van alle vier de verdachten is echter steeds van wezenlijk belang geweest in het geheel van de feiten en omstandigheden. Zij beschikten immers samen over de middelen en hadden bovendien allen dezelfde criminele intentie waarmee zij handelden. De rechtbank stelt dan ook vast dat sprake is geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten dat zij gezamenlijk als medeplegers verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor het voorbereiden van een liquidatie.
Gelet op het feit dat verdachte – blijkens de bewijsmiddelen - pas betrokken raakte bij het voorbereiden van de liquidatie vanaf 31 januari 2015, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de periode daaraan voorafgaand.
De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met uitzondering van de BMW 1-serie en de daarbij behorende kentekenplaten, zoals opgenomen onder feit 1 c) en d) in de tenlastelegging. Daarvan is niet vast komen te staan dat deze bij de op handen zijnde liquidatie gebruikt zouden worden.
4.4.5.8 Medeplegen van het voorhanden hebben van de vuurwapens en munitie
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hadden de feitelijke beschikking over de wapens die zich in de BMW 3-serie bevonden op het moment van de rit van Eindhoven naar Amsterdam en de daarop gevolgde aanhouding in Amsterdam. Twee van de wapens bevonden zich in de achterbak van de auto. Hoewel deze wapens door de politie niet doorgeladen in die kofferbak waren teruggelegd, was het op het moment van aanhouding een van deze twee wel doorgeladen. Het derde wapen bevond zich tijdens de aanhouding onder direct bereik van [medeverdachte 3] , die voorin op de passagiersstoel zat. [medeverdachte 3] is met dit inmiddels ook doorgeladen wapen uit de auto gestapt. Nu in de periode tussen het terugleggen van de wapens en het gaan rijden met de BMW door verdachten, geen activiteit bij de auto (die immers onder camerabewaking stond) is gesignaleerd, kan het niet anders dan dat [medeverdachte 3] dan wel [medeverdachte 2] via de binnenkant van de auto, via het skiluik, zich toegang hebben verschaft tot de wapens, ofwel dat de wapens uit de kofferbak zijn gehaald en doorgeladen, waarna slechts één daarvan weer in de kofferbak is teruggelegd, nadat de BMW 3-serie van de parkeerplaats was vertrokken en voordat deze in het zicht kwam van de politie. Daar komt nog bij dat in het portier van de BMW 3-serie munitie, passend op de inmiddels doorgeladen Uzi is aangetroffen; munitie die er bij het onderzoeken, onklaar maken en terugleggen van de wapens door de politie, nog niet lag.
De rechtbank slaat acht op, mede in het licht van de op 31 januari en 1 februari 2015 gevoerde chatgesprekken, waaronder een bericht van [medeverdachte 2] aan [naam 2] om 14.14 uur inhoudend: ‘ [naam 3] heb [bijnaam persoon 1] se mail hij wil lokken segtvie’ en diens antwoord aan [medeverdachte 2] ‘We hebben nu iets onder zn waggie’, om 14.35 uur vraagt [medeverdachte 2] aan [naam 2] ‘Wnr bosse we em’, die antwoordt met ‘Wacht tot ik je zeg. Moet wel snel’. Een bericht van verdachte aan [medeverdachte 1] om 16.43 uur ‘Ee samsa dan die andere man geen getimer meer?’ wordt door [medeverdachte 1] beantwoord waarop verdachte hem vraagt ‘En dan?”. Het antwoord van [medeverdachte 1] op deze vraag van verdachte luidt “morge of overmorgen gaan we m vegen”. Verdachte vraagt [medeverdachte 1] “Hoe dan waar gaan we em vege moet tog weggetje skennoes” en vraagt hem ook “heb je die ding geplakt dn?”. Waarop [medeverdachte 1] om 16.53 uur antwoordt: “Regel die motro gwn vandaagoes ff we gaan no skenne”. Verdachte bericht aan [medeverdachte 3] om 18.50 uur “morge of overmorge die gast geve”. Om 21.41 uur bericht [medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] ) aan “ [naam 2] ” waar hij de auto zal gaan neerzetten; “Mt spullen erin”.
Al het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien kan het niet anders dan dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , maar ook [medeverdachte 1] en verdachte op de hoogte waren van de plannen en daarmee van alle in de auto aanwezige middelen, waaronder de wapens en de munitie. Hoewel [medeverdachte 1] en verdachte in de Citroën zaten op het moment van terugkeer naar Amsterdam acht de rechtbank ten aanzien van beiden evenzeer de wetenschap omtrent de aanwezigheid van de wapens en de munitie in de BMW 3-serie aanwezig mede gezien de door hen gevoerde voorafgaande chatgesprekken. Daaruit blijkt zonneklaar dat ‘m vegen’ in relatie staat tot het plakken van “die ding” door [medeverdachte 1] . Naast het voorgaande geldt voorts hetgeen reeds ten aanzien van de voorbereiding van een liquidatie in vereniging is overwogen
Dat verdachte in de nacht van 31 januari op 1 februari 2015 in de Citroën is blijven zitten en niet in de BMW heeft gekeken of gezeten, doet aan bovenstaande conclusie niet af. Zijn verklaring bij de politie dat hij min of meer toevallig bij wijze van tijdverdrijf is meegereden met zijn companen en van niets wist, wordt weersproken door de bewijsmiddelen en acht de rechtbank dan ook ongeloofwaardig.
De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen.
De rechtbank zal verdachte ook met betrekking tot dit feit vrijspreken van de voor 31 januari 2015 ten laste gelegde periode.
4.4.5.8 Medeplegen van de heling van de BMW’s en kentekens
Voorgaande overwegingen met betrekking tot het voorhanden hebben van de vuurwapens, gelden ook voor het medeplegen van de heling van de beide BMW’s en de kentekenplaten. Verdachte heeft zich samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] actief gericht op het verwisselen van de kentekenplaten van de BMW 3-serie en vervolgens zijn zij gezamenlijk met die BMW 3-serie en de Citroën waarmee zij waren gekomen terug naar Amsterdam gereden. Ook voor 1 februari 2015, hield verdachte zich – gelet op zijn reisbewegingen – bezig met de BMW 3-serie en de BMW 1-serie. Bij zijn aanhouding heeft [medeverdachte 2] tijdens zijn vlucht de sleutel van de BMW 1-serie weggegooid. Eén van de vier verdachten had dan ook in ieder geval de feitelijke beschikking over de auto, immers was hij in het bezit van de sleutels daarvan. Op het parkeerterrein Servaasplein te Eindhoven zijn [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] nog naar de BMW 1-serie toe gelopen.
Een gesprek tussen verdachte en [medeverdachte 2] over de BMW 1-serie is in dit kader van belang. Om 03.05 uur vraagt verdachte aan [medeverdachte 2] :
“En die 1-serie?”,waarop [medeverdachte 2] antwoordt:
“Doen we later is faya die shroefen”.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij tijdens het verwisselen van de kentekenplaten van de BMW 3-serie, in slaap moet zijn gevallen. Zijn verklaring stemt in beginsel overeen met de waarneming op de camerabeelden dat verdachte niet uit de auto is gestapt tijdens deze handelingen. De kentekenplaten die van de BMW 3-serie zijn verwijderd zijn echter in de Citroën gelegd, de auto waarin verdachte uiteindelijk is aangehouden. Ook voor de heling van de kentekenplaten en de BMW’s geldt dat zijn wetenschap van deze goederen kan worden afgeleid uit de tussen de verdachten gevoerde gesprekken. In het licht van zijn wetenschap dat hij zich bezig hield met de voorbereiding van een liquidatie, kan ook verdachtes opzet op het medeplegen van de heling van de in de tenlastelegging genoemde goederen worden afgeleid. Daarbij betreft de rechtbank een PGP-gesprek van 31 januari 2015 waarin verdachte tegen [medeverdachte 3] zegt: “Ik bn ondrweg chil em daar we gaan morge of overmorge die gast geve we moete die motro ff schoonfixe en die achterlampje enso hij moet ready zyn”. Uit dit bericht, in combinatie met zijn aanwezigheid op de parkeerplaats, concludeert de rechtbank dat verdachte wel degelijk weet had van de daar geparkeerde auto’s, zodat zijn verklaring daaromtrent niet kan kloppen. Onder deze omstandigheden waaruit steeds de gezamenlijke criminele intentie van de verdachten kan worden afgeleid, stelt de rechtbank vast dat verdachte, [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] de beschikking hadden over de BMW 3-serie en de daarbij gebruikte kentekens en dat zij ook wisten dat het van diefstal afkomstige goederen betrof. Daarbij is nog van belang dat het wisselen van kentekens niet anders dan bedoeld kan zijn om de herkomst van de auto’s te verhullen. Bovendien geldt dat, ook voor zover de verklaringen van verdachten zouden worden gevolgd, het ophalen van een auto, waarvan de kentekens moeten worden gewisseld en waarover omzichtig moet worden gesproken via PGP BlackBerry’s, minst genomen argwaan moet wekken. Verdachten hebben aldus in ieder geval de kans aanvaard dat zij met gestolen auto’s en kentekens te maken zouden krijgen. Anders dan voor [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , geldt voor verdachte dat er tegen hem onvoldoende bewijs is van enige strafbare betrokkenheid bij de BMW 1-serie en de daarbij gebruikte kentekenplaten. Van de heling van de BMW 1-serie wordt verdachte dan ook vrijgesproken.
De rechtbank zal verdachte ook met betrekking tot dit feit vrijspreken van de voor 31 januari 2015 ten laste gelegde periode.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen en op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
in de periode van 31 januari tot en met 1 februari 2015 te in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het met anderen te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord als bedoeld in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht, opzettelijk
twee (volautomatische) militaire aanvalsgeweren, waarvan één doorgeladen, (merk: Zastava, model: M7OAB2, kaliber: 7,62 x 39 mm) en een (doorgeladen) pistoolmitrailleur (merk Fabrique Nationale (Licentiebouw Uzi), model Uzi M61, kaliber: 9 millimeter Luger (9x19 millimeter) en/of een patroonmagazijn (bestemd voor een Uzi M61) en/of
(in voornoemde Zastava’s) (telkens) 30, althans (volmantel) patronen (kaliber 7,62x39 mm) en (in voornoemde Uzi) 30, patronen (kaliber: 9 millimeter Luger (9x19 millimeter)) en (in voornoemd patroonmagazijn) 24, patronen (kaliber: 9 millimeter Luger (9x19 millimeter)) (geschikt om verschoten te worden met voornoemde pistoolmitrailleur) en een patroon (kaliber 7,62x39 mm) (geschikt om verschoten te worden met (beide) voornoemde Zastava’s en/of
een (gestolen) personenauto (merk: BMW 335, origineel kenteken: [kenteken 6] en en
gestolen kentekenplaten ( [kenteken 7] (bevestigd op voornoemde BMW 335) en valse kentekenplaten [kenteken 3] (bevestigd op voornoemde BMW 335) en
en gehuurde personenauto (merk: Citroën, kenteken: [kenteken 1] ) en
een bivakmuts en
(donkerkleurige) handschoenen en
(donkerkleurige) kledingstukken en
een schroevendraaier en
een peilbaken (IMEI nummer: [IMEI nummer 2] ) en
een tablet voorzien van software om een peilbaken te volgen en
vier PGP (zogenaamde Pretty Good Privacy) Blackberry’s (telefoonnummers: [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 4] ),
bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
in de periode van 31 januari tot en met 1 februari 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, vuurwapens van categorie II, te weten
twee, (volautomatische) militaire (aanvalsgewe(e)r(en), waarvan één doorgeladen, (merk: Zastava, model: M7OAB2, kaliber: 7,62 x 39 mm) en
een (doorgeladen) pistoolmitrailleur (merk Fabrique Nationale (Licentiebouw Uzi), model: Uzi M61, kaliber: 9 millimeter Luger (9 x19 millimeter) en munitie van categorie II en III, te weten
(in voornoemde Zastava’s (telkens) 30, patronen van kaliber 7.62 x 39 mm (volmantel) en
(in voornoemde pistoolmitrailleur) 30, patronen (kaliber: 9 millimeter Luger (9x19 millimeter) (type hollowpoint) en
en patroon van kaliber 7,62 x39 mm en
(een patroonmagazijn, bestemd voor een Uzi M61, met daarin) 24, patronen (kaliber: 9 millimeter Luger (9 x19 millimeter), voorhanden heeft gehad
ten aanzien van het onder 5, subsidiair ten laste gelegde:
in de periode van 31 januari 2015 tot en met 1 februari 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
een motorvoertuig, te weten een BMW 335 (origineel kenteken ( [kenteken 8] ) en
twee kentekenplaten, voorzien van kenteken [kenteken 7] en
heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven en het voorhanden krijgen van deze goederen wist, dat het door misdrijf verkregen goederen betroffen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de onder 1, 2, 4 en 5 subsidiair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaren, met aftrek van voorarrest.
Daarnaast heeft de officier van justitie de gevangenneming van verdachte bij uitspraak gevorderd.
8.2
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft namens verdachte aangevoerd dat de eis van de officier van justitie niet in verhouding staat tot de feiten, nu in soortgelijke zaken lagere straffen worden opgelegd.
De raadsman heeft de rechtbank daarnaast verzocht om de vordering van de officier van justitie strekkende tot de gevangenneming van verdachte bij uitspraak, af te wijzen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte is als medepleger betrokken geweest bij het voorbereiden van de koelbloedige plannen om een geselecteerd slachtoffer te liquideren. Door zijn voorbereidingshandelingen heeft hij alle omstandigheden gecreëerd voor het voltooien van de liquidatie, die dankzij het ingrijpen van de politie uiteindelijk is voorkomen. Naast deze voorbereidingshandelingen heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit en heling van auto’s en kentekens.
Het gemak waarmee verdachte zich heeft ingelaten met zware automatische vuurwapens en plannen die zien op moord, baart de rechtbank zeer grote zorgen. De verdachten zijn in deze zaak zeer berekenend te werk gegaan. Daarbij hebben de verdachten op geen enkele wijze rekening gehouden met het gevaar dat zij met hun handelen creëren voor een ieders leven.
Hoewel verdachte zich ervan bewust is dat de rol van verdachte ten opzichte van de in deze zaak betrokken medeverdachten, beperkter is staat daar tegenover dat uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte blijkt dat hij in het verleden meermalen – hoewel niet voor levensdelicten – is veroordeeld voor strafbare feiten. Het betreffen feiten waarvoor aan hem, ondanks zijn jeugdige leeftijd, al eerder onvoorwaardelijke gevangenisstraffen zijn opgelegd. Gelet op de vrijspraak voor verdachte voor feiten 2 en 3 in combinatie met zijn beperktere rol, acht de rechtbank een lagere straf dan geëist op zijn plaats. . De rechtbank acht een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor deze zaak echter op zijn plaats, die verdachte in toekomst ervan moet weerhouden al dan niet soortelijke misdrijven te plegen. Daarnaast dient deze gevangenisstraf als signaal naar de samenleving enerzijds als bescherming, anderzijds ter afschrikking.
Gevangenneming
De rechtbank oordeelt dat niet alleen de ernstige bezwaren, maar ook de gronden voor het bevelen van de gevangenneming, mede gelet op de in dit vonnis gegeven beslissingen, aanwezig zijn. De eerste grond is dat het om een feit gaat waarop een gevangenisstraf van meer dan 12 jaar is gesteld en daardoor de rechtsorde ernstig is geschokt. Verdachte is bij vonnis van heden veroordeeld tot een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Daarnaast hebben de bewezenverklaarde feiten veel publiciteit gehad als gevolg waarvan de impact hiervan op de samenleving reeds heeft plaatsgevonden.
In de voorbereiding van de liquidatie ligt bovendien het concrete gevaar op herhaling besloten. Gezien de hiervoor beschreven wijze van handelen, ligt herhaling van soortgelijk crimineel handelen op de loer, mede gelet op de omgeving waarin verdachte zich blijkens dit vonnis begeeft. De rechtbank dient de belangen van de samenleving, de slachtoffers en de verdachte tegen elkaar af te wegen en na te gaan of een bevel gevangenneming wenselijk is. Bij die belangenafweging speelt de eis van rechtshandhaving een rol maar ook het bepaalde in artikel 5 EVRM met betrekking tot de bescherming van het recht op persoonlijke vrijheid en veiligheid.
Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een geval waarin een inbreuk op genoemd recht mag worden gemaakt, nu sprake is van rechtmatige detentie na veroordeling door een daartoe bevoegde rechter. De rechtbank onderkent het belang van verdachte bij het afwachten van een eventueel hoger beroep in zijn zaak in vrijheid. Bij afweging van zijn belangen tegen de belangen van de samenleving en de slachtoffers, wegen laatstgenoemde belangen echter zwaarder. De vordering tot gevangenneming wordt toegewezen.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de meerdaadse samenloop van de feiten en met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. De hierna te noemen straf is passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 46, 47, 57, 63, 289 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart het onder 2, het onder 3 primair en subsidiair en het onder 5 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 4 en 5 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:,
Medeplegen van voorbereiding van moord
Ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot wapens van categorie II en munitie van categorie III, meermalen gepleegd
Ten aanzien van het onder 5 subsidiair bewezen verklaarde:
Medeplegen van opzetheling, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 8 (acht) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt de gevangenneming van verdachte per gelijke datum van dit vonnis. Dit bevel is bij afzonderlijke beslissing geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Knol, voorzitter,
mrs. E.M.M. Gabel en E. Dinjens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Flikkenschild, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 mei 2016.