ECLI:NL:RBAMS:2016:2835

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 mei 2016
Publicatiedatum
12 mei 2016
Zaaknummer
13/730013-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereidingshandelingen liquidatie met gebruik van wapens en brandstichting

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 mei 2016 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die betrokken was bij voorbereidingshandelingen voor een liquidatie. De verdachte, geboren in 1993, werd beschuldigd van het medeplegen van het voorbereiden van een liquidatie, brandstichting, bedreiging van leden van een arrestatieteam, en het voorhanden hebben van vuurwapens en gestolen voertuigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten een liquidatie op een doelwit had voorbereid, waarbij gebruik werd gemaakt van een Citroën en een BMW, beide voorzien van gestolen kentekenplaten. Tijdens de aanhouding door het arrestatieteam op 1 februari 2015, waarbij de verdachte gewond raakte door schotwonden, werd een doorgeladen Kalasjnikov aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten in nauwe samenwerking handelden met de intentie om een liquidatie te plegen. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op van 8 jaren en 6 maanden, met inachtneming van de ernstige verwondingen die de verdachte had opgelopen tijdens de aanhouding.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/730013-15
Datum uitspraak: 11 mei 2016
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [GBA-adres] , gedetineerd in het Huis van Bewaring “ [locatie] ” te [plaats] ,

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 1 mei 2015, 22 juli 2015, 7 oktober 2015, 16 december 2015, 9 maart 2016 en op 4, 6, 7 en 28 april 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van officier van justitie mr.
H. Hoekstra en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.A.C. de Vilder naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt – samengevat en na wijziging op de zitting – verweten dat hij zich te Amsterdam/Eindhoven, althans in Nederland, heeft schuldig gemaakt aan de volgende feiten:
1. medeplegen van het voorbereiden van een liquidatie in de periode van 22 december
2014 tot en met 1 februari 2015;
2. medeplegen van het voorbereiden van brandstichting in de periode van 22 december
2014 tot en met 1 februari 2015;
3. medeplegen van poging moord/doodslag op leden, althans een lid van het arrestatieteam op 1 februari 2015,
Subsidiair:bedreiging;
4. medeplegen van het voorhanden hebben van drie automatische vuurwapens en
diverse munitie en een patroonmagazijn,
in de periode van 22 december 2014 tot en met 1 februari 2015;
5. medeplegen van diefstal van twee voertuigen en kentekenplaten in de periode
van 1 december 2014 tot en met 1 februari 2015,
Subsidiair:(opzet)heling
De volledige tekst van de tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Inleiding
Op 16 januari 2015 scant een zogenoemde IMSI catcher op het woonadres van [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) twee peilbakens. Het onderzoeksteam start op deze peilbakens een technische actie op 23 januari 2015.
Eén van deze bakens, het baken met inlogcode eindigend op 71 , komt op 30 januari 2015 in beweging. Het baken bevindt zich in de nacht van 30 op 31 januari 2015 omstreeks 00.45 uur aan de Kattenburgerstraat te Amsterdam. Daar ziet een verbalisant een Citroën staan met kenteken [kenteken 1] . In de Citroën zit een manspersoon, onderuitgezakt, achter het stuur. Het baken wordt uitgezet en de Citroën rijdt omstreeks 01.00 uur weg. De volgende ochtend, om 11.00 uur, wordt het baken weer aangezet. Om 13.10 uur geeft het baken de locatie Jan van Galenstraat te Amsterdam aan. Daarna is de route van het baken gelijk aan de route van een Opel Corsa met kenteken [kenteken 2] . Deze auto is gehuurd door [persoon 1] , op naam van zijn broer [persoon 2] . Omstreeks 20.15 uur zien verbalisanten dat deze Opel Corsa wordt geparkeerd in de parkeergarage aan de [adres 3] te Amsterdam. Omdat bij de politie informatie beschikbaar is dat mogelijk eerder een aanslag op de levens van [persoon 2] en [persoon 1] is gepleegd in 2014, rijst het vermoeden dat de inzittende(n) van de Opel Corsa mogelijk een doelwit van een liquidatie is (zijn). [persoon 1] loopt omstreeks 22.35 uur, samen met twee anderen, richting de Opel Corsa. Het onderzoeksteam besluit hen te waarschuwen. De Opel Corsa wordt vervolgens in beslag genomen en onklaar gemaakt. Het betreffende peilbaken wordt vervolgens aangetroffen onder de auto.
In het onderzoek genaamd 13Kourion is eerder, op 14 januari 2015, een gestolen BMW 3-serie aangetroffen op het Servaasplein in Eindhoven. De BMW is vervolgens voorzien van plaatsbepalingsapparatuur en onder permanent cameratoezicht geplaatst. Op 17 januari 2015 is de BMW heimelijk doorzocht waarbij drie geladen automatische vuurwapens (twee Kalasjnikovs en een Uzi) werden aangetroffen samen met een jerrycan, gevuld met benzine. Deze vuurwapens zijn onklaar gemaakt en teruggeplaatst. De jerrycan met benzine is in beslag genomen en vervangen door een vergelijkbare jerrycan, gevuld met water.
Op 1 februari 2015 komen de onderzoeken 13Rooibos en 13Kourion samen. Omstreeks 02.30 uur wordt waargenomen dat de eerder genoemde Citroën met kenteken [kenteken 1] het Servaasplein te Eindhoven op rijdt. Te zien is dat drie personen de kentekenplaten van de gestolen BMW 3-serie vervangen. Na ongeveer 40 minuten stapt één persoon in de Citroën en stappen de andere twee in de BMW 3-serie die dan is voorzien van valse kentekenplaten [kenteken 3] . Bij het wegrijden is te zien dat zich in de Citroën nog een vierde persoon bevindt. De Citroën en de BMW rijden in de buurt van elkaar richting Amsterdam. Het onderzoeksteam volgt beide auto’s vanaf 03.12 uur via een politiehelikopter. Het ingeschakelde arrestatieteam volgt de auto’s via de snelweg.
In Amsterdam, bij afslag S107 Sloten, grijpt de politie in. Het is dan omstreeks 04.23 uur. De BMW en de Citroën worden tot stoppen gedwongen waarna het tot aanhouding komt van verdachte, [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ), [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ). Eén van de twee Kalasjnikovs wordt aangetroffen op de rijbaan. Het blijkt te zijn doorgeladen. In de kofferbak wordt de andere Kalasjnikov samen met de pistoolmitrailleur (Uzi) aangetroffen. Ook de pistoolmitrailleur is doorgeladen. In de BMW liggen verder nog een patroonmagazijn voor de Uzi, een losse patroon en een handflare.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 en 5 subsidiair ten laste gelegde feiten. Op basis van de feiten en omstandigheden kan worden vastgesteld dat de verdachten de liquidatie op [persoon 1] hebben voorbereid, dat zij een brandstichting hebben voorbereid en dat zij wetenschap hadden van de in de BMW 3-serie aanwezige vuurwapens en munitie. Hoewel niet de diefstal van de auto’s en de kentekens kan worden bewezen, kan wel worden vastgesteld dat de verdachten wisten dat deze auto’s en kentekens van diefstal afkomstig waren, aldus de officier van justitie.
De onder feit 3 subsidiair ten laste gelegde bedreiging kan bewezen worden op basis van de verklaring van het lid van het arrestatieteam, DSI04. Daaruit blijkt immers dat verdachte is uitgestapt met één van de aanvalsgeweren in zijn handen. Dat levert een bedreiging op.
Voor het onder feit 3 primair en het onder feit 5 primair ten laste gelegde, heeft zij vrijspraak gevorderd wegens gebrek aan bewijs.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1, 2 en 3 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten. Van het voorbereiden van een moord is geen sprake omdat niet is komen vast te staan dat de verdachten dat gezamenlijke doel voor ogen hadden. Dat geldt ook voor het voorbereiden van een brandstichting. Voor de onder 3 primair ten laste gelegde poging tot doodslag ontbreekt het bewijs. Ook kan de subsidiair ten laste gelegde bedreiging niet bewezen worden. Ook indien verdachte het wapen vast hield, is dat onvoldoende om aan dat handelen de kwalificatie van bedreiging toe te kennen.
Voor het onder 4 ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich ten aanzien van het aanvalsgeweer dat zich bij verdachte bevond, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor het overige onder 4 ten laste gelegde heeft hij vrijspraak bepleit. Voor het onder 5 primair ten laste gelegde feit heeft de raadsman ook vrijspraak bepleit. Voor het daaronder subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd ten aanzien van de heling van de BMW 3-serie en de daarop geschroefde kentekens, maar vrijspraak gevraagd voor het overige.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank betrekt in haar bewijsoverwegingen, indien relevant en van toepassing, telkens de door de officier van justitie en de raadsman aangevoerde standpunten.
4.4.1
Tenlastelegging
Onder feit 1 is het volgende opgenomen onder
j)een peilbaken met IMEI nummer [IMEI nummer 1] . Het in de tenlastelegging opgenomen IMEI nummer is gezien het aantal cijfers, onvolledig. In het licht van de inhoud van het dossier en gelet op het gevoerde proces stelt de rechtbank vast dat voor alle betrokken partijen echter duidelijk is dat het moet gaan om het peilbaken dat in deze zaak onder de auto van [persoon 1] is geplaatst. De rechtbank zal het onvolledige IMEI nummer dan ook zien als een kennelijke verschrijving en het nummer verbeterd lezen. Waar
[IMEI nummer 1]staat onder feit 1 zal worden gelezen: [IMEI nummer 2] .
4.4.2
Vrijspraak van feit 3, primair
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken het onder 3 primair ten laste gelegde. Hoewel vast staat dat het aanvalsgeweer dat zich bij verdachte bevond ten tijde van de aanhouding, was doorgeladen, is onbekend gebleven wanneer het wapen is doorgeladen en evenmin is komen vast te staan dat hij dat doorgeladen wapen op leden, of een lid, van het arrestatieteam heeft gericht. Dat is anders ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde bedreiging, zoals hierna zal worden overwogen.
4.4.3
Vrijspraak van feit 5, primair
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde diefstal van de BMW 3-serie en BMW 1-serie en de kentekenplaten. Bewijs dat verdachte op enige wijze betrokken is geweest bij de diefstal van voornoemde goederen ontbreekt immers.
4.4.4
Beoordeling van de feiten en omstandigheden
4.4.4.1 Bewijsoverwegingen ten aanzien van de PGP BlackBerry telefoons
In het onderzoek zijn in totaal vier PGP (Pretty Good Privacy) BlackBerry telefoons aangetroffen, het betreffen zogenoemde cryptofoons, telefoons die zeer goed zijn beveiligd. Het Nederlands Forensisch Instituut heeft drie van de vier aangetroffen telefoons ontsleuteld, maar niet de telefoon eindigend op [nummer 4] .
Verdachte – [verdachte]
In de Citroën met kenteken [kenteken 1] is een PGP BlackBerry aangetroffen eindigend op telefoonnummer [nummer 1] . Op deze telefoon is DNA-materiaal van verdachte aangetroffen. Verdachte heeft op weg vanuit Amsterdam naar de gestolen BMW 3-serie in Eindhoven in voornoemde Citroën gezeten. Het berichtenverkeer in de ontsleutelde PGP BlackBerry’s eindigend op [nummer 2] (toegeschreven aan [medeverdachte 2] ) en eindigend op [nummer 1] bevat in de middag van 31 januari 2015 om 17.08 uur een chatgesprek inhoudende “ ja weenie kijke of directeur wagie regelt wij gaan sowiso die 335”. De gestolen BMW 3-serie waarmee verdachte en [medeverdachte 2] vanuit Eindhoven naar Amsterdam zijn gereden betreft een 335. Voorts heeft verdachte op 31 januari 2015 een bericht gestuurd naar [medeverdachte 3] : “Sorry was voor [bijnaam medeverdachte 2] ben effe loesoe met [bijnaam medeverdachte 1] mail [bijnaam medeverdachte 2] als je in de buurt ben”. De rechtbank stelt vast dat [bijnaam medeverdachte 2] en [bijnaam medeverdachte 1] de bijnamen zijn van respectievelijk [medeverdachte 2] verdachte en [medeverdachte 1] . Op grond van het voorgaande, in onderling verband bezien, concludeert de rechtbank dat verdachte de gebruiker was van de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 1] ).
Medeverdachte [medeverdachte 2]
Vlak naast de auto van het arrestatieteam is te Amsterdam ook een PGP BlackBerry telefoon aangetroffen met telefoonnummer eindigend op [nummer 2] . Het e-mail adres van deze BlackBerry was [emailadres 1] . Dit e-mail adres stond onder de naam [bijnaam medeverdachte 2] in de PGP BlackBerry eindigend op [nummer 3] , die wordt toegeschreven aan [medeverdachte 3] . Gebleken is dat [bijnaam medeverdachte 2] en [bijnaam medeverdachte 2] bijnamen zijn van [medeverdachte 2] . Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard [medeverdachte 2] ook onder deze bijnaam te kennen. De rechtbank constateert verder dat de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 2] ) ook al op 24 december 2014 om 23.42 uur, een zendmast in Eindhoven heeft aangestraald, op een moment waarop de PGP BlackBerry van [medeverdachte 1] ook in Eindhoven aanwezig was. Op 25 december 2014 beweegt de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 2] ) vanaf 15.58 uur tot 20.21 uur net als de PGP BlackBerry van [medeverdachte 1] vanuit Amsterdam naar Eindhoven en terug. Om 21.15 uur wordt [medeverdachte 2] in een auto met de drie medeverdachten gecontroleerd in de Utrechtsestraat in Amsterdam. Verder is op 31 januari 2015 te 16.04 uur een bericht verzonden van PGP BlackBerry van [medeverdachte 1] aan de PGP BlackBerry eindigend op [nummer 2] . Dit bericht houdt in: “Heb die duplicaat, moet straks die waggies terugrijden”. [medeverdachte 2] bevond zich in de gestolen BMW 3-serie die door het arrestatieteam tot staan is gebracht in Amsterdam. De rechtbank concludeert dan ook, het voorgaande in onderling verband beziend, dat [medeverdachte 2] de gebruiker was van de BlackBerry (eindigend op [nummer 2] ), ook al voor 31 januari 2015.
Medeverdachte [medeverdachte 3]
In de fouillering van [medeverdachte 3] is een PGP BlackBerry aangetroffen met een telefoonnummer eindigend op [nummer 3] . Het telefoonnummer is gebruikt van 6 november 2014 tot en met 1 februari 2015 en staat – net zoals de andere telefoons – op naam van [naam 1] te Arnhem. [medeverdachte 3] heeft tijdens zijn verhoor bij de politie verklaard een zwarte BlackBerry bij zich te hebben gehad. Het e-mail adres van de BlackBerry (eindigend op [nummer 3] ) is [emailadres 2] . In de aan [medeverdachte 2] toegeschreven BlackBerry is dit e-mail adres opgenomen onder de letter “ [letter 1] ”. Enkele bijnamen van [medeverdachte 3] beginnen een [letter 1] : [bijnaam medeverdachte 3] , [bijnaam medeverdachte 3] , [bijnaam medeverdachte 3] . Het voorgaande, in combinatie met de inhoud van de gesprekken met de medeverdachten brengt de rechtbank tot de conclusie dat [medeverdachte 3] de gebruiker was van deze PGP BlackBerry.
Medeverdachte [medeverdachte 1]
In de fouillering van [medeverdachte 1] is een PGP BlackBerry telefoon aangetroffen met een telefoonnummer eindigend op [nummer 4] . De telefoon maakt gebruik van het netwerk van [naam 1] en is gekoppeld aan het e-mailadres [emailadres 3] . Uit de zogenoemde RIM-bevraging (Research In Motion Monitor) blijkt, onafhankelijk van de andere aangetroffen telefoons, dat de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 4] ) gebruik maakt van voornoemd e-mailadres.
Uit de bewijsmiddelen blijkt meermalen dat de reisbewegingen die deze PGP BlackBerry maakt, overeenkomen met andere objectieve gegevens die aan [medeverdachte 1] zijn te koppelen. Zo peilt de PGP BlackBerry eindigend op [nummer 4] op 25 januari 2015 om 01.16 uit in Veldhoven, op nagenoeg hetzelfde tijdstip (01.15) als een auto met het kenteken [kenteken 4] , welke auto (Opel Astra) blijkens een huurovereenkomst door [medeverdachte 1] is gehuurd. Op dezelfde dag rond 21.16 uur peilt deze PGP BlackBerry uit op de Weesperstraat in Amsterdam. [medeverdachte 1] is om 21.15 uur in de auto met kenteken [kenteken 5] op de Utrechtsestraat te Amsterdam gecontroleerd, in bijzijn van verdachte en de twee andere medeverdachten. Dat [medeverdachte 1] deze BlackBerry al eerder in gebruik had blijkt ook uit de conversaties die al overdag zijn gevoerd tussen [medeverdachte 1] en medeverdachten op 31 januari 2015, bijvoorbeeld om 16.08 in de middag. Uit de inhoud van de gesprekken (die onder meer gaan over “waggies terugrijden” en “de 1-serie” leidt de rechtbank af dat het wel degelijk [medeverdachte 1]
is geweest die deze gesprekken heeft gevoerd. Het voorgaande vindt bovendien bevestiging in de omstandigheid dat het e-mailadres als contactpersoon onder de naam “
[letter 2]” stond opgeslagen in de PGP BlackBerry die, zoals hiervoor is gebleken, kan worden toegeschreven aan [medeverdachte 2] . Ter terechtzitting van 4 april 2016 heeft verdachte verklaard [medeverdachte 1] ook te kennen onder de bijnamen
[bijnaam medeverdachte 1] en [bijnaam medeverdachte 1]. Het is dan ook, het voorgaande in onderling verband bezien, aannemelijk dat “ [letter 2] ” verwijst naar deze bijnamen van [medeverdachte 1] . Nu geen concrete aanknopingspunten bestaan die erop wijzen dat een ander dan [medeverdachte 1] gebruik maakte van de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 4] ), kan worden vastgesteld dat [medeverdachte 1] – ook voor de datum van 31 januari 2015– de gebruiker was van deze telefoon.
4.4.4.2 Bewijsoverwegingen ten aanzien van de gebruiker van de Samsung tablet
In de Citroën met kenteken [kenteken 1] is een Samsung tablet aangetroffen die gebruik maakt van een telefoonnummer eindigend op [nummer 5] . [medeverdachte 1] heeft verklaard dat deze tablet van hem is, maar dat hij hem veelvuldig uitleende aan vrienden zodat in ieder geval niet alle daarmee verrichte handelingen aan hem kunnen worden toegeschreven.
[medeverdachte 1] kan naar het oordeel van de rechtbank echter worden aangemerkt als hoofdgebruiker van deze tablet. Op diverse momenten wordt vanaf het IP adres, behorend bij het huisadres van [medeverdachte 1] , met de tablet ingelogd op het peilbaken via de site [website] . Op andere momenten wordt via het IP adres van hotel [hotel] , waar [medeverdachte 1] telkens op het betreffende moment verblijft, met de tablet ingelogd op dezelfde website. [medeverdachte 1] heeft tegenover deze gegevens enkel in algemene bewoordingen gesteld dat anderen de tablet wel eens gebruikten. Deze alternatieve verklaring is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende specifiek en op geen manier onderbouwd. De rechtbank gaat daaraan dan ook voorbij. De historische gegevens van de tablet zullen dan ook aan [medeverdachte 1] worden toegeschreven.
4.4.4.3 De reisbewegingen
24 december 2014
De gestolen BMW’s bewegen op 24 december 2014 van Amsterdam naar Eindhoven. Om 23.25 uur bevinden beide BMW’s zich op dezelfde locatie in Eindhoven. De door [medeverdachte 1] gehuurde Opel Astra ( [kenteken 4] ) reist die dag ook naar Eindhoven. Om 22.40 uur wordt de Opel Astra in Eindhoven geregistreerd. De PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 4] ) van [medeverdachte 1] straalt op die dag om 23.16 uur op een zendmast in Eindhoven aan en ook de PGP Blackberry (eindigend op [nummer 2] ) van [medeverdachte 2] straalt om 23.42 uur op een zendmast in Eindhoven aan.
25 december 2014
Ook in de nacht van 24 op 25 december 2014 bevindt de PGP BlackBerry van [medeverdachte 1] (eindigend op [nummer 4] ) zich in de buurt van Eindhoven, namelijk in Veldhoven om 01.16 uur. Dit gegeven past bij de registraties van zijn gehuurde auto, de Opel Astra, die om 01:15 uur eveneens wordt gezien in Veldhoven Om 15.16 uur bevindt de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 4] ) zich weer in Amsterdam en om 19.16 uur weer in Eindhoven. Om 21.16 uur is de telefoon weer terug in Amsterdam. Ook de PGP BlackBerry van [medeverdachte 2] (eindigend op [nummer 2] ) wordt die dag, om 19.16 uur, in Eindhoven geregistreerd.
Om 18.44 uur wordt de BMW 1-serie nagenoeg gelijktijdig gescand met de door [medeverdachte 1] gehuurde Opel Astra in Eindhoven. Vervolgens wordt [medeverdachte 1] om 21.15 uur gecontroleerd terwijl hij zich in de gehuurde Opel Astra bevindt in Amsterdam. Hij is dan samen met verdachte en de andere medeverdachten in deze zaak.
Januari 2015
Op 1 januari 2015 bevindt de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 4] ) van [medeverdachte 1] zich samen met de gehuurde Opel Astra in Eindhoven om 22.32 uur. Ook de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 2] ) van [medeverdachte 2] bevindt zich op dat tijdstip in Eindhoven.
Op 2 januari 2015 beweegt de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 4] ) van [medeverdachte 1] opnieuw naar Eindhoven, gelijktijdig met de aan [medeverdachte 1] toebehorende Samsung tablet. Ook wordt die dag zijn Opel Astra huurauto nagenoeg gelijktijdig gescand met één van de gestolen BMW’s, de 3-serie. Dat vindt plaats omstreeks 21.16 uur. De tablet, de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 4] ) van [medeverdachte 1] en de gehuurde Opel Astra bewegen daarna in de nacht van 2 op 3 januari 2015 gezamenlijk terug naar Amsterdam. Ook bevindt de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 2] ) van [medeverdachte 2] zich weer in Eindhoven, namelijk tussen 21.54 uur en 23.15 uur.
Op 4 januari 2015 beweegt de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 4] ) van [medeverdachte 1] opnieuw naar Eindhoven, gelijktijdig met de Samsung tablet. Tussen 22.48 uur en 23.08 uur worden in Eindhoven de gehuurde Opel Astra, de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 4] ) en de tablet geregistreerd. De telefoon van [medeverdachte 2] straalt die dag wederom aan op een zendmast in Eindhoven, namelijk om 21.54 uur. In de nacht van 4 op 5 januari 2015 bevinden de Opel Astra en de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 4] ) van [medeverdachte 1] zich allebei weer in Amsterdam.
Op 5 januari 2015 beweegt de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 4] ) van [medeverdachte 1] weer gelijktijdig met de Samsung tablet van Amsterdam naar Eindhoven. De Opel Astra wordt in Eindhoven gescand om 19.34 uur en om 22.44 uur. Om 23.42 uur bevindt de Opel Astra zich weer in Amsterdam. Die dag wordt ook de BMW 3-serie rijdend in de buurt van Eindhoven gescand, namelijk om 21.32 uur. Niet alleen de telefoon van [medeverdachte 2] is die dag weer in Eindhoven (19.38 uur), maar ook de telefoon van verdachte (eindigend op [nummer 1] ), namelijk om 22.10 uur.
Op 10 januari 2015 wordt een andere huurauto van [medeverdachte 1] , een Mercedes ( [kenteken 6] ) om 03.16 uur gescand in de buurt van Eindhoven, namelijk in Veldhoven op de A2.
Om 18.52 uur bevindt de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 4] ) van [medeverdachte 1] zich in de Dapperstraat te Amsterdam. Omstreeks die tijd, namelijk om 19.00 uur ziet de politie [medeverdachte 1] in de Dapperstraat in de desbetreffende Mercedes stappen. Omstreeks 20.52 uur bevindt de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 4] ) van [medeverdachte 1] zich weer in Eindhoven. Om 22.35 uur en om 22.37 uur wordt de BMW 3-serie weer rijdend in de buurt van Eindhoven geregistreerd, namelijk in Veldhoven op de A2. De Mercedes wordt rond die tijd ook geregistreerd in Eindhoven, tussen 23.49 uur en 23.52 uur. Net voor 01.00 uur bevinden zich zowel de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 4] ) van [medeverdachte 1] als de Mercedes zich weer in Amsterdam. De PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 4] ) straalt dan een zendmast aan op de Dapperstraat. De PGP BlackBerry van zowel [medeverdachte 2] (eindigend op [nummer 2] ) als verdachte (eindigend op [nummer 1] ) bevinden zich die dag ook in Eindhoven, respectievelijk om 20.48 uur en om 21.11 uur.
Op 11 januari 2015 beweegt de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 4] ) van [medeverdachte 1] samen met de Samsung tablet weer naar Eindhoven. Om 21.00 uur wordt de tablet van [medeverdachte 1] in Eindhoven geregistreerd en om 22.25 uur wordt zijn PGP BlackBerry in Eindhoven geregistreerd. In de tussenliggende tijd, om 21.43 uur, wordt de BMW 3-serie weer geregistreerd in de buurt van Eindhoven, namelijk wederom in Veldhoven op de A2. Om 22.49 uur wordt de BMW 3-serie nog eens geregistreerd in Eindhoven, komend vanaf de A67. In die tijd zijn zowel de Samsung Tablet als de PGP BlackBerry (eindigend op [nummer 4] ) van [medeverdachte 1] ook in Eindhoven. In de nacht van 11 op 12 januari 2015 bewegen zijn telefoon en de Mercedes weer naar Amsterdam. Op de tablet is om 18.14 uur via Google gezocht naar een coffeeshop te Eindhoven aan de [adres 5] . Deze weg ligt op enkele meters afstand van het Servaasplein te Eindhoven, de plaats waar de BMW 3-serie en de BMW 1-serie geparkeerd stonden. Zowel de PGP BlackBerry van [medeverdachte 2] (eindigend op [nummer 2] ) als die van verdachte (eindigend op [nummer 1] ) peilen die dag uit in Eindhoven, respectievelijk om 20.35 uur en om 21.57 uur. Op 25 januari 2015 wordt de BMW 3-serie rond 02.40 uur verplaatst. De PGP BlackBerry van [medeverdachte 1] (eindigend op [nummer 4] ) bevindt zich om 03.06 uur en om 03.35 uur in Eindhoven.
Gelet op voorgaande bevindingen concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 1] in december 2014 en in januari 2015 meermalen van Amsterdam naar Eindhoven heeft gereisd. Op een aantal van die reismomenten is in de nabije omgeving en soms zelfs gelijktijdig, de gestolen BMW 1-serie of BMW 3-serie geregistreerd. Uit voornoemde gegevens blijkt ook dat [medeverdachte 2] en verdachte in dezelfde periode meermalen in Eindhoven zijn geweest.
Uit het bovenstaande blijkt dat verdachte op 5 januari 2015 in Eindhoven is geweest, rond het zelfde tijdstip waarop ook de telefoons van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de Samsung tablet, de door [medeverdachte 1] gehuurde Opel in Eindhoven zijn geregistreerd alsmede de gestolen BMW 3-serie. Op 10 januari 2015 is de telefoon van verdachte rond hetzelfde tijdstip in Eindhoven geregistreerd als de telefoons van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en de gestolen BMW 3-serie.
Op 11 januari 2015 is de telefoon van verdachte rond hetzelfde tijdstip in Eindhoven geregistreerd als de telefoon van [medeverdachte 2] . Ongeveer twee uur later zijn ook de telefoon van [medeverdachte 1] en de tablet in Eindhoven gezien, op een tijdstip waarop ook de BMW 3-serie in Eindhoven was.
Verdachte heeft – met voornoemde gegevens geconfronteerd ter terechtzitting van 4 april 2016 – verklaard dat hij wel eens in Eindhoven is geweest, misschien met familie. In ieder geval zou hij niet eerder samen met de medeverdachten in deze zaak in Eindhoven zijn geweest. Alle bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien houdt de rechtbank het er evenwel voor dat verdachte op de hiervoor genoemde tijdstippen tezamen met twee van de medeverdachten in Eindhoven aanwezig is geweest. Daarbij houdt de rechtbank er rekening mee dat hij op 25 januari 2015 om 21.15 uur is gecontroleerd met de medeverdachten in de betreffende Opel, in Amsterdam, kort nadat de Opel en [medeverdachte 1] in Eindhoven waren geweest, en met de aanwezigheid van verdachte bij en in de gestolen auto’s, die in Eindhoven geparkeerd stonden, op 1 februari. In zoverre blijkt dat verdachte en de medeverdachten contact hadden met elkaar, hetgeen de rechtbank ondersteunt in de overtuiging dat verdachte tezamen met medeverdachten op bovengenoemde tijdstippen gelijktijdig in Eindhoven is geweest en dat zij in de buurt zijn geweest van de voornoemde BMW 3-serie. De rechtbank betrekt de aanwezigheid in Eindhoven op genoemde tijdstippen dan ook bij het bewijs van medeplegen van verdachte, zoals in het vervolg van dit vonnis zal worden overwogen.
4.4.4.4 De aanschaf van de peilbakens
Op 16 januari 2015 zijn door een zogenoemde IMSI catcher twee peilbakens gescand op het woonadres van [medeverdachte 1] , [adres 1] , deze bakens waren voorzien van de inlogcodes eindigend op de cijfers 65 en 71 . Het baken eindigend op nummer 71 is teruggevonden onder de auto in gebruik bij [persoon 1] . Het baken eindigend op nummer 65 en nog weer een ander baken, eindigend op nummer 30 , zijn op 1 februari 2015 bij de doorzoeking aan de [adres 1] aangetroffen in de slaapkamer van [medeverdachte 1] . De rechtbank stelt vast dat deze drie bakens afkomstig zijn uit de Spyshop [naam 1] aan de [adres 2] . Uit facturen van de firma [firma] in Frankrijk, blijkt immers dat deze drie bakens op dezelfde dag, 9 januari 2015, zijn geactiveerd als de dag waarop een 4-tal bakens in deze winkel aan een passant werd verkocht. De bakens zijn geactiveerd vanuit [naam 1] te Arnhem. Uit verstrekking van de historische gegevens van het baken eindigend op nummer 65 blijkt dat dit baken op 9 januari 2015 bovendien een rechtstreekse route heeft gevolgd vanaf de Spyshop [naam 1] te Arnhem naar het woonadres van [medeverdachte 1] , de [adres 1] .
De rechtbank stelt vast dat medeverdachte [medeverdachte 1] een peilbaken heeft aangeschaft. Op de website waarmee dat baken kon worden gevolgd, is diverse malen ingelogd via een tablet van de medeverdachte [medeverdachte 1] . Verdachte is op 1 februari 2015 in een auto met daarin wapens aangehouden, tezamen met de genoemde medeverdachte, die kort daarvoor (namelijk, vier maal op 31 januari 2015, waarvan de laatste keer om 23.15 uur) had ingelogd op het baken via een website. Alles in onderling verband beschouwd staat het voor de rechtbank vast dat verdachte en zijn medeverdachten een gezamenlijk crimineel doel hadden, waartoe het peilbaken is gebruikt.
4.4.4.5 Aantreffen van de BMW 3-serie op het Servaasplein – Onderzoek 13Kourion
Op 14 januari 2015 is de BMW 3-serie, met daarop gestolen kentekenplaten, op het Servaasplein aangetroffen in een ander onderzoek. In de nacht van 16 op 17 januari 2015 is de auto door de politie doorzocht en zijn twee geladen aanvalsgeweren aangetroffen (Kalasjnikovs) en een half geladen Uzi. De wapens zijn vervolgens onklaar gemaakt en teruggeplaatst in de auto. De in de auto aangetroffen jerrycan met benzine is vervangen door een vergelijkbare jerrycan, gevuld met water.De BMW 1-serie, met daarop gestolen kentekenplaten, is op 25 januari 2015 aangetroffen op het Servaasplein in Eindhoven. Die dag is de BMW 3-serie enkele meters verplaatst en is de BMW 1-serie op de eerdere parkeerplek van de BMW 3-serie geplaatst. [medeverdachte 1] bevindt zich ten tijde van het verplaatsen van de BMW 3-serie in Eindhoven, zie hiervoor onder reisbewegingen.
4.4.4.6 De gebeurtenissen in de nacht van 30 op 31 januari 2015
Het baken eindigend op nummer 71 , dat al eerder door middel van een IMSI scan was waargenomen in de woning van [medeverdachte 1] , blijkt op 30 januari 2015 in beweging te komen. [medeverdachte 1] had op 30 januari 2015 een door [persoon 3] gehuurde Citroën met kenteken [kenteken 1] in gebruik. Die avond bevinden deze Citroën en het baken zich in elkaars nabije omgeving. Zo bevindt de Citroën zich om 23.19 uur aan de Jan van Galenweg te Amsterdam en op dat moment bevindt het baken zich daar ook. De locatie van het baken is dan in de nabije omgeving van de woning van [persoon 2] ( [adres 3] ) en de woning van [persoon 1] ( [adres 4] ). Daarna bewegen zowel het baken als de PGP BlackBerry van [medeverdachte 1] (eindigend op [nummer 4] ) naar Almere. In een chatgesprek via de PGP-BlackBerry’s zegt [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 3] om 23.58 uur dat hij in Almere is geweest. Dat gegeven komt overeen met de gegevens van het baken dat zich om 23.26 uur in Almere begeeft. De Vialis registraties van de Citroën met kenteken [kenteken 1] komen ook overeen met de bewegingen van het baken wanneer het terugkeert van Almere naar Amsterdam.
Op 31 januari 2015 om 00.43 uur bevindt het baken zich aan de Kattenburgerstraat te Amsterdam. Het baken wordt om 00.45 uur uitgezet. Een verbalisant ziet dan op de kruising Kattenburgerstraat/Kattenburgerkruisstraat de door [medeverdachte 1] in gebruik genomen Citroën met kenteken [kenteken 1] staan. Omstreeks 01.00 uur ziet de verbalisant de Citroën wegrijden.
4.4.4.7 De gebeurtenissen op 31 januari 2015
Het hiervoor genoemde baken wordt om 11.00 uur weer aangezet. Dan wordt de laatste locatie weergegeven, te weten de Kattenburgerstraat te Amsterdam. Daar is het baken immers uitgezet. Om 13.10 uur blijkt het baken weer in beweging te zijn. De weergegeven locatie is dan de Jan van Galenstraat te Amsterdam. De Jan van Galenstraat bevindt zich nabij de parkeergarage aan de [adres 3] , waar de door [persoon 1] gebruikte Opel Corsa geparkeerd stond. Vanaf dat tijdstip volgt het baken de route van deze Opel Corsa. De rechtbank concludeert hieruit dat het peilbaken zich dan bevindt onder de bij [persoon 1] in gebruik zijnde auto. Even voordat het baken om 11.00 uur werd aangezet om 10.38 uur, is de Citroën waarin [medeverdachte 1] rijdt, geregistreerd door een Vialis camera aan de Jan van Galenstraat. Deze camera bevindt zich vlakbij de parkeergarage aan de [adres 3] . Ook de Samsung tablet van [medeverdachte 1] bevindt zich dan in de nabije omgeving, namelijk om 11.03 uur in de Jan Voermanstraat te Amsterdam. Dat [medeverdachte 1] degene is geweest die het baken heeft bevestigd onder de door [persoon 1] gebruikte Opel Corsa, wordt verder versterkt door de inhoud van de gesprekken die zijn gevoerd door en/of tussen verdachte en de medeverdachten. Om 14.16 uur zegt ene
[naam 2]immers tegen [medeverdachte 2] : “
we hebben nu iets onder zijn waggie”. Om 16.52 uur vraagt [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 1] : “
heb je die ding geplakt dan?” . Op die dag heeft [medeverdachte 1] met zijn Samsung tablet bovendien meermalen ingelogd op dit peilbaken via de website [website] , namelijk om 10.05 uur, om 15.57 uur, om 19.33 uur en om 23.16 uur. Vooral dat laatste tijdstip is kenmerkend nu enkele uren later verdachte en zijn medeverdachten zijn aangehouden, waarbij de betreffende tablet is aangetroffen in de auto waarin twee medeverdachten zijn aangehouden, terwijl in de auto waarin verdachte zat, automatische wapens zijn aangetroffen.
De Opel Corsa die in gebruik is bij [persoon 1] wordt om 20.15 uur aangetroffen in de parkeergarage aan de [adres 3] te Amsterdam. Om 22.35 uur zien verbalisanten [persoon 1] in gezelschap van twee anderen richting de Opel Corsa lopen. Omdat [persoon 1] en [persoon 2] mogelijk eerder doelwit waren van een liquidatie worden ze gewaarschuwd en gemaand de sleutels af te geven. Het baken wordt aangetroffen onder de Opel Corsa. De auto wordt vervolgens onklaar gemaakt en geplaatst te Tussenmeer in Amsterdam. Het baken wordt aan gelaten.
De voornoemde feiten en omstandigheden – in onderlinge samenhang bezien – , brengt de rechtbank tot de conclusie dat het [medeverdachte 1] moet zijn geweest die het peilbaken onder de huurauto van [persoon 1] heeft geplakt. Uit de gegevens blijkt dat hij daartoe immers de mogelijkheid had en ondersteuning hiervoor vindt de rechtbank in de hiervoor aangehaalde inhoud van de gevoerde gesprekken tussen [naam 2] en [medeverdachte 2] en tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] , waarbij met name uit het laatstgenoemde bericht blijkt dat het de bedoeling was dat [medeverdachte 1] dit zou doen en dat [medeverdachte 3] daarvan op de hoogte was.
4.4.4.8 De gebeurtenissen in de nacht van 1 februari 2016
Op de beelden afkomstig van de camera die staat gericht op het Servaasplein te Eindhoven is waar te nemen dat de bij [medeverdachte 1] in gebruik zijnde Citroën in de nacht van 1 februari 2015 het plein op komt rijden. Het is dan 02.30 uur. De Citroen wordt naast de gestolen BMW 3-serie geparkeerd. Er zijn vervolgens drie personen zichtbaar die de kentekenplaten van de BMW 3-serie verwisselen waardoor de auto nu is voorzien van valse kentekenplaten [kenteken 3] . Het drietal loopt ook naar de gestolen BMW 1-serie, maar doet daar verder niets mee. Er worden kentekenplaten in de Citroën neergelegd en bij het wegrijden van de Citroën wordt een vierde persoon in de auto gezien, die blijkbaar in de auto is blijven zitten gedurende de wisseling van de kentekenplaten. Het is medeverdachte [medeverdachte 3] , zoals blijkt uit zijn verhoor bij de politie. De drie in beeld gekomen verdachten worden herkend als [medeverdachte 1] , verdachte en [medeverdachte 2] . Verdachte heeft ter terechtzitting van 4 april 2016 erkend dat hij in beeld was.
Even later, omstreeks 02.48 uur, rijdt het viertal met zowel de Citroën als de BMW 3-serie, richting Amsterdam. Vanaf 03.12 wordt het viertal in de gaten gehouden door het arrestatieteam en het onderzoeksteam. Onderweg rijdt de BMW steeds voorop. Vlakbij Amsterdam komt de Citroën echter naast de BMW rijden en de Citroën neemt na korte communicatie tussen de twee auto’s, de leiding. De BMW rijdt nu achter de Citroën aan. Bij de afslag S107, Sloten, worden beide auto’s door het arrestatieteam tot stoppen gedwongen en worden de vier verdachten aangehouden.
Na de aanhouding is op de rijbaan één van de drie onklaar gemaakte vuurwapens aangetroffen, een aanvalsgeweer (Kalasjnikov). Dit vuurwapen blijkt dan te zijn doorgeladen. In de BMW 3-serie, te weten in de kofferbak, zijn vervolgens de andere twee wapens aangetroffen. Ook de pistoolmitrailleur (Uzi) blijkt te zijn doorgeladen. Bij het terugplaatsen van de drie onklaar gemaakte wapens waren deze niet doorgeladen.
4.4.4.9 Medeplegen van het voorbereiden van een liquidatie op [persoon 1]
Hiervoor is vastgesteld dat [medeverdachte 1] zich veelvuldig van Amsterdam naar Eindhoven heeft begeven in de periode voorafgaand aan 1 februari 2015. Ook is vastgesteld dat [medeverdachte 1] meermalen op verschillende locaties gelijktijdig is geregistreerd met de gestolen BMW 1-serie en BMW 3-serie en dat ook verdachte en [medeverdachte 2] zich blijkens de gegevens van de door hun gebruikte PGP BlackBerry’s meermalen in Eindhoven hebben begeven op tijdstippen dat [medeverdachte 1] daar ook was. Ook heeft de rechtbank in het voorgaande vastgesteld dat [medeverdachte 1] zich op 30 januari 2015 heeft begeven in de omgeving van zowel de woonadressen van [persoon 1] als [persoon 2] en dat het peilbaken, dat later is aangetroffen onder de door [persoon 1] gebruikte auto, zich op 30 januari 2015 in de door [medeverdachte 1] gehuurde auto, de Citroën, bevond. Die volgende ochtend, op 31 januari 2015, heeft [medeverdachte 1] het desbetreffende peilbaken onder de door [persoon 1] gebruikte auto geplaatst. Tevens is vastgesteld dat [medeverdachte 3] er op 31 januari 2014 weet van had dat [medeverdachte 1] dit zou doen.
Die avond zijn de vier verdachten tezamen van Amsterdam naar Eindhoven gereden om de BMW 3-serie op te halen die zij, alvorens zij weer naar Amsterdam zouden reizen, eerst hebben voorzien van andere kentekenplaten. Verdachte en [medeverdachte 2] zijn vervolgens in de BMW 3-serie gestapt en [medeverdachte 1] is in de Citroën gestapt waarin [medeverdachte 3] zich ook bevond. In de BMW 3-serie lagen geladen automatische vuurwapens waarover in ieder geval verdachte en [medeverdachte 2] feitelijk de beschikking hadden. Twee van de drie vuurwapens zijn na de aanhouding aangetroffen in de auto waarin verdachte en [medeverdachte 2] zaten, waarvan één inmiddels doorgeladen was. Verdachte is nadat de auto tot stoppen is gedwongen door het arrestatieteam met het derde, inmiddels ook doorgeladen vuurwapen uit de BMW 3-serie gestapt.
In de BMW 3-serie is verder aangetroffen, naast de meergenoemde vuurwapens, een extra patroonhouder met munitie voor de Uzi in het deurvak aan de kant van de bijrijder, een handflare en een jerrycan die oorspronkelijk was gevuld met benzine. Deze uitrusting was zonder meer geschikt voor het plegen van een moord. In combinatie met het door [medeverdachte 1] geplaatste peilbaken kon de locatie van het potentiële slachtoffer, [persoon 1] , bovendien nauwkeurig worden getraceerd. Daar komt nog bij dat bij verdachte ook een bivakmuts en handschoenen zijn aangetroffen en dat alle verdachten donkere kleding droegen. De aanwezigheid van de handflare en de benzine wijzen erop dat ook rekening was gehouden met de mogelijkheid om de BMW 3-serie in brand te steken teneinde sporen uit te wissen, een ingeval van liquidatie beproefde en veel toegepaste methode. Onder verdachte is bovendien bij zijn aanhouding een middel aangetroffen dat geschikt is voor het schoonmaken van wapens.
In het kader van het voorgaande is nog van belang de inhoud van de chatgesprekken die tussen verdachten onderling en door verdachten met anderen zijn gevoerd op 31 januari 2015, voorafgaand aan het ophalen van de BMW 3-serie vanuit Eindhoven en de terugkeer met beide auto’s naar Amsterdam. Hieronder zullen een aantal van die gesprekken worden aangehaald.
[medeverdachte 2] zegt tegen ene
[naam 2]op 31 januari 2015 om 14.14 uur: “
[naam 3] heb [bijnaam persoon 1] se mail hij wil lokken segtvie”.
[naam 2]zegt tegen [medeverdachte 2] : “
we hebben nu iets onder zn waggie.
Hou het wel voor je. Als het nodig is laten we [naam 3] m lokken”.
[medeverdachte 2] zegt vervolgens tegen
[naam 2]: “
wnr bosse we em” en [naam 2] antwoordt: “
wacht tot ik je zeg. Moet wel snel”.
Om 16.04 uur zegt [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 2] : “heb die duplicaat we moeten straks die waggies terug rijden”.
[medeverdachte 3] zegt om 16.43 uur tegen [medeverdachte 1] : “
en sama dan die andere man geen getimer meer??” waarop [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 3] zegt: “
Regel dat die motro vandaag helemaal word schoongemaakt alles shi paar herkenbare dingen weghale”. [medeverdachte 1] zegt: “
Morge of overmorge gaan we m vegen” waarop [medeverdachte 3] zegt: “
Hoe dan waar gaan we em vege moet tog weggetje skennoes”. [medeverdachte 3] zegt tegen [medeverdachte 1] : “
heb je die ding geplakt dn?”.Waarop [medeverdachte 1] antwoordt: “
Regel die motro gwn vandaagoes ff we gaan no skenne”.
Om 16.58 uur zegt [medeverdachte 2] tegen verdachte: “
Gaan we so die wags pepp directeur heb die kenies”. Om 17.16 uur zegt [medeverdachte 2] tegen verdachte: “
haha er moe sowiso ieman mee om terug te drive we heb 3 driver nodig”.
Om 18.50 uur zegt [medeverdachte 3] tegen verdachte: “
Ik bn ondrweg chil em daar we gaan morge of overmorge die gast geve we moete die motro ff schoonfixe en die achterlampje enso hij moet ready zyn”.
De inhoud van voornoemde gesprekken leveren niet alleen bewijs maar overtuigen de rechtbank er ook van in het licht van de overige bewijsmiddelen dat in ieder geval een liquidatie op handen was. Het is naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan dat de liquidatie ook daadwerkelijk die bewuste avond zou plaatsvinden. Wel staat vast dat in ieder geval [persoon 1] , die de bijnaam ‘ [bijnaam persoon 1] ’ heeft, welke naam in de chatgesprekken op 31 januari 2015 ook voorkomt, het beoogde doelwit was van een liquidatie die op korte termijn zou plaatsvinden. Ook toont de inhoud van de berichten aan dat elke verdachte met dezelfde criminele intentie handelde. Hoewel de rollen van de verdachten verschilden, kan aan de hand van de inhoud van de gesprekken worden geconcludeerd dat alle verdachten van de spreekwoordelijke
hoed en de randwisten en dat zij dus ook allen handelden in die wetenschap.
Ten aanzien van verdachte overweegt de rechtbank nog dat hij meermalen in Eindhoven is geweest, de plek waar de gestolen BMW-3 serie stond. Op 1 februari is verdachte aangehouden, hij had daarbij een doorgeladen Kalasjnikov in zijn handen. Verdachte is aangehouden in aanwezigheid van de medeverdachten, onder wie [medeverdachte 1] . In de auto waarin laatstgenoemde zat is een tablet in beslag genomen. Vanaf deze tablet is diverse malen ingelogd op het peilbaken dat zich op dat moment al onder de auto van [persoon 1] bevond, laatstelijk om 23.16 uur, enkele uren voor de aanhouding. Na het inloggen op het baken worden in de nacht van 1 februari 2015 de kentekenplaten van de auto op het Servaasplein in Eindhoven verwisseld. Verdachte en de medeverdachten rijden vervolgens naar Amsterdam waar hij aldus wordt aangehouden. Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien met de inhoud van de tussen verdachte en de medeverdachten verzonden berichten, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat verdachten met dezelfde criminele intentie handelden. Hoewel de rollen van de verdachten verschilden, kan aan de hand van de inhoud van de gesprekken worden geconcludeerd dat alle verdachten van de spreekwoordelijke
hoed en de randwisten en dat zij dus ook allen handelden in die wetenschap.
Alle feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, met als belangrijkste stuk van overtuiging de inhoud van de tussen de verdachten gevoerde gesprekken, brengen de rechtbank tot de vaststelling dat alle vier verdachten in dit specifieke geval een gezamenlijk en concreet doel voor ogen hadden, namelijk het plaatsen van een gestolen auto met daarin de uitrusting om de liquidatie op in ieder geval [persoon 1] mogelijk te maken. In dit geheel heeft een ieder een eigen rol ingenomen. De bijdrage van alle vier de verdachten is echter steeds van wezenlijk belang geweest in het geheel van de feiten en omstandigheden. Zij beschikten immers samen over de middelen en hadden bovendien allen wetenschap van de criminele intentie waarmee zij handelden. De rechtbank stelt dan ook vast dat sprake is geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten dat zij gezamenlijk als medeplegers verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor het voorbereiden van een liquidatie.
De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen met uitzondering van het voorhanden hebben van de BMW 1-serie en de daarop bevestigde kentekenplaten ter voorbereiding van een liquidatie, omdat niet vast is komen te staan dat deze 1-serie daartoe voorhanden is geweest.
4.4.4.10 Medeplegen van het voorbereiden van een brandstichting
Gelet op de hiervoor beschreven overwegingen acht de rechtbank ook het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor een brandstichting bewezen. In de periode van 22 december 2014 tot en met 1 februari 2015 hebben zich, weliswaar opvolgend, de handflare en de benzine in de auto bevonden. Deze combinatie van goederen is geschikt voor brandstichting. Dat de jerrycan met benzine door het onderzoeksteam was vervangen door water en met water niet daadwerkelijk brand kan worden gesticht, doet aan het voorgaande niet af, gezien de bewezen geachte periode.
De rechtbank kent daarbij bijzondere betekenis toe aan de omstandigheid dat op 1 februari 2015 een handflare in de auto aanwezig was, waar dit tijdens de eerdere heimelijke doorzoeking van de auto nog niet het geval was. Daarbij komt dat verdachten in de veronderstelling waren dat zij in het bezit waren van een jerrycan met benzine. De rechtbank kent voorts betekenis toe aan de omstandigheid dat tijdens de eerdere heimelijke doorzoeking van de auto daarin geen handflare is aangetroffen.
Hiervoor heeft de rechtbank reeds overwogen dat kan worden bewezen dat [medeverdachte 1] in nauwe en bewuste samenwerking met zijn medeverdachten zich heeft bezig gehouden met het voorbereiden van een liquidatie. Het is een feit van algemene bekendheid dat daders van een liquidatie daarbij gebruikte (vlucht)auto(s) in brand steken om sporen uit te wissen en opsporing te bemoeilijken. Nu verdachten dezelfde criminele intentie hadden en er sprake was van een gezamenlijke uitvoering houdt de rechtbank de verdachte ook voor dit feit als medeplegers verantwoordelijk. Dit laatste geldt overigens niet voor [medeverdachte 3] omdat ten aanzien van hem niet enige eerdere bemoeienis met de BMW 3-serie kan worden aangenomen en hij anders dan de andere verdachten ook op de bewuste nacht niet uit de Citroën en bij of in de BMW 3-serie is geweest. Uit de ontsleutelde PGP- gesprekken volgt dat hij wist van een plan tot liquidatie, maar niet dat hij ook weet had van brandstichting. De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen.
4.4.4.11 Bedreiging van leden/lid van het arrestatieteam
Met betrekking tot het aanvalsgeweer dat zich aan de bijrijderszijde van de BMW 3-serie, voor de voeten van verdachte bevond, volgens hemzelf, heeft verdachte verklaard dat hij denkt dat het wapen door de klap van de aanrijding van het arrestatieteam en nadat hij de auto uitstapte, naar buiten is gevallen. Daarmee stelt hij dat hij het wapen niet in handen heeft gehad.
Een van de leden van het arrestatieteam, DSI04, heeft daartegenover gesteld dat hij heeft waargenomen dat verdachte met het wapen in zijn handen naar buiten is gestapt. De overige leden van het arrestatieteam hebben dat niet verklaard. Of zij dat niet hebben kunnen waarnemen blijft onduidelijk, maar is wel voorstelbaar, gezien het tumult tijdens een dergelijke zware aanhouding. In ieder geval valt daaruit niet hetgeen af te leiden wat door de raadsman is aangevoerd, namelijk dat de verklaring van DSI04 aantoonbaar onjuist is. Dat verdachte met het wapen uit de auto is gestapt vindt ondersteuning in twee andere omstandigheden. De eerste is dat het wapen was doorgeladen, hetgeen moet zijn gebeurd tijdens de rit van Eindhoven naar Amsterdam. Tussen het onklaar maken en terugplaatsen van de wapens door het onderzoeksteam op 17 januari 2015 en de aanhouding op 1 februari 2015, is de kofferbak van de BMW 3-serie immers niet meer open geweest. Uit het dossier haalt de rechtbank immers dat de BMW 3-serie onder permanent cameratoezicht is geplaatst en dat – zodra iets verdachts te zien was – de beelden werden opgenomen. Nu dat niet is voorgekomen in voornoemde tussenliggende periode concludeert de rechtbank dat het verdachte moet zijn geweest die het aanvalsgeweer heeft doorgeladen tijdens de rit. De tweede omstandigheid die ondersteuning aan de verklaring van DSI04 biedt, is dat het aanvalsgeweer zich – nadat verdachte was uitgestapt en overreden door de auto van het arrestatieteam onder het lichaam van verdachte bevond. Dat is meest aannemelijk in het scenario waarbij het wapen even daarvoor in handen van verdachte was.
De rechtbank acht bewezen dat op basis van de verklaring van DSI04 en de overige omstandigheden kan worden vastgesteld dat verdachte het aanvalsgeweer ten tijde van het uitstappen uit de BMW 3-serie, in zijn handen vasthield.
Onder deze omstandigheden, waarbij dus sprake was van verdachten die in het bezit waren van zware automatische vuurwapens en waarbij één van hen zelfs met een dergelijk zwaar wapen is uitgestapt, een wapen waartegen zelfs de zwaar gepantserde uitrusting van de leden van het arrestatieteam niet is beschermd, levert het handelen van verdachte een bedreiging die gericht was tegen de daar aanwezige leden van het arrestatieteam. De mogelijkheid dat verdachte immers uitvoering zou geven aan de bedreiging, de dreiging van schieten met het aanvalsgeweer, was immers reëel en concreet. De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen.
4.4.4.12 Medeplegen van het voorhanden hebben van de vuurwapens en munitie
Verdachte en [medeverdachte 2] hadden de feitelijke beschikking over de wapens die zich in de BMW 3-serie bevonden op het moment van de rit van Eindhoven naar Amsterdam en de daarop gevolgde aanhouding in Amsterdam. Twee van de wapens bevonden zich in de achterbak van de auto. Hoewel deze wapens door de politie niet doorgeladen in die kofferbak waren teruggelegd, was op het moment van aanhouding een van deze twee wel doorgeladen. Het derde wapen bevond zich tijdens de aanhouding onder direct bereik van verdachte, die voorin op de passagiersstoel zat naast [medeverdachte 2] . Verdachte is met dit inmiddels ook doorgeladen wapen uit de auto gestapt. Nu in de periode tussen het terugleggen van de wapens en het gaan rijden met de BMW door verdachten, geen activiteit bij de auto (die immers onder camerabewaking stond) is gesignaleerd, kan het niet anders dan dat verdachte dan wel [medeverdachte 2] via de binnenkant van de auto, via het skiluik, zich toegang heeft verschaft tot de wapens, ofwel dat de wapens uit de kofferbak zijn gehaald en doorgeladen, waarna slechts één ervan weer in de kofferbak is teruggelegd en de ander bij verdachte was, nadat de BMW 3-serie van de parkeerplaats was vertrokken en voordat zij in het zicht van de politie kwam. Daar komt nog bij dat in het portier van de BMW 3-serie munitie, passend op de inmiddels doorgeladen Uzi is aangetroffen; munitie die er bij het onderzoeken, onklaar maken en terugleggen van de wapens door de politie, nog niet lag.
De rechtbank slaat acht op mede in het licht van de op 31 januari en 1 februari 2015 gevoerde chatgesprekken, waaronder een bericht van [medeverdachte 2] aan [naam 2] om 14.14 uur inhoudend: ‘ [naam 3] heb [bijnaam persoon 1] se mail hij wil lokken segtvie’ en diens antwoord aan [medeverdachte 2] ‘We hebben nu iets onder zn waggie’, om 14.35 uur vraagt [medeverdachte 2] aan [naam 2] ‘Wnr bosse we em’, die antwoordt met ‘Wacht tot ik je zeg. Moet wel snel’. Een bericht van [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 1] om 16.43 uur ‘Ee samsa dan die andere man geen getimer meer?’ wordt door [medeverdachte 1] beantwoord waarop [medeverdachte 3] hem vraagt ‘En dan?”. Het antwoord van [medeverdachte 1] op deze vraag van [medeverdachte 3] luidt “morge of overmorgen gaan we m vegen”. [medeverdachte 3] vraagt [medeverdachte 1] “Hoe dan waar gaan we em vege moet tog weggetje skennoes” en vraagt hem ook “heb je die ding geplakt dn?”. Waarop [medeverdachte 1] om 16.53 uur antwoordt: “Regel die motro gwn vandaagoes ff we gaan no skenne”. [medeverdachte 3] bericht aan verdachte om 18.50 uur “morge of overmorge die gast geve” . Om 21.41 uur bericht verdachte “ [naam 2] ” waar hij de auto zal gaan neerzetten; “Mt spullen erin”.
Al het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien kan het niet anders dan dat [medeverdachte 2] en verdachte, maar ook [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] op de hoogte waren van de plannen. Hoewel [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] in de Citroën zaten op het moment van terugkeer naar Amsterdam acht de rechtbank ten aanzien van beiden evenzeer de wetenschap omtrent de aanwezigheid van de wapens en de munitie in de BMW 3-serie aanwezig. Daarvoor geldt het voorgaande en voorts hetgeen reeds ten aanzien van de voorbereiding van een liquidatie in vereniging is overwogen. De verklaring van verdachte, dat hij niets wist van de overige in de BMW 3-serie aangetroffen vuurwapens, patroonhouder en munitie, kan in het licht van het hiervoor bewezenverklaarde, niet juist zijn.
4.4.4.13 Medeplegen van de heling van de BMW’s en kentekens
Voorgaande overwegingen met betrekking tot het voorhanden hebben van de vuurwapens, gelden ook voor het medeplegen van de heling van de BMW’s en de kentekens. [medeverdachte 1] heeft zich samen met [medeverdachte 2] en verdachte actief gericht op het verwisselen van de kentekenplaten van de BMW 3-serie en vervolgens zijn zij gezamenlijk met die BMW naar Amsterdam gereden. Ook voor 1 februari 2015, hield [medeverdachte 1] zich – gelet op zijn reisbewegingen – bezig met de BMW 3-serie en de BMW 1-serie (voorzien van gestolen kenteken [kenteken 9] , origineel kenteken [kenteken 10] ). Bij de aanhouding van [medeverdachte 2] is door hem tijdens zijn vlucht de sleutel van de BMW 1-serie weggegooid. Eén van de vier verdachten had dan ook in ieder geval de feitelijke beschikking over de auto. Op het parkeerterrein Servaasplein te Eindhoven zijn [medeverdachte 2] en verdachte nog naar de BMW 1-serie toe gelopen. Een gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] over de BMW 1-serie is in dit kader van belang. Om 03.05 uur vraagt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] :
“En die 1-serie?”,waarop [medeverdachte 2] antwoordt:
“Doen we later is faya die shroefen”.
De betrokkenheid van verdachte bij beide auto’s staat aldus vast. Onder de gegeven omstandigheden, de PGP chatgesprekken mede in aanmerking genomen, nu daaruit een criminele bedoeling met de auto’s kan worden afgeleid, is de rechtbank van oordeel dat verdachte heeft moeten begrijpen dat het hier om gestolen auto’s ging. Daarbij is nog van belang dat het wisselen van kentekenplaten niet anders dan bedoeld kan zijn om de herkomst van de auto’s en kentekens te verhullen. De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen en op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
in de periode van 22 december 2014 tot en met 1 februari 2015 te in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het met anderen te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord als bedoeld in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht, opzettelijk
twee (volautomatische) militaire aanvalsgeweren, waarvan één doorgeladen, (merk: Zastava, model: M7OAB2, kaliber: 7,62 x 39 mm) en een doorgeladen pistoolmitrailleur (merk Fabrique Nationale (Licentiebouw Uzi), model Uzi M61, kaliber: 9 millimeter Luger (9x19 millimeter) en een patroonmagazijn (bestemd voor een Uzi M61) en
in voornoemde Zastava’s telkens 30 volmantel patronen (kaliber 7,62x39 mm) en in voornoemde Uzi 30, patronen (kaliber: 9 millimeter Luger (9x19 millimeter)) en in voornoemd patroonmagazijn 24, patronen (kaliber: 9 millimeter Luger (9x19 millimeter)) (geschikt om verschoten te worden met voornoemde pistoolmitrailleur) en een patroon (kaliber 7,62x39 mm) (geschikt om verschoten te *worden met voornoemde Zastava’s en
een gestolen personenauto’s (merk: BMW 335, origineel kenteken: [kenteken 7] ) en
gestolen kentekenplaten ( [kenteken 8] ) (bevestigd op voornoemde BMW 335) en valse kentekenplaten [kenteken 3] (bevestigd op voornoemde BMW 335) en
en gehuurde personenauto (merk: Citroën, kenteken: [kenteken 1] ) en
een bivakmuts en
donkerkleurige handschoenen en
donkerkleurige kledingstukken en
een schroevendraaier en
een peilbaken (IMEI nummer: [IMEI nummer 2] ) en
een tablet voorzien van software om een peilbaken te volgen en
vier PGP (zogenaamde Pretty Good Privacy) BlackBerry ‘s (telefoonnummers: [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 4] ),
bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, heeft verworven en voorhanden heeft gehad
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
in de periode van 22 december 2014 tot en met 1 februari 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het met anderen te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten brandstichting als bedoeld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht, opzettelijk
een jerrycan met daarin benzine, en
een handflare (noodseinfakkel) (merk: Painswessex, model: Red handflare MK8),
bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad
ten aanzien van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde:
op 1 februari 2015 te Amsterdam, leden van een arrestatieteam heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte (zichtbaar voor een lid van het arrestatieteam) met een militair aanvalsgeweer (merk: Zastava)
voor zijn lichaam houdend uit de BMW 335 gestapt.
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
in de periode van 22 december 2014 tot en met 1 februari 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, vuurwapens van categorie II, te weten
twee volautomatische militaire (aanvalsgeweren, waarvan één doorgeladen, (merk: Zastava, model: M7OAB2, kaliber: 7,62 x 39 mm) en
een doorgeladen pistoolmitrailleur (merk Fabrique Nationale (Licentiebouw Uzi), model: Uzi M61, kaliber: 9 millimeter Luger (9 x19 millimeter) en munitie van categorie II en III, te weten
in voornoemde Zastava’s telkens 30, patronen van kaliber 7.62 x 39 mm (volmantel) en
in voornoemde pistoolmitrailleur 30, patronen (kaliber: 9 millimeter Luger (9x19 millimeter) (type hollowpoint) en
en patroon van kaliber 7,62 x39 mm en
een patroonmagazijn, bestemd voor een Uzi M61, met daarin 24, patronen (kaliber: 9 millimeter Luger (9 x19 millimeter), voorhanden heeft gehad
ten aanzien van het onder 5, subsidiair ten laste gelegde:
in de periode van 31 januari 2015 tot en met 1 februari 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
een motorvoertuig, te weten een BMW 335 (origineel kenteken ( [kenteken 11] ) en
een motorvoertuig, te weten een BMW serie 1 (origineel kenteken [kenteken 10] ) en
twee kentekenplaten, voorzien van kenteken [kenteken 8] en
twee kentekenplaten, voorzien van kenteken [kenteken 9] ,
heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven en het voorhanden krijgen van deze goederen wist, dat het door misdrijf verkregen goederen betroffen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 en 5 subsidiair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaren, met aftrek van voorarrest.
8.2
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft namens verdachte aangevoerd dat de aanhouding onrechtmatig was. Nadat verdachte uit de auto is gestapt is hij onder de auto van het arrestatieteam terecht gekomen. DSI04 heeft daarna de auto van verdachte af gereden. Terwijl DSI05 verdachte vervolgens onder schot hield, pakte DSI03 verdachte bij zijn schouder vast om hem weg te slepen. DSI05 constateerde op dat moment dat het aanvalsgeweer zich onder verdachte bevond. Terwijl de leden van het arrestatieteam verdachte onder controle probeerden te krijgen besloot DSI05 op verdachte te vuren. Verdachte was echter zojuist overreden door een zware auto waarbij hij een klaplong had opgelopen. Het door de leden van het arrestatieteam beschreven tegenstribbelen door verdachte, zou dus eigenlijk gezien moeten worden als kronkelen nadat verdachte ‘ontwaakte’, aldus de raadsman. DSI05 heeft aan zijn leidinggevende, die op korte afstand van hem stond, geen toestemming gevraagd om op verdachte te vuren. Het gebruik van dit vuurwapengeweld is in strijd met de ambtsinstructie en levert een vormverzuim op in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte had het wapen, terwijl hij op de grond lag, immers niet in handen en kon daar bovendien niet mee schieten. Het wapen was namelijk onklaar gemaakt. Er was dus geen acute of reële dreiging voor het toepassen van het vuurwapengeweld. Verdachte is ernstig gewond geraakt. Gezien de grote gevolgen van het onrechtmatig vuurwapengeweld voor verdachte, verzoekt de raadsman de rechtbank een strafkorting toe te passen van 25%.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
8.3.1
De aanhouding
Ter beoordeling van de rechtmatigheid van de aanhouding en de proportionaliteit van het door DSI05 daarbij op verdachte toegepaste vuurwapengeweld neemt de rechtbank als uitgangspunt dat verdachte de auto is uitgestapt terwijl hij een aanvalsgeweer voor zich hield. Direct daarna is verdachte overreden door de BMW X5 van het arrestatieteam. Nadat DSI04 de auto weer instapte om de auto van verdachte af te rijden, lag verdachte op zijn buik op de grond. Hoewel achteraf is komen vast te staan dat verdachte ten gevolge daarvan leed aan een klaplong, oordeelt de rechtbank – anders dan de raadsman – dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat verdachte vervolgens na het “ontwaken” ten gevolge van die aanrijding, zich niet tegen zijn aanhouding verzette, maar kronkelde van de pijn. Hoewel een dergelijk scenario onder de gegeven omstandigheden wel tot de mogelijkheden behoort, is daarvan niets gebleken. Uit de verklaringen van de leden van het arrestatieteam, blijkt dat verdachte zich tegen zijn aanhouding begon te verzetten en dat de leden van het arrestatieteam die zich daarmee bezig hielden verdachte niet onder controle kregen. Daarbij komt dat voor het arrestatieteam ten tijde van de aanhouding geenszins 100% vast heeft kunnen staan dat uitsluitend een onklaar gemaakt wapen in handen van verdachte was. Onder die omstandigheden en gelet op het gevaar dat schuilt in het zich onder verdachte bevindende vuurwapen zelf voor de leden van het arrestatieteam, acht de rechtbank de beslissing van DSI05, om aanvalsvuur te gebruiken, niet in strijd met de ambtsinstructie. Ook al heeft het gebruik van dit geweld geleid tot voor verdachte zeer nadelige gevolgen, de aanhouding heeft rechtmatig plaatsgevonden. Dat neemt niet weg dat de rechtbank met het letsel van verdachte rekening zal houden bij het bepalen van de strafmaat.
8.3.2
De strafmaat
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte is als medepleger betrokken geweest bij het voorbereiden van de koelbloedige plannen om een geselecteerd slachtoffer te liquideren. Door zijn voorbereidingshandelingen heeft hij alle omstandigheden gecreëerd voor het voltooien van de liquidatie, die dankzij het ingrijpen van de politie uiteindelijk is voorkomen. Naast deze voorbereidingshandelingen en de voorbereidingshandelingen voor brandstichting, heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit en heling van auto’s en kentekens.
Het gemak waarmee verdachte en de medeverdachten zich hebben ingelaten met zware automatische vuurwapens en plannen die zien op moord, baart de rechtbank ernstige zorgen. De verdachten zijn in deze zaak zeer berekenend te werk gegaan. Daarbij hebben de verdachten op geen enkele wijze rekening gehouden met het gevaar dat zij met hun handelen creëren voor een ieders leven.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de bedreiging van de leden van het arrestatieteam door met in zijn handen een Kalasjnikov voor zijn lichaam te houden en de auto uit te stappen.
De rechtbank acht een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor deze feiten op zijn plaats en ziet in het voorgaande aanleiding om aansluiting te zoeken bij de geëiste straf van 9 (negen) jaar. Een forse gevangenisstraf moet verdachte er in toekomst van weerhouden al dan niet soortelijke misdrijven te plegen. Daarnaast dient deze gevangenisstraf als signaal naar de samenleving enerzijds als bescherming, anderzijds ter afschrikking. De rechtbank stelt echter vast dat verdachte ten gevolge van zijn aanhouding ernstig lichamelijk letsel heeft opgelopen, te weten een klaplong rechts, letsel aan slagader sleutelbeen, breuk van een rib, schotwonden bil en bovenbeen, scheur dunne darm en endeldarm, afgescheurde plasbuis, breuk heiligbeen en letsel aan zijn prostaat. Hij zal ook nu nog meerdere operaties moeten ondergaan die mogelijk niet zullen leiden tot volledig herstel. Momenteel heeft verdachte een stoma, waardoor hij beperkt is geraakt. Deze situatie maakt dat de detentie zwaar op hem drukt, onder meer vanwege beperkingen die hij ervaart in het revalidatieproces. Hoewel het gelet op verdachtes jonge leeftijd tegen hem werkt dat hij in het verleden meermalen eerder is veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie, zal het nadeel dat verdachte in detentie ondervindt en nog zal ondervinden door de medische situatie zich voor verdachte vertalen in de strafmaat. Om die reden zal de rechtbank naar beneden afwijken van de eis van de officier van justitie.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de eendaadse samenloop van de feiten. De hierna te noemen straf is passend en geboden.

9.Beslag

Onder verdachte is het volgende goed in beslag genomen:
Geld Euro, 21 x 10 euro, 4917185.
Het geld behoort aan verdachte toe. Niet kan worden vastgesteld dat dit geld – ook niet gezien de verklaring van verdachte dat hij geld zou ontvangen voor het uitvoeren de opdracht de auto, onder feit 1 genoemd, te verplaatsen – uit de baten van de bewezen geachte feiten is verkregen. Het geld dient aan verdachte te worden geretourneerd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 46, 47, 57 63, 157, 285, 289 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart het onder 3 primair en onder 5 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 en 5 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:,
Medeplegen van voorbereiding van moord
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
Medeplegen van voorbereiding van brandstichting
Ten aanzien van het onder 3 subsidiair bewezenverklaarde:
Bedreiging, met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot wapens van categorie II en munitie van categorie III, meermalen gepleegd
Ten aanzien van het onder 5 subsidiair bewezen verklaarde:
Medeplegen van opzetheling, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 8 (acht) jaar en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave van het volgende in beslag genomen goed aan verdachte:
Geld Euro
21 x 10 euro
4917185
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Knol, voorzitter,
mrs. E.M.M. Gabel en E. Dinjens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Flikkenschild, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 mei 2016.