3.2.2. Deze bewezenverklaring steunt onder meer op een verslag van Luitenant [verbalisant 1], hoofd van de internationale narcoticabrigade van het regionaal kernteam fiscale inlichtingen en opsporingsdienst van Catanzaro (Italië), samengevat luidende, voor zover van belang (in Nederlandse vertaling):
"Vooropgesteld wordt dat op 20.07.1999 de Centrale Dienst Drugsbestrijding bovengenoemde Leiding, via de Algemene Leiding van de Financiële Politie Afdeling II, heeft medegedeeld dat op het motorschip [A] dat op 24 (het hof begrijpt: 08).07.99 uit de haven van Freeport (Bahamas) was vertrokken en op 24.07.1999 in de haven van Gioia Tauro (RC) zou aankomen, de container: SEAU 560345-9 was ingescheept, waarvan men vermoedde dat daarin een aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen verborgen was.
Genoemde container die, volgens hetgeen in het vrachtdocument is weergegeven, 96 dozen met bevroren vruchtvlees van mango's en 60 dozen bevroren vruchtvlees van papaya's zou moeten vervoeren, was vanuit Santo Tomas de Castilla (Guatemala) aan boord van het motorschip [B] naar Freeport verzonden, waar de container op het motorschip [A] was overgebracht. Bij aankomst in Gioia Tauro, zou de container opnieuw aan boord van het motorschip [C] worden overgebracht naar Saloniki (Griekenland) en van daaruit zou de container vervolgens over land in Skopje (Macedonië), de uiteindelijke plaats van bestemming, aankomen.
De container bleek te zijn verzonden door het import-export bedrijf [D], gevestigd te [plaats A], Guatemala City (Guatemala), [a-straat] en bestemd voor het bedrijf [E], gevestigd te [plaats B] (Macedonië), [b-straat].
De 156 dozen waren op 27.05.1999 met een andere container vanuit Buenaventura (Colombia) aan boord van het motorschip [F] naar Panama verzonden; vanuit Panama is de container overgebracht aan boord van het motorschip [G], dat op 13.06.1995 in Santo Tomes (Guatemala) was aangekomen. Vervolgens was de container naar Guatemala City vervoerd en op 25.06.1999 aan de cliënt afgeleverd, leeggehaald en de goederen, opnieuw ingepakt, waren in de container opgestapeld, welke vervolgens in de haven van Gioia Tauro (Italië) was aangekomen.
De oorspronkelijke expediteur was [H], gevestigd te [plaats C] (Colombia), [c-straat], terwijl de geadresseerde in Guatemala [J], gevestigd te [plaats D] (Guatemala), [d-straat] was.
Bij de doorzoeking waarmee op zondag 25 juli een aanvang werd gemaakt, in samenwerking met de douaneambtenaren van de Compagnia di Gioia Tauro en met de functionarissen van de Douanedienst Fraudebestrijding, werden in de container 154 blauwe plastic fusten aangetroffen, die elk een capaciteit van 180 liter hadden, gesloten en verzegeld, waarvan 30 werden weggehaald om als monster te dienen en te worden gecontroleerd.
1203 "broodjes" met een totaal gewicht van 1443,600 kg., verborgen in 24 fusten, konden worden ontdekt. Elk "broodje" was aan de buitenkant gewikkeld in een omhulsel, bestaande uit verpakkingstape, nylon kous en rubber bekleding, die een stof bevatte die, bij snel onderzoek van de narco-test, uitgevoerd op een monster dat van één van de bovengenoemde "broodjes" werd genomen, cocaïne bleek te zijn.
Bovengenoemde "broodjes" werden op 28.07.1999 met uitzondering van 2 "broodjes" in beslag genomen.
Nadat vervolgens de twee "broodjes", waarvan de inbeslagneming was uitgesteld, in de twee fusten in bovengenoemde container waren verborgen, ging men over tot het laden van het eerste schip dat uit de haven van Gioia Tauro zou vertrekken naar Saloniki (Griekenland)
De container met de cover lading, bestaande uit bevroren vruchtvlees en 2,4 kilo cocaïne werd derhalve ingeladen op het motorschip [K] dat zou vertrekken naar de haven van Saloniki, alwaar het aankwam in de ochtend van 07.08.1999 en bleef liggen in de binnenhaven die "free-zone" wordt genoemd.
In de loop van de middag deelde de Majoor van de Financiële Politie, [verbalisant 4], verbindingsambtenaar in Saloniki en expert drugsbestrijding, werkzaam bij de Centrale Dienst Drugsbestrijding, die als de taak had te zorgen voor de noodzakelijke coördinatie tussen de Griekse autoriteiten en de Financiële Politie, zijnde de Italiaanse politie waaraan de verantwoordelijkheid voor de werkzaamheden en voor de ontwikkeling van het onderzoek, met bijzondere aandacht voor de "gecontroleerde aflevering", was overgedragen, aan de militairen van onze Drugs Unit mede dat zij van [verbalisant 2], Verbindingsambtenaar in Istanbul van de National Criminal Investigation Service (NCIS) had vernomen dat, op grond van de opsporingen en het technisch onderzoek dat in Macedonië door de plaatselijke politie was uitgevoerd, Nederland de plaats van mogelijke eindbestemming van de lading zou kunnen zijn.
De Nederlandse politiefunctionaris, [verbalisant 3], was voor de gelegenheid naar Skopje overgekomen.
Deze had, in het kader van de strafzaak L.R.T. 96 060 een ruimer onderzoek lopen (dat al verscheidene jaren voortduurde) en een internationaal karakter had.
Men vernam dat een persoon van de organisatie, in het bezit van de Nederlandse nationaliteit, geïdentificeerd als een zekere [betrokkene 1], om vier uur in Saloniki een ontmoeting zou hebben met een andere Nederlander, een zekere [betrokkene 2].
Op 11.08.1999 vernam men, tijdens een in Nederland afgeluisterd telefoongesprek, dat genoemde [betrokkene 2], bij het bevestigen van zijn aanwezigheid in Saloniki, beweerde dat hij de ochtend van de volgende dag (12.08.1999) naar het douanekantoor van de haven zou gaan om te verzoeken dat de container van het douaneterrein zou kunnen vertrekken.
Op 12.08.1999 vernam men dat [betrokkene 2] zich in Saloniki bevond om een persoon afkomstig uit Macedonië te ontmoeten, een zeker [betrokkene 3], die vervolgens als hoofd van het geadresseerde bedrijf in [plaats B] werd opgegeven.
Op 19.08.1999 werd bij het bevoegd douanekantoor dat zich binnen de haven bevindt, het verzoek ingediend voor vertrek van de container uit de "free-zone". Uit het onderzoek van de overgelegde stukken kon worden vastgesteld dat de goederen die aanvankelijk voor Skopje waren bestemd, aan het Oostenrijks bedrijf [L] [e-straat 1], [plaats E], waren verkocht.
Er werd na aanwijzing van de bevoegde douaneambtenaar, een aanvang gemaakt met de werkzaamheden van het openen en leegmaken van de container en vervolgens het laden van de goederen, die zich in de container bevonden, in de koelwagen, kenteken [AAA 0000], die op naam stond van [betrokkene 4].
Op 20.08.1999 verliet het voertuig het douaneterrein van de haven van Saloniki.
Inmiddels kwam uit de in Macedonië afgeluisterde telefoongesprekken naar voren dat [betrokkene 3] werd gebeld door [betrokkene 5], die hem bevestigde dat hij op zondag 22.08.1999 van Ohrid naar Wenen zou vliegen.
Op 21.08.1999 kwam de vrachtwagen aan in Igoumenitsa waar hij zich inscheepte op het motorschip [M], vermoedelijke aankomst Triëste op 22.08.1999 om 13.00 uur (in Italië).
Op 22.08.1999 in de Italiaanse haven van Triëste aangekomen werd de inzittende van de vrachtwagen geïdentificeerd als [betrokkene 4], geboren te [geboorteplaats] - [...] - op [geboortedatum].1956 (chauffeur), alsmede de zoon van de chauffeur.
Na een pauze te hebben gehouden, vertrok het autovoertuig dat tijdens de gehele overtocht van Igoumenitsa naar Triëste onder observatie was gehouden, weer om ca. 22.00 uur naar de landsgrens onder de geheime en voortdurende begeleiding van de militairen van de Drugsunit van de Financiële Politie van Catanzaro en Triëste.
Bij het binnenkomen op Oostenrijks grondgebied werd de schaduwoperatie door de Oostenrijkse politie voorgezet, waarbij zij werd bijgestaan, zoals ook in Griekenland was gebeurd, door de mensen van de Drugs Unit van Catanzaro.
Inmiddels vernam men van de Oostenrijkse politie het volgende:
Enkele Nederlandse personen, die twee dagen eerder in Wenen waren aangekomen en die in een hotel vlakbij het vliegveld logeerden, werden door de Oostenrijkse politie onder observatie gehouden, daar hun signalering door de Nederlandse politie was doorgegeven. Voornoemde Nederlandse personen hadden tijdens hun kort verblijf in Wenen mobiele telefoonapparaten gekocht, evenals enkele faxapparaten.
Op 23.08.1999 om ca. 08.50 uur, kwam de vrachtwagen in Wenen aan, waarna naar het centrum van Wenen werd gereden."