Conclusie
eerstemiddel betreft de afwijzing van getuigenverzoeken en het gebruik dat van afgelegde verklaringen is gemaakt bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het
tweedemiddel bevat de klacht dat uit de bestreden uitspraak niet blijkt aan welke feiten en omstandigheden het hof (toereikende) aanwijzingen heeft ontleend dat de betrokkene soortgelijke feiten heeft begaan. Voordat ik beide middelen bespreek, geef ik het procesverloop en passages uit stukken van het geding weer, voor zover voor de beoordeling van het eerste middel van belang, en overwegingen uit het bestreden arrest. [1] Ook geef ik art. 36e Sr weer zoals het in 2001 luidde.
voorshandsin aannemelijke mate steun vindt in de financiële gegevens betreffende veroordeelde, zoals genoemd in het financieel rapport.
7 Beslissing
Legal Assistance tot Foreign Countriesin Israël. Ook heb ik een aantal malen contact gehad met de Israëlische
liaison officerbij de Israëlische ambassade in Den Haag, om te bezien of hij de zaak zou kunnen bespoedigen. Ondanks deze inspanningen is het tot op heden niet gelukt om een datum af te spreken waarop de Israëlische rechter beschikbaar is voor het videoverhoor van [getuige 4] .
4.2. Het standpunt van de verdediging
1.[getuige 1] , geboortejaar 1961, gegevens bekend.
4.[getuige 2] , [geboortedatum] 1970.
Inzake: Onderzoekswensen/getuigenverzoek verdediging
3.[getuige 3] , geboren [geboortedatum] 1961.
"Zij is van oordeel dat er geen aanleiding is om verklaringen van getuigen, die de verdediging niet heeft kunnen ondervragen, buiten beschouwing te laten, indien die verklaringen in voldoende mate steun vinden in ander bewijs."(vonnis d.d. 7 november 2013, p.4).
de enigedie heeft verklaard over een verdeelsleutel: 40% van de winst naar [betrokkene] alias De Hond, oftewel (volgens de rechtbank, zonder nadere toelichting) [betrokkene] . Hiervoor is geen ondersteunend bewijs, maar de rechtbank heeft dit desondanks aannemelijk geacht. Het bevreemdde de verdediging dat [getuige 2] volgens de rechtbank overdrijft als hij het over 800.000 pillen heeft, maar zijn verklaring over de verdeelsleutel wordt één op één overgenomen. Daarbij wordt overigens voorbijgegaan aan het gedeelte van de verklaring van [getuige 2] dat er vijf personen meedeelden in de winst. De verdediging acht het noodzakelijk de getuige op dit punt te bevragen.’
Getuigenverzoeken
€ 8.460.420,-opgebracht.
€ 7.387.794,-heeft genoten.
€ 2.980.102,-heeft genoten.’
eerstemiddel bevat in de eerste plaats de klacht dat het gerechtshof de in de appelschriftuur verwoorde getuigenverzoeken heeft afgewezen op gronden die deze afwijzingen niet kunnen dragen. De steller van het middel voert in de toelichting aan dat het summiere onderzoek door de advocaat-generaal niet voldoende is om daaraan de conclusie te verbinden dat de getuigen niet traceerbaar zijn en dat derhalve niet aannemelijk is dat zij binnen een aanvaardbare termijn kunnen worden gehoord.
the efforts made by the authorities cannot be said to have been sufficient in the circumstances of the case’nu
‘no attempts were made to establish his location by resorting to international legal assistance mechanisms’. [17] In Fąfrowicz tegen Polen overwoog het EHRM dat ‘
the trial court cannot be blamed for having failed to request international judicial assistance since it has not been established that the court knew JH’s address in the USA’. De verklaring van deze getuige was niet van beslissende betekenis. [18]
unreachability’ die een ‘
good reason’ voor de ‘
absence of a witness’is, komt ook aan de orde in Schatschaschwili tegen Duitsland (met weglating van verwijzingen): [19]
In cases concerning a witness’s absence owing to unreachability, the Court requires the trial court to have made all reasonable efforts to secure the witness’s attendance (…). The fact that the domestic courts were unable to locate the witness concerned or the fact that a witness was absent from the country in which the proceedings were conducted was found not to be sufficient in itself to satisfy the requirements of Article 6 § 3 (d), which requires the Contracting States to take positive steps to enable the accused to examine or have examined witnesses against him (…). Such measures form part of the diligence which the Contracting States have to exercise in order to ensure that the rights guaranteed by Article 6 are enjoyed in an effective manner (…). Otherwise, the witness’s absence is imputable to the domestic authorities (…).
It is not for the Court to compile a list of specific measures which the domestic courts must have taken in order to have made all reasonable efforts to secure the attendance of a witness whom they finally considered to be unreachable (…). However, it is clear that they must have actively searched for the witness with the help of the domestic authorities, including the police (…) and must, as a rule, have resorted to international legal assistance where a witness resided abroad and such mechanisms were available (…).’
unreachability’ die een ‘
good reason’ voor ‘
non-attendance’ van de getuige oplevert nog niet betekent dat art. 6 EVRM geschonden is. Het belang van de getuigenverklaring speelt ook in dat verband weer een rol. [20] Zo bezien staat de rechtspraak van het EHRM er niet aan in de weg dat dat bij de toepassing van de eerste weigeringsgrond van art. 288, eerste lid, Sv toch enige betekenis zou worden gehecht aan de aard van de zaak en het belang van de getuigenverklaring. [21]
unreachability’ aan de orde geweest. In Lobarev e.a. tegen Rusland overweegt het EHRM dat ‘
there is a distinction between witnesses who cannot be located and witnesses who are evading justice’. [22] In het eerste geval hebben de autoriteiten ‘
a wide array of measures to locate a missing witness’; in het tweede geval kan het
‘excessive and formalistic’zijn om de rechter tot additionele inspanningen te verplichten.
preliminary hearingop 29 april 2012 geen van deze getuigen was verschenen. Op 27 juni 2012 is alleen een andere getuige ( [getuige 4] ) verschenen. De rechter-commissaris vermeldt dat hij vervolgens bij schrijven van 17 augustus 2012 de verdediging en de officier van justitie op de hoogte heeft gesteld van de situatie en ten aanzien van (onder meer) deze drie getuigen heeft geconcludeerd dat niet te verwachten is dat deze getuigen binnen een redelijke termijn gehoord kunnen worden.
BFK: ik begrijp [getuige 4]), dat op dat getuigenverhoor al bijna een jaar wordt gewacht, dat zij voortdurend in contact is gebleven met de rechter-commissaris en dat de rechter-commissaris haar heeft meegedeeld ‘dat zij in contact is gebleven met Israël’. En dat de rechter-commissaris ‘helaas niets meer (heeft) gehoord over de andere getuigen’. De raadsman geeft aan op de hoogte te zijn ‘van het standpunt dat de rechter-commissaris heeft ingenomen ten aanzien van het horen van die getuigen’. Op die terechtzitting is vervolgens een nieuw verzoek tot het horen van (onder meer) de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] gedaan. Dat heeft de rechtbank afgewezen ‘nu de Israëlische autoriteiten tevergeefs hebben geprobeerd deze getuigen te traceren, en overeenkomstig het oordeel van de rechter-commissaris, niet te verwachten is dat deze getuigen binnen afzienbare tijd kunnen worden gehoord’.
unreachability’ van deze getuigen een goede reden voor het achterwege blijven van een verhoor in het bijzijn van de verdediging vormde.
tweedemiddel bevat de klacht dat uit de bestreden uitspraak niet kan blijken aan welke feiten en omstandigheden het hof de voldoende aanwijzingen heeft ontleend dat de betrokkene ‘soortgelijke feiten’ als bedoeld in art. 36e, tweede lid, (oud) Sr zou hebben begaan. Ook wordt geklaagd dat het oordeel dat die voldoende aanwijzingen aan de door het gerechtshof in dat verband in aanmerking genomen feiten en omstandigheden kan worden ontleend, onbegrijpelijk is.
derdemiddel bevat de klacht dat ‘s hofs oordeel dat vanwege de schending van de redelijke termijn in eerste aanleg en in hoger beroep de op te leggen verplichting tot betaling aan de staat wordt verminderd met € 20.000,- en dat voor een verderstrekkende korting, zoals voorgestaan door de verdediging, geen grond bestaat ‘mede gelet op de omstandigheid dat de vertraging in hoger beroep voor een groot deel is ontstaan doordat de betrokkene in Israël gedetineerd is geweest’ blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en/of onbegrijpelijk is en/of onvoldoende met redenen is omkleed.
€ 2,960.102,-‘
niet gemachtigd. Ik zal nogmaals om aanhouding van de behandeling van de zaak vragen. Een kantoorgenoot is naar Israël afgereisd en heeft een machtiging gekregen om een aanhoudingsverzoek te doen maar niet om de zaak inhoudelijk te behandelen.
november 2020− gelet op het uitleveringsverzoek is de verwachting dat op dat moment de veroordeelde in Nederland zal zijn -;’