Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
23 mei 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 11 februari 2022 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die is beschuldigd van het medeplegen van poging tot moord, gepleegd in een woonwijk in Amsterdam. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ingesteld door de verdachte, die werd bijgestaan door advocaat J. Kuijper. De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de raadsvrouw van de verdachte, D.W.E. Sternfeld, schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld, waarbij onder andere de afwijzing van getuigenverzoeken aan de orde kwam. De Hoge Raad oordeelde dat de verzoeken tot het horen van getuigen onvoldoende onderbouwd waren en dat het niet aannemelijk was dat de getuigen binnen een aanvaardbare termijn gehoord konden worden. Daarnaast werd het gebruik van de zogenaamde 'Ennetcom-data' voor bewijsvoering besproken, waarbij het verweer dat deze gegevens onrechtmatig waren verkregen, werd verworpen. De Hoge Raad heeft ook het standpunt van de verdediging met betrekking tot het medeplegen van de poging tot moord onder de loep genomen.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte dan ook verworpen, en de opgelegde straf van 14 jaren en 6 maanden gevangenisstraf bleef in stand.