Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
30 maart 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 maart 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 1 november 2019. De verdachte was beschuldigd van medeplegen van poging tot doodslag, waarbij hij met een schroevendraaier een ander in de borst heeft gestoken. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat P. Scholte cassatiemiddelen heeft voorgesteld. De plaatsvervangend advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het gerechtshof Amsterdam.
Een belangrijk punt in deze zaak was de afwijzing door het hof van een verzoek tot het horen van de aangever als getuige. Het hof oordeelde dat het onaannemelijk was dat de getuige binnen een aanvaardbare termijn gehoord kon worden, maar heeft niet voldoende gemotiveerd op basis van welke feiten en omstandigheden uit het dossier deze conclusie werd getrokken. De Hoge Raad oordeelde dat het hof zijn beslissing ontoereikend had gemotiveerd, wat leidde tot de vernietiging van de uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof voor een nieuwe behandeling.
De Hoge Raad benadrukte het belang van een zorgvuldige motivering bij het afwijzen van getuigenverzoeken, vooral in strafzaken waar de verklaringen van getuigen cruciaal kunnen zijn voor de beoordeling van de zaak. De uitspraak van de Hoge Raad heeft implicaties voor de manier waarop hoven getuigenverzoeken dienen te behandelen en motiveren.