Conclusie
De vraag of het tenlastegelegde bewezen is kan ook worden ingevuld aan de hand van de bewijsstandaard ‘beyond reasonable doubt’. [31] Mijn ambtgenoot Knigge heeft voor die benadering gepleit in zijn conclusie [32] voorafgaand aan HR 2 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BJ7266. Hij stelde (par 19) in zijn conclusie:
In dat verband wordt thans wel gesuggereerd dat het de voorkeur zou verdienen om in de wet duidelijk te maken dat het bij de bewijsvraag om een objectief te verantwoorden oordeel gaat en te eisen dat het bewijs ‘beyond reasonable doubt’ wordt geleverd. [33] Of de praktijk van de feitenrechter daardoor zou veranderen lijkt mij echter twijfelachtig: geen rechter zal toch in raadkamer, wanneer het niet buiten redelijke twijfel vaststaat dat het tenlastegelegde door de verdachte is begaan willen beweren dat hij tóch overtuigd is van de schuld van de verdachte en daarom een bewezenverklaring moet volgen. Voor de feitenrechter zal de ene of de andere benadering dus niet veel verschillen.
aan de desbetreffende verbalisanten:
10.Het eerste middel
en op de parkeerplaats daar vlak naast — meer dan voldoende is (zie foto's). Bovendien, ook al hadden zij niet volledig zicht op de parkeerplaats, dan hadden ze het zeker gehoord als er vier personen een paar meter verder op in de auto 2 uur lang zaten te wachten. Ze hadden ten minste de auto moeten zien toen die daar op de parkeerplaats werd geparkeerd en hadden de vier verdachten moeten horen terwijl zij met elkaar spraken. Het is zeer onaannemelijk dat vier verdachten, die van plan waren gezamenlijk een overval te plegen, niet met elkaar zouden praten als twee van de andere verdachten 2 uur later dan afgesproken verschenen
nadit tijdstip begaan.
‘ [betrokkene 5] , zoon [getuige 2] , gebeld, heeft hond uitgelaten niets gezien’. Wie heeft gebeld is onduidelijk, vader [getuige 2] of de verbalisant? Vastgesteld kan worden dat [getuige 2] niet werd uitgenodigd voor verhoor. Hij heeft zelf begin augustus telefonisch contact opgenomen met de politie na Opsporing Verzocht; Ook van dit telefonisch contact is een formulier met door [getuige 2] aangereikte gegevens opgesteld om
04.30 in bushokje bijna t.o. straat (bus 6).
(…)”
11.Het tweede middel
Drying properties of bloodstains on common indoor surfaces,International Journal of legal medicine 2012 Sep;126(5):739-46. doi: 10.l007/s00414-012-0734-2. Epub 2012 Jun 30.
a.w.(pag. 743, tabel 3).
(a priori)bepaalde bevindingen (bijvoorbeeld de resultaten van verricht onderzoek naar DNA-sporen) bekend zijn, of erna
(a posteriori).De regel van Bayes geeft derhalve aan hoe de verhouding van de waarschijnlijkheden van de betreffende hypotheses verandert door de bevinding. (…).
NJ1998, 404, “Schoenmakersarrest”).
(a priori)kansen van de bevindingen (betrouwbaar) kunnen worden vastgesteld dan wel ingeschat en welke expertise voor die vaststelling dan wel inschatting noodzakelijk is. Dit brengt het hof tot het oordeel dat de betrouwbaarheid van voormelde methode en daarmee van de uit het gebruik van de methode voortvloeiende uitkomsten, naar de huidige stand van de wetenschap te onzeker is voor daadwerkelijke toepassing in een complexe strafzaak als de onderhavige.
12.Het derde middel
NJ2004, 376). Het primaire verzoek van de raadsman tot bewijsuitsluiting op de voet van art. 359a lid 2 Sv voldoet niet aan deze eisen. Het hof heeft (daarom) kennelijk en niet onbegrijpelijk het standpunt van de verdediging niet opgevat als een beroep op een van de rechtsgevolgen zoals bedoeld in art. 359a Sv, maar als een beroep op een eventueel (vorm) verzuim in het vooronderzoek waardoor de betrouwbaarheid van het verkregen onderzoeksmateriaal wezenlijk is beïnvloed en dat reeds om die reden door de rechter buiten beschouwing moet worden gelaten. [63]
gemiddeldis vanwege “compliance”, en zelfs
laagvanwege suggestibiliteit.
Het voorgaande brengt mee dat het oordeel van het hof, waarin besloten ligt dat, hoewel uit de afgenomen interviews aanwijzingen naar voren komen dat vooral [Jane H.] en [Carien N.] door hun persoonskenmerken onder omstandigheden mogelijk meer dan gemiddeld gevoelig zijn voor beïnvloeding, deze aanwijzingen niet zodanig sterk zijn dat getwijfeld moet worden aan de wilsvrijheid van de vrouwen en het waarheidsgehalte van hun verklaringen, niet onbegrijpelijk is en toereikend gemotiveerd. Ook dat is een feitelijk oordeel dat in cassatie niet verder kan worden getoetst.
13.Het vierde middel
15.Het vijfde middel
's-Hertogenbosch voor het eerst over een concreet verifieerbaar alibi heb verklaard, namelijk het feestje van [betrokkene 10] . U houdt mij voor dat ik heb verklaard dat ik er niet eerder bij had stilgestaan en u zegt dat er veel getuigen zijn gehoord, ook in verband met dit feestje. (…).
zesde middel
geenDNA- of ander biologisch materiaal op de kleding of het lichaam van het slachtoffer is aangetroffen. Hieruit volgt dat, nu genoemde gewelddadige dood buiten discussie staat, het als gegeven moet worden beschouwd dat de dader of daders kennelijk grof geweld hebben kunnen uitoefenen op het slachtoffer, zonder dat zij daarbij voor de politie vindbare (dactyloscopische, DNA- of haar-) sporen hebben achtergelaten. Aldus bezien kunnen de uitkomsten van het dactyloscopische, DNA- en haaronderzoek met betrekking tot de kleding van het slachtoffer als belastend noch als ontlastend voor de verdachten worden geduid.
Anders dan het middel stelt, heeft het hof geenszins ‘als vaststaand aangenomen’ dat de mannelijke verdachten handschoenen hebben gedragen. Het hof heeft het gebruik daarvan niet uitgesloten, dan wel niet onwaarschijnlijk geacht. De klacht faalt in zoverre.