ECLI:NL:HR:2016:522

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 maart 2016
Publicatiedatum
29 maart 2016
Zaaknummer
14/01773
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een arrest van het Gerechtshof Amsterdam inzake de invoer van Aloë capensis

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 maart 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de invoer van een pot met 30 capsules 'Living bitters', waarin het ingrediënt 'Aloë capensis' is verwerkt. Het Gerechtshof had geoordeeld dat Aloë capensis niet gelijk is aan Aloë vera, waardoor de invoer van dit product niet toegestaan was. Dit oordeel was voor een belangrijk deel gebaseerd op informatie die het Hof had ontleend aan internetbronnen, die als algemeen bekend werden verondersteld. De Hoge Raad oordeelde echter dat het Hof ten onrechte had aangenomen dat gegevens van internet als feiten van algemene bekendheid konden worden aangemerkt zonder dat deze ter terechtzitting waren besproken. De Hoge Raad concludeerde dat het Hof het voorschrift van artikel 301, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet in acht had genomen, wat leidde tot de vernietiging van de bestreden uitspraak. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling.

Uitspraak

29 maart 2016
Strafkamer
nr. S 14/01773 E
EC/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, Economische Kamer, van 22 april 2014, nummer 23/004294-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft B.G.M.C. Peters, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het cassatieberoep.
De raadsvrouwe heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt onder meer dat het Hof informatie die van het internet afkomstig is voor het bewijs heeft gebruikt, terwijl die informatie niet ter terechtzitting aan de orde is gesteld.
2.2.1.
Het gaat in deze zaak om de invoer van een pot met 30 capsules 'Living bitters' met als ingrediënt "Aloë capensis". Invoer van alle soorten behorende tot het geslacht Aloë is verboden, met uitzondering van - voor zover hier van belang - Aloë vera. Het oordeel van het Hof komt hierop neer dat Aloë capensis niet hetzelfde is als Aloë vera en dat dus evenvermelde uitzondering hier niet geldt.
2.2.2.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"zij op 31 januari 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, producten van planten, behorende tot de door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aangewezen soorten als bedoeld in artikel 4 van de Regeling aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en Faunawet (en genoemd in Bijlage B van de Basisverordening EG nr. 338/97), te weten 30 capsules met als genoemd ingrediënt Aloë capensis, Aloë spp., Liliaceae, binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht."
2.2.3.
Deze bewezenverklaring steunt onder meer op de volgende in het bestreden arrest onder "Nadere bewijsoverweging" weergegeven bewijsvoering:
"De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het ingrediënt Aloë capensis, dat in de onder de verdachte in beslag genomen capsules is verwerkt en met zoveel woorden vermeld staat op de verpakking, hetzelfde is als Aloe vera en dus onder de vrijstelling genoemd in Bijlage B van de EG- Basisverordening nr. 338/97 valt. Ter ondersteuning van dit verweer heeft de verdediging onder meer een uitgedraaide e-mailwisseling tussen de raadsvrouw en dr. Gerda A. van Huffelen, Collectiebeheerder van de Hortus Botanicus van de Rijksuniversiteit te Leiden overgelegd en verwezen naar diverse bronnen op het internet. Van Huffelen deelt in haar e-mail - voor zover hier van belang - het volgende mee:
"De naam Aloe capensis is in geen enkele gangbare wetenschappelijke namenlijst terug te vinden. Zoals u al aangaf, is de naam op internet meestal te vinden in combinatie met Aloe vera of Aloe barbadensis; Aloe vera is de huidige wetenschappelijke naam (Aloe barbadensis een synoniem daarvan...)
(...)
We kunnen er dus van uit gaan dat Aloe capensis hoogstwaarschijnlijk hetzelfde is wat botanici en regelgevers Aloe vera noemen, een soort die niet onder CITES-beperking valt."
Het hof verwerpt dit verweer (eveneens) onder verwijzing naar na te noemen bronnen op het internet die uit dien hoofde als algemeen bekend worden verondersteld althans in elk geval in onderhavige procedure.
De Plants Committee (PC) van de Convention on International Trade in Endangered Species of wild fauna and flora (CITES) heeft tijdens de twintigste vergadering van dit Comité van 22 tot 30 maart 2012 te Dublin desgevraagd zijn visie op de status en het gebruik van de naam 'Aloe capensis' gegeven. Deze visie luidt als volgt:
"That 'Aloe capensis' is a vernacular name applied to the dried leaf exudates of Aloe ferox that sometimes may be applied to other aloe species. It is not a valid taxonomic name". [Bron: PC2Q WG8 Doc.1 -p.1]
Het hof onderkent de door de raadsvrouw gemaakte denkfout, namelijk waar gesproken wordt over "other aloe species". Ten onrechte zou daaronder ook kunnen worden begrepen de niet-beschermde soorten aloe. Het hof komt echter tot de navolgende interpretatie.
Volgens de 'World Checklist of Selected Plant families' [WCSP is an international collaborative programme that provides the latest peer reviewed and published opinions on the accepted scientific names and synonyms of selected plant families] is de huidige gangbare taxonomische benaming van de species 'Aloe vera':
Aloe vera (L.) Burm.f.
Een heterotypisch synoniem van deze species is:
Aloe barbadensis Mill.
De huidige gangbare taxonomische benaming van de species 'Aloe ferox' is:
Aloe ferox Mill.
Daarbij gaat het om de volgende planten:
(...)
Aloe vera en Aloe ferox (Cape aloes)
Common name: Cape aloes.
Bergaalwyn, bitter aloe
Conservation status: Conservation status:
Not considered to be Protected by the Convention
threatened on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora [Bron: Kew Royal Botanical Gardens, apps.kew.org/wcsp]
De 'Monographs on selected medical plants' van de World Health Organization (WHO) [In dit geval Volume 1] (verder te noemen: de Monographs) definiëren 'aloe' als:
"the dried juice of the leaves of Aloe vera (L.) Burm.f. or of A. Ferox Mill, and its hybrids with A. Africana Mill, and A. Spicata Baker."
De Monographs noemen Curaçao of Barbados Aloe (het hof begrijpt de laatste ook als: aloe barbadensis) als product afkomstig van Aloe vera (L.) Burm. f. en Cape Aloe (het hof begrijpt: aloe capensis) als product van A. (het hof begrijpt: Aloe) ferox Mill en kruisingen daarvan met de aloe species A. Africana Mill, en A. Spicata Baker.
Aloe barbadensis kan niet gelijk gesteld worden aan de aloe capensis. Ter adstructie waarvan het hof ook attendeert op hun "plaatselijke" benaming te weten: hun oorsprong op verschillende continenten, respectievelijk Zuid-Amerika en Afrika.
De Monographs A van de European Pharmacopoeia van de Raad van Europa geven de volgende definitie van 'Cape Aloes or Aloe capensis':
"Cape aloes consists of the concentrated and dried juice of the leaves of various species of Aloe, mainly Aloe ferox Miller and its hybrids."
Het woord "mainly" dat de European Pharmacopeia gebruikt, vat het hof - gelet op hetgeen in de Monographs daaromtrent is opgenomen - aldus op dat daarmee is bedoeld te zeggen dat Aloe capensis bestaat uit een mix van voornamelijk bestanddelen van de Aloe ferox en/of kruisingen daarvan (naar het hof begrijpt, wederom gezien wat daaromtrent in de Monographs is opgenomen) met A. Africana Mill, en A. Spicata Baker.
Op grond van het vorenstaande komt het hof tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat het product Aloe capensis, dat blijkens het daarop aangebrachte etiket aanwezig is in de onder de verdachte aangetroffen en in beslag genomen capsules, bestanddelen van de Aloe ferox bevat dan wel van kruisingen van de Aloe ferox met A. Africana Mill, en/of A. Spicata Baker. Gelet hierop en op al het vorenstaande kan de PC met "other aloe species" niet anders dan het oog hebben gehad op kruisingen van de Aloe ferox met A. Africana Mill en/of A. Spicata Baker dan wel A. Africana Mill, en/of A. Spicata Baker als zodanig.
Nu alle species Aloe - met uitzondering van die vermeld op Bijlage A, op welke bijlage niet zijn vermeld Aloe ferox, A. Africana Mill, en A. Spicata Baker, en met uitzondering van de Aloe vera ook wel genoemd Aloe barbadensis - zijn vermeld op Bijlage B bij de Basisverordening EG nr. 338/97 [Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer, Publicatieblad (PB) Nr. L 061 van 03/03/1997, blz. 0001-0069, als gewijzigd bij verordening (EG) nr. 834/2004 van de Commissie van 28 april 2004, PB Nr. L 127 van 29/04/04, blz. 4042] mocht de verdachte de capsules niet binnen het grondgebied van Nederland brengen. De aanduiding 'spp' bij de vermelding op Bijlage B dient immers, zo blijkt uit de algemene bijlage bij voornoemde verordening, ter aanduiding van alle soorten van een hoger taxon.
Dat op het internet Aloe vera, Aloe barbadensis en Aloe capensis al dan niet regelmatig in één adem worden genoemd en dat de collectiebeheerder van de Hortus botanicus te Leiden daaruit als partijdeskundige - al dan niet daartoe aangezet door de verdediging - de conclusie trekt dat Aloe capensis hoogstwaarschijnlijk hetzelfde is als wat botanici en regelgevers Aloe vera noemen, brengt het hof niet tot een ander oordeel."
2.3.
Art. 339, tweede lid, Sv luidt:
"Feiten of omstandigheden van algemeene bekendheid behoeven geen bewijs."
Art. 301, vierde lid, Sv luidt:
"Ten bezware van de verdachte wordt geen acht geslagen op stukken, die niet zijn voorgelezen of waarvan de korte inhoud niet overeenkomstig het derde lid is meegedeeld."
2.4.
Het Hof heeft zijn bewijsvoering voor een belangrijk deel doen steunen op gegevens die het heeft ontleend aan "bronnen op het internet die uit dien hoofde als algemeen bekend worden verondersteld althans in elk geval in de onderhavige procedure".
Voor zover in die overweging als oordeel van het Hof besloten ligt dat gegevens kunnen worden aangemerkt als van algemene bekendheid in de zin van art. 339, tweede lid, Sv op de enkele grond dat zij aan internetbronnen zijn ontleend, is dat oordeel onjuist. De enkele omstandigheid dat een bepaald gegeven aan openbare bronnen op het internet kan worden ontleend, brengt immers op zichzelf nog niet mee dat zo een gegeven daarom een feit of omstandigheid van algemene bekendheid is in de hier bedoelde zin. Overigens is het oordeel van het Hof dat de onderhavige gegevens kunnen worden aangemerkt als feiten of omstandigheden van algemene bekendheid ook niet zonder meer begrijpelijk. Bij dergelijke feiten of omstandigheden gaat het immers in de regel om gegevens die geen specialistische kennis veronderstellen en waarvan de juistheid redelijkerwijs niet voor betwisting vatbaar is.
Voor zover in voormelde overweging als oordeel van het Hof besloten ligt dat deze - door het Hof kennelijk na de terechtzitting op internet gevonden - gegevens in de onderhavige procedure bij de procesdeelnemers bekend waren zodat deze gegevens niet ter terechtzitting ter sprake behoefden te zijn gebracht, is dat oordeel evenmin zonder meer begrijpelijk.
Uit een en ander vloeit bovendien rechtstreeks voort dat het Hof ten aanzien van deze voor het bewijs gebezigde gegevens het voorschrift van art. 301, vierde lid, Sv niet in acht heeft genomen.
2.5.
Het middel is in zoverre terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, Economische Kamer, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu, V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
29 maart 2016.