Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Het proces-verbaal van politie Zeeland, proces-verbaalnummer 20101202.1300.1964 VE, van 2 december 2010 (het zevende verhoor), doorgenummerde pagina's 2178 tot en met 2201, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als de tegenover [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden hoofdagent van politie, (op ambtseed) afgelegde verklaring van de verdachte:
O: Opmerking verbalisanten
V: Vraag verbalisanten
A: Antwoord
O: Er wordt gesproken over de mogelijke aanranding door [slachtoffer] en de dood van [slachtoffer] (het hof begrijpt: [slachtoffer], het slachtoffer).
Er wordt gesproken over het feit of er een ongewilde reactie kwam.
A: Dat is ook gebeurd.
V: Wat deed hij dan?
A: ik stond er met mijn rug naar toe. Ik stond voorover gebogen om mijn MP3-speler in een laptop te doen met een kabel. Ik voelde wat van achteren tussen mijn benen. Ik gaf hem een duw. Ik ben omgedraaid met mijn MP3 met die draad. Die heb ik rond zijn nek getrokken. Ik heb mijn knie in zijn rug gezet. Ik heb niet meer los gelaten. Toen [betrokkene 1] (het hof begrijpt: [betrokkene 1]) thuis kwam, was hij al dood.
Ik ben doorgedraaid. Ik heb niet meer losgelaten.
[betrokkene 1] schrok zich dood. Die trok mij er af.
V: Hoe wist je dat hij dood was?
A: [betrokkene 1] heeft gevoeld. Er liep bloed uit zijn oren.
V: Wat is er gebeurd, ondanks dat je van [betrokkene 1] bent, en dat is toch ook geen kleine vent. Wat is er in [slachtoffer] omgegaan?
A: Ik weet het niet, ik snap het niet.
[slachtoffer] had toch kunnen weten dat [betrokkene 1] terug zou komen. We zijn altijd samen. [slachtoffer] zei, toen ik dat ding om zijn nek trok: 'Dat hoeft niet, ik doe niets'. Maar toen was het al te laat.
V: Dus toen dat draadje om zijn nek zat (...)
A: Hij begon te draaien en kwam op zijn buik. Ik heb niets gezegd. Ik stond voorover, schuin naar hem toe.
Ik gaf hem een duw, toen heb ik die draad om z'n ...
Ik had die draad om zijn nek getrokken
V: Viel hij voorover?
A: Hij was aan het draaien om los te komen. Het duurde wel een paar minuten. Ik vertelde het tegen [betrokkene 1].
Hij (het hof begrijpt: [slachtoffer]) kon zijn handen niet thuis houden. Toen heb ik dat ding om zijn nek getrokken.
[betrokkene 1] heeft gevoeld, maar hij was al dood.
[slachtoffer] lag op zijn buik en één arm lag op de bank.
V: En de telefoon van [slachtoffer]?
A: Die is weggegooid, met de sleutels in het water, in het kanaal, daar heb ik ook de USB-kabel van de MP3 weggegooid.
2. Het proces-verbaal van politie Zeeland, proces-verbaalnummer 20101203.1215.1964 VE, van 3 december 2010 (het achtste verhoor), doorgenummerde pagina's 2223 tot en met 2239, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als de tegenover [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden hoofdagent van politie, (op ambtseed) afgelegde verklaring van de verdachte:
O: We willen de donderdag helemaal met je doornemen (die 7e oktober, het hof begrijpt: van het jaar 2010).
V: Wat was het doel van die dag?
A: [betrokkene 1] (het hof begrijpt: [betrokkene 1]) maakte mij wakker. We hebben heroïne gerookt toen we wakker werden. (...)
Ik ben om 15.30 uur naar de dokter gegaan. Ik ben er tot 16.00 uur geweest.
V: Waar was [betrokkene 1] toen?
A: Die was thuis (het hof begrijpt: in de met verdachte gezamenlijk bewoonde woning).
V: [slachtoffer] (het hof begrijpt: [slachtoffer]) belde naar jullie. Wat vertelde hij?
A: Het ging over drugs. Ik kon bij [slachtoffer] kopen.
Ik denk dat ik na 18.00 uur heb geprobeerd om [slachtoffer] te bellen. Ik ben toen naar [betrokkene 2] gegaan. Ik heb daar [drugs] gehaald. Ik had ook nog van [slachtoffer] nodig, dit was voor 's nachts. We hebben het geld bij [betrokkene 2] niet opgemaakt, want we wisten dat [slachtoffer] ook nog kwam.
V: Waarom kwam hij niet direct?
A: Hij belde dat hij later kwam. (...)
Ik denk dat [slachtoffer] er om 23.00 uur was. [betrokkene 1] was net weg. (...)
[betrokkene 1] ging op de fiets. Ik moest bij [slachtoffer] voor 40 euro bruin kopen. Het was dus omstreeks 23.00 uur dat [slachtoffer] aan de deur kwam.
V: Wat was [slachtoffer] voor mannetje?
A: Hij hielp ons altijd, hij kreeg ook van ons wel eens wat. Verder ken ik hem niet zo goed.
V: Oké, [slachtoffer] kwam binnen, en toen?
A: [slachtoffer] ging zitten, op de bank. Ik heb koffie gezet. Ik ging met mijn MP3-speler naar de laptop. (...)
Ik wilde de MP3-speler in de laptop doen. Ik stond voorover om te kijken hoe ik de MP3-speler in de laptop moest doen. Hij moest opgeladen worden, dit via een USB-kabel, aan mijn computer. Ik had de MP3-speler in mijn hand, met het snoer er aan vast. Ik stond gebukt. Toen ging [slachtoffer] met zijn linkerhand tussen mijn benen en daar drukte hij. Hij zette wat druk bij mijn vagina. De andere hand drukte ook.
O: Verdachte laat zien hoe ze [slachtoffer] wegdrukte. Verdachte laat zien hoe ze de draad om zijn nek doet. Ze maakt een lus. Die was heel groot. Het snoer was lang. De lus doet ze over zijn hoofd. Verdachte zegt niets tegen [slachtoffer].
V: Wat voelde je toen [slachtoffer] je de eerste keer tussen je benen pakte. (...)
Pak het moment terug, dat je die hand tussen je benen voelt.
A: Ik werd kwaad, ik voelde boosheid.
[slachtoffer] zei niets.
V: Wat zei jij?
A: 'Doe eens normaal', toen ik hem duwde. Maar de tweede keer zei ik niets.
V: Hij pakte je voor de tweede keer.
A: Ik had hem een duw gegeven. Ik had de draad vast. Ik dacht dat hij gewoon moest ophouden, ik was zo kwaad.
V: Hoe kwam je op het idee met die draad?
A: Ik had geen idee, ik deed het gewoon. Ik maakte een lus rond zijn kop, toen dat ding om zijn nek heen zat. Hij zette zijn handen af, eerst tegen mij, toen tegen de bank. Hij kwam op zijn knieën terecht, met zijn buik op de bank. Hij wilde zich, denk ik, omhoog drukken, maar ik had zijn (het hof begrijpt: mijn) knieën in zijn rug.
O: De verdachte laat zien hoe ze dit doet.
Verdachte laat zien hoe ze de draad om de nek van [slachtoffer] doet. Ze zegt dat ze hem geschopt heeft, zodat hij onderuit gaat. Ze laat zien hoe [slachtoffer] draait en op zijn buik terecht komt. Ze laat zien hoe ze zijn (het hof begrijpt: haar) knieën op de rug van [slachtoffer] zet.
A: [slachtoffer] is in die lus gedraaid. [slachtoffer] probeerde eerst nog omhoog te komen. Hij deed niets meer. Ik durfde niet meer los te laten.
Toen ik die lus om zijn hoofd deed, zei [slachtoffer] nog: 'Ik doe niets, dat hoeft niet'. Ik dacht: 'je kunt mij nog meer vertellen, ik doe niets'. Ik durfde niet los te laten.
V: En toen kwam [betrokkene 1] binnen?
A: Ja. [betrokkene 1] trok aan mijn schouders en trok mij naar achteren. Hij trok mij de gang in en vroeg wat er in godsnaam aan de hand was.
Ik was in paniek. Ik kon niet normaal praten, dat hij zijn handen niet thuis kon houden. Toen is [betrokkene 1] teruggegaan naar de kamer. Hij heeft gekeken, maar [slachtoffer] was al dood.
V: Nog een vraag over de draad. Hoe ging dat?
A: [slachtoffer] is gedraaid in de lus. Eerst had ik aan deze kant het touw, later aan de andere kant. Hij probeerde los te komen. Hij werkte tegen, ik denk dat ik hem geschopt heb.
Ik had mijn handen aan het touw. Hij probeerde op te staan, toen heb ik hem een duw of een schop gegeven. Toen kwam hij op zijn knieën terecht. (...)
Ik liet die draad niet los.
V: Wat ging er door je heen?
A: Er ging van alles door mij heen.
Ik heb erna gezien dat er bloed uit zijn oor kwam. Ik ben pas een halfuur tot drie kwartier later bij [slachtoffer] gaan kijken. (...)
[betrokkene 1] hield mij vast nadat het gebeurd was, dat het wel goed kwam. Ik weet niet precies wat hij zei, hij stelde mij gerust. (...)
Ik wilde niet naar de politie. [betrokkene 1] heeft die beslissing aan mij overgelaten. Hij vroeg waarom niet. Ik was bang voor de consequenties, huisje kwijt.
V: Kun je aangeven hoe lang de USB-kabel was en hoe dik?
O: Verdachte laat het zien. Ze legt uit hoe dik en lang de kabel is: ongeveer een meter lang en met ongeveer de dikte van de kabel van een computermuis.
O: Aan verdachte wordt een stuk kabel gegeven. Ze doet voor hoe ze de kabel vast had.
A: Ik heb de kabel aan beide zijden rond mijn hand geslagen, dus je kunt dan wel tegen mijn armen duwen, maar dan laat het snoer niet los omdat het rond mijn beide handen zit. Hij gaf ook vrij snel op, en toen hij omgedraaid was kon [slachtoffer] mij natuurlijk niet meer vastpakken.
3. Het proces-verbaal van politie Zeeland, proces-verbaalnummer 20101214.1020.1964 VE, van 15 december 2010 (het negende verhoor), doorgenummerde pagina's 2248 tot en met 2256, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als de op 14 december 2010 (Hof: in het verkorte arrest is als datum van het verhoor vermeld:
11 december 2010, die vermelding berust op een verschrijving) tegenover [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden hoofdagent van politie, (op ambtseed) afgelegde verklaring van de verdachte:
O: We willen nog eens de donderdag met je doornemen. Ik bedoel daarmee de donderdag 7 oktober 2010.
V: Tegen wie heeft [slachtoffer] gezegd dat hij er aan zou komen en hoe laat?
A: Tegen mij. [slachtoffer] belde mij iets over half 11 's avonds.
V: Hoe laat was [slachtoffer] in de [a-straat 1] te Vlissingen?
A: Rond 23.00 uur.
O: Oké, ik wil even stap voor stap doornemen wat er gebeurd is tussen [slachtoffer] en jou.
V: Waar liep [slachtoffer] naar toe, eenmaal binnen?
A: [slachtoffer] liep toen achter mij aan. [slachtoffer] is toen op de bank gaan zitten. De bank staat als je de woonkamer binnenkomt rechts.
V: Waar was jij toen?
A: Ik heb toen gevraagd of [slachtoffer] wat wilde drinken en ben toen naar de keuken gelopen om koffie voor hem te zetten. (...)
Ik heb toen mijn MP3-speler gepakt. (...)
Het koffie zetten duurde ongeveer een kwartier. In de tussentijd heb ik de kopjes op tafel gezet en heb daarna mijn MP3-speler gepakt. Mijn MP3-speler lag in de keuken op tafel.
V: Je hebt eerder verklaard dat er een USB-kabel bij zat. Welke kleur had die kabel?
A: Zwart.
V: Hoe lang was deze USB-kabel?
A: Zeker een meter.
V: Hoorde deze USB-kabel bij deze MP3-speler?
A: Nee, niet specifiek. Het was een algemeen USB-kabeltje.
V: Deze is dus niet standaard bij de MP3-speler geleverd?
A: Nee.
O: Aan de verdachte wordt een foto getoond met daarop een afbeelding van een USB-kabel die was aangetroffen in de woning aan de [a-straat 1] te Vlissingen.
V: Herken je deze kabel?
A: Ja. Het is net zo'n kabeltje als waarmee ik het heb gedaan. Het is niet het kabeltje [zelf] want die hebben we later in het water gegooid hier in Roosendaal.
V: Je hebt eerder verklaard dat je muziekbestanden wilde overzetten. Kun je ons nog eens beschrijven hoe dat in zijn werk ging?
A: Ik was er nog niet mee bezig. Ik moest de USB-kabel nog aansluiten. Als die kabel er niet in zit dan kun je niets overzetten. De laptop stond op dat moment op de salontafel. De laptop stond aan. De MP3-speler en de USB-kabel lagen in de keuken. (...)
De USB-kabel was al wel met de MP3-speler verbonden, maar de USB-kabel zat nog niet in de laptop.
V: Hoe deed je dat precies met dat USB-kabeltje?
O: We hebben een soortgelijk USB-kabeltje aan verdachte overhandigd.
A: Ja, zo'n soort kabeltje is het geweest. Het zal niet op een paar centimeter aankomen.
O: Verbalisant [verbalisant 1] maakt samen met de verdachte de situatie van de huiskamer na dit met behulp van twee banken en een salontafel (het hof begrijpt: op de tekening).
O: Oké, wat is er toen gebeurd? We tonen je een foto met daarop de situatie van de woonkamer zoals wij die aantroffen.
V: Waar stond jij?
A: Ik zie dat de donkere bank iets verschoven is. Die stond iets meer naar de deur en de salontafel stond dichter naar de paarse bank. (...)
Ik stond eerst voor de donkere bank. Ik wilde toen de USB-kabel in de laptop steken. De ingang van de USB-kabel zat aan de rechterzijde van de computer. Toen ik er recht voor stond, lukte dit niet. Ik ben toen iets meer naar [slachtoffer] toe gaan staan. Toen ik de kabel in de laptop wilde steken, voelde ik dat [slachtoffer] met zijn linkerhand tussen mijn benen kwam. Ik voelde hierbij druk op mijn vagina. De andere hand, zijn rechterhand zat aan mijn rechterbovenbeen. Ik heb hem toen met mijn rechterhand een duw gegeven. [slachtoffer] viel toen achterover op de paarse bank. Ik had toen nog de USB-kabel in een hand. [slachtoffer] kwam toen weer overeind en pakte me weer op dezelfde manier beet. Ik heb toen een lus in de USB-kabel gedaan en heb deze toen over zijn hoofd gedaan. Ik heb toen met beide handen zitten trekken.
A: Toen ik aan de kabel trok, wilde [slachtoffer] zich los trekken. Hij duwde tegen de binnenkant van mijn onderarmen. Maar omdat ik de USB-kabel om mijn handen had gedraaid, trok de kabel alleen maar strakker om zijn nek. Ik had de kabel om mijn beide handen heen gedraaid net nadat ik de kabel over zijn hoofd had gedaan. De kabel zat om mijn beide handen gedraaid voordat [slachtoffer] zich ging verweren, dus [voor]dat hij tegen mijn onderarmen aan het duwen was. [slachtoffer] zat op dat moment nog voorover. [slachtoffer] had zijn armen gebogen onder een hoek van ongeveer 90 graden. Zo zat hij te duwen met zijn armen. Op een gegeven moment viel hij op zijn knieën. Ik geloof dat ik hem toen een schop heb gegeven en dat hij gedraaid is. Hij is toen met zijn gezicht op de bank gekomen. Met zijn buik zat hij tegen de bank aan en zijn knieën waren op de vloer. Ik weet nog dat ik hierna de kabel bleef aantrekken en dat ik mijn rechterknie in zijn rug gezet heb. Mijn knie zette ik tussen zijn schouderbladen.
V: Op welk moment zei [slachtoffer] tegen jou: 'Dat hoeft niet, ik doe niks'?
A : [slachtoffer] zei dat op het moment dat ik de kabel over zijn nek had gedaan. De kabel zat toen wel al strak over zijn nek. Het was niet als normaal dat hij dat zei, maar het was nog wel verstaanbaar. Het was een beetje een schor geluid.
V: Waarom ben je toen niet gestopt?
A: Ik heb toen niet echt nagedacht. Het ging als een sneltrein.
V: Wat vind je daar van?
A: Ja, maar goed, iedereen die over mij sprak had ook niet verwacht dat ik tot zo iets in staat was.
4. Het proces-verbaal van mr T. van de Poll, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Middelburg, gedateerd 15 juni 2011, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 3]:
Ik kwam [verdachte] en [betrokkene 1] tegen in Eindhoven. Toen kwam [verdachte] met het verhaal. [betrokkene 1] en zij hadden een tijdje in Vlissingen gezeten. Ze moesten daar weg. [verdachte] vertelde dat zij iemand had gewurgd. [betrokkene 1] zei: Ik kwam binnen, ik zag haar door het dolle heen. Hij zei dat hij haar met pijn en moeite van die man af kon halen. Hij zei dat hij zag dat [verdachte] haar handen om zijn keel had.
5. Het proces-verbaal van politie Zeeland, Forensische Opsporing, proces-verbaalnummer 2010085020, onderzoek TGO Hulsberg, van 23 juni 2011, met de naam 'Proces-verbaal onderzoek sporen', voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van [verbalisant 3], inspecteur van politie (op ambtsbelofte), [verbalisant 4], brigadier van politie (op ambtseed), [verbalisant 5], brigadier van politie (op ambtseed) en [verbalisant 6] hoofdagent van politie (op ambtseed):
Op 11 oktober 2010, omstreeks 23.00 uur, hebben wij, verbalisanten, een technisch sporenonderzoek ingesteld naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van een onbekende man in de woning [a-straat 1] te Vlissingen.
Op de voorzijde, de rechter zijkant van het gezicht en bij de ingang van het rechteroor van het slachtoffer was ingedroogd bloed zichtbaar.
Uit tactisch onderzoek bleek het slachtoffer later te zijn genaamd: [slachtoffer] geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats].
Op 13 oktober 2010 werd in opdracht van de officier van justitie een gerechtelijke sectie uitgevoerd op het stoffelijk overschot van [slachtoffer]. De sectie, NFI-zaaknummer 2010.10.12.041, werd uitgevoerd door arts patholoog V. Soerdjbalie-Maikoe van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag. De uitslag van dit pathologie-onderzoek werd op 7 februari 2011 gerapporteerd.
6. Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer 2010.10.12.041, van 7 februari 2011, opgemaakt door V. Soerdjbalie-Maikoe, arts en patholoog, getiteld 'Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood', betreffende een NN (later bekend geworden als [slachtoffer]), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De overledene is dood aangetroffen aan de [a-straat 1] te Vlissingen op 11 oktober 2010, omstreeks 21.15 uur.
Vraagstelling: In opdracht van de rechter-commissaris te Middelburg werd nagegaan de oorzaak van de dood en hetgeen verder van belang mocht blijken.
Resultaten: (A: uitwendig, 4.) Er was bloed in de gehoorgangen beiderzijds.
Interpretatie van resultaten.
Mogelijke oorzaak voor het intreden van de dood: de bij sectie vastgestelde bloeduitstortingen sub B1 [in bijvoorbeeld de mondbodemspieren, de tong en in de weke delen van de hals links] waren bij leven ontstaan door inwerking van uitwendig, mechanisch, samendrukkend geweld op de hals, al dan met in combinatie met omsnoerend geweld op de hals, zoals bijvoorbeeld kan ontstaan bij strangulatie (door middel van een strak omwikkeld object). Het intreden van de dood kan hierdoor goed worden verklaard door algehele weefselschade als verwikkeling van doorgemaakt geweld op de hals.
Benadrukt dient te worden dat de letsels aan de hals (sub B1) uitgebreid waren en bij leven waren ontstaan.
in het bijzonder met betrekking tot 's-hofs overweging omtrent het bewijs
7. Het proces-verbaal van politie Zeeland, proces-verbaalnummer 20101214.1020 1964 VE van 15 december 2010 (het negende verhoor), doorgenummerde pagina's 2247 en 2258 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als de op 14 december 2010 (Hof: in het verkorte arrest is als datum van het verhoor vermeld: 11 december 2010, die vermelding berust op een verschrijving) tegenover [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden hoofdagent van politie (op ambtseed) afgelegde verklaring van de verdachte:
V: [verdachte] ik begrijp dat het moeilijk is om er over te praten en dat je mogelijk iemand in bescherming neemt, maar is het niet beter om de gehele waarheid te vertellen. En niet de gehele verantwoordelijkheid op je nemen ook van zaken die je niet gedaan hebt?
A: Het is zo gegaan als ik heb verteld.
(...)
V: Het gaat er bij mij niet in dat jij op het idee bent gekomen om het gas aan te zetten. Ik kan daar maar beter eerlijk over zijn tegen jou?
V: Wat vind je daar van?
A: Waarom denk je dat.
V: Ten eerste baseer ik dat op het feit dat je niet precies weet hoeveel gaspitten er open stonden.
V: Weet je dat nu wel?
A: Nee
V: Ten tweede over het feit dat je de keuken hebt geschetst. Er stond namelijk een grote frietpan op het fornuis, deze heb jij niet genoemd!
V: Hoe zit dat dan?
A: Die hoort er niet te staan, die staat normaal in de keukenkast. Ik heb de keuken getekend zoals de keuken is. Al wist ik nog dat de frituurpan er stond dan had ik die nog niet getekend, ik heb gewoon de keuken geschetst hoe deze van oorsprong hoort te zijn.
V: Ten derde kon je ons niet vertellen hoe [slachtoffer] er bij lag op het moment dat je dat gas hebt aangezet!
V: Wat heb je daar op te zeggen?
A: Die lag op zijn rug onder de deken, dus ik heb [slachtoffer] niet meer gezien.
V: Ten vierde vertelde je ons dat het niet te houden was van de stank in de woonkamer en dan besluit je er toch nog naar binnen te gaan en het gas aan te zetten!
V: Hoe zit dat dan?
A: Ja dat was toen we hem moesten aanraken. Toen ik die gaspitten opendraaide was het de laatste keer dat ik mijn huis in ging en ik moest voor de laatste keer spulletjes halen.
O: Je weet je precies te herinneren dat [betrokkene 1] buiten stond met de sleutel in het deurslot en dat jij naar binnen bent gegaan om het gas aan te zetten en je weet niet meer precies hoe [slachtoffer] er bij lag en hoeveel gaspitten je open hebt gezet. Ik heb daar moeite mee dat te geloven, [verdachte]?
V: Wat vind jij daar van?
A: Ja dat kan maar het is gewoon zo gegaan. Mijn vingerafdrukken staan ook op die gaspitten, ik heb die pitten als laatste aangeraakt.
(...)
O: Verder zijn er diverse mensen, waaronder je schoonmoeder, en telefoongesprekken waarin wordt gesproken over het feit dat [betrokkene 1] iemand heeft dood gemaakt. Dat geeft bij mij toch de indruk dat zaken anders zijn dan jij ons wil doen geloven.
V: Wat heb je daar op te zeggen?
A: Nou [betrokkene 1] wilde blijkbaar iets vertellen tegen andere mensen. Ik wilde dit niet en ik heb hem toen wel gezegd dat hij mij er buiten moest houden. Dat heeft hij dus gedaan.
O: Ook [betrokkene 4] uit Lelystad heeft verklaard dat [betrokkene 1] iemand heeft dood gemaakt!
V: Wat heb je daar op te zeggen?
A: Ja ik wist nog geen eens dat [betrokkene 1] het tegen [betrokkene 4] had verteld, ik vond dat niet zo leuk. Ik was ook boos op [betrokkene 1] omdat hij het tegen [betrokkene 5] had verteld.
V: Uit de verklaring kwam ook naar voren dat [betrokkene 1] had aangegeven dat je naar de politie moest gaan, hoe zit dat?
A: [betrokkene 1] heeft wel vaak tegen mij geopperd dat ik naar de politie moest gaan en mezelf moest melden.
(...)
O: Als het gegaan is zoals jij hebt verklaard loop je het risico dat je de maximale straf uit moet zitten en [betrokkene 1] mogelijk een minder lange straf!
A: Ja daar ben ik me van bewust.
8. Het proces-verbaal van de in deze zaak op 5 februari 2013 gehouden terechtzitting van dit hof, voor zover inhoudend als verklaring van verdachte:
Ik blijf zwijgen over de reden van het terugkomen op mijn bekentenis. Ik ga daar ook vandaag geen toelichting op geven."