ECLI:NL:HR:2014:953

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 april 2014
Publicatiedatum
22 april 2014
Zaaknummer
13/01168
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch in een moordzaak met betrekking tot de betrouwbaarheid van bekennende verklaringen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1985, was beschuldigd van de moord op een slachtoffer in Vlissingen in oktober 2010. De verdachte had aanvankelijk een bekentenis afgelegd, maar trok deze later in. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende redenen had gegeven voor de afwijking van het standpunt van de verdediging, die betoogde dat de bekennende verklaringen van de verdachte niet betrouwbaar waren. Het Hof had de bekennende verklaringen als authentiek en geloofwaardig beoordeeld, maar de Hoge Raad vond dat deze beoordeling niet voldoende was onderbouwd, vooral gezien de ernst van de beschuldigingen. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling. De zaak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige bewijsvoering en de beoordeling van de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen in strafzaken.

Uitspraak

22 april 2014
Strafkamer
nr. 13/01168
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 19 februari 2013, nummer 20/004306-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.L.M. van der Voet, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Bewezenverklaring, bewijsvoering en beslissing omtrent de strafbaarheid van de verdachte
2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"zij in de nacht van 7 op 8 oktober 2010 te Vlissingen opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft zij, verdachte, met dat opzet, nadat zij bij [slachtoffer] een snoer rond de nek/hals had gedaan en dit snoer had aangetrokken, en [slachtoffer] haar, verdachte, de woorden toevoegde "Ik doe niets, dat hoeft niet", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, het snoer verder aangetrokken althans aangetrokken gehouden en [slachtoffer] onderuit getrapt en een knie in de rug van [slachtoffer] gezet, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden."
2.2.1.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Het proces-verbaal van politie Zeeland, proces-verbaalnummer 20101202.1300.1964 VE, van 2 december 2010 (het zevende verhoor), doorgenummerde pagina's 2178 tot en met 2201, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als de tegenover [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden hoofdagent van politie, (op ambtseed) afgelegde verklaring van de verdachte:
O: Opmerking verbalisanten
V: Vraag verbalisanten
A: Antwoord
O: Er wordt gesproken over de mogelijke aanranding door [slachtoffer] en de dood van [slachtoffer] (het hof begrijpt: [slachtoffer], het slachtoffer).
Er wordt gesproken over het feit of er een ongewilde reactie kwam.
A: Dat is ook gebeurd.
V: Wat deed hij dan?
A: ik stond er met mijn rug naar toe. Ik stond voorover gebogen om mijn MP3-speler in een laptop te doen met een kabel. Ik voelde wat van achteren tussen mijn benen. Ik gaf hem een duw. Ik ben omgedraaid met mijn MP3 met die draad. Die heb ik rond zijn nek getrokken. Ik heb mijn knie in zijn rug gezet. Ik heb niet meer los gelaten. Toen [betrokkene 1] (het hof begrijpt: [betrokkene 1]) thuis kwam, was hij al dood.
Ik ben doorgedraaid. Ik heb niet meer losgelaten.
[betrokkene 1] schrok zich dood. Die trok mij er af.
V: Hoe wist je dat hij dood was?
A: [betrokkene 1] heeft gevoeld. Er liep bloed uit zijn oren.
V: Wat is er gebeurd, ondanks dat je van [betrokkene 1] bent, en dat is toch ook geen kleine vent. Wat is er in [slachtoffer] omgegaan?
A: Ik weet het niet, ik snap het niet.
[slachtoffer] had toch kunnen weten dat [betrokkene 1] terug zou komen. We zijn altijd samen. [slachtoffer] zei, toen ik dat ding om zijn nek trok: 'Dat hoeft niet, ik doe niets'. Maar toen was het al te laat.
V: Dus toen dat draadje om zijn nek zat (...)
A: Hij begon te draaien en kwam op zijn buik. Ik heb niets gezegd. Ik stond voorover, schuin naar hem toe.
Ik gaf hem een duw, toen heb ik die draad om z'n ...
Ik had die draad om zijn nek getrokken
V: Viel hij voorover?
A: Hij was aan het draaien om los te komen. Het duurde wel een paar minuten. Ik vertelde het tegen [betrokkene 1].
Hij (het hof begrijpt: [slachtoffer]) kon zijn handen niet thuis houden. Toen heb ik dat ding om zijn nek getrokken.
[betrokkene 1] heeft gevoeld, maar hij was al dood.
[slachtoffer] lag op zijn buik en één arm lag op de bank.
V: En de telefoon van [slachtoffer]?
A: Die is weggegooid, met de sleutels in het water, in het kanaal, daar heb ik ook de USB-kabel van de MP3 weggegooid.
2. Het proces-verbaal van politie Zeeland, proces-verbaalnummer 20101203.1215.1964 VE, van 3 december 2010 (het achtste verhoor), doorgenummerde pagina's 2223 tot en met 2239, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als de tegenover [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden hoofdagent van politie, (op ambtseed) afgelegde verklaring van de verdachte:
O: We willen de donderdag helemaal met je doornemen (die 7e oktober, het hof begrijpt: van het jaar 2010).
V: Wat was het doel van die dag?
A: [betrokkene 1] (het hof begrijpt: [betrokkene 1]) maakte mij wakker. We hebben heroïne gerookt toen we wakker werden. (...)
Ik ben om 15.30 uur naar de dokter gegaan. Ik ben er tot 16.00 uur geweest.
V: Waar was [betrokkene 1] toen?
A: Die was thuis (het hof begrijpt: in de met verdachte gezamenlijk bewoonde woning).
V: [slachtoffer] (het hof begrijpt: [slachtoffer]) belde naar jullie. Wat vertelde hij?
A: Het ging over drugs. Ik kon bij [slachtoffer] kopen.
Ik denk dat ik na 18.00 uur heb geprobeerd om [slachtoffer] te bellen. Ik ben toen naar [betrokkene 2] gegaan. Ik heb daar [drugs] gehaald. Ik had ook nog van [slachtoffer] nodig, dit was voor 's nachts. We hebben het geld bij [betrokkene 2] niet opgemaakt, want we wisten dat [slachtoffer] ook nog kwam.
V: Waarom kwam hij niet direct?
A: Hij belde dat hij later kwam. (...)
Ik denk dat [slachtoffer] er om 23.00 uur was. [betrokkene 1] was net weg. (...)
[betrokkene 1] ging op de fiets. Ik moest bij [slachtoffer] voor 40 euro bruin kopen. Het was dus omstreeks 23.00 uur dat [slachtoffer] aan de deur kwam.
V: Wat was [slachtoffer] voor mannetje?
A: Hij hielp ons altijd, hij kreeg ook van ons wel eens wat. Verder ken ik hem niet zo goed.
V: Oké, [slachtoffer] kwam binnen, en toen?
A: [slachtoffer] ging zitten, op de bank. Ik heb koffie gezet. Ik ging met mijn MP3-speler naar de laptop. (...)
Ik wilde de MP3-speler in de laptop doen. Ik stond voorover om te kijken hoe ik de MP3-speler in de laptop moest doen. Hij moest opgeladen worden, dit via een USB-kabel, aan mijn computer. Ik had de MP3-speler in mijn hand, met het snoer er aan vast. Ik stond gebukt. Toen ging [slachtoffer] met zijn linkerhand tussen mijn benen en daar drukte hij. Hij zette wat druk bij mijn vagina. De andere hand drukte ook.
O: Verdachte laat zien hoe ze [slachtoffer] wegdrukte. Verdachte laat zien hoe ze de draad om zijn nek doet. Ze maakt een lus. Die was heel groot. Het snoer was lang. De lus doet ze over zijn hoofd. Verdachte zegt niets tegen [slachtoffer].
V: Wat voelde je toen [slachtoffer] je de eerste keer tussen je benen pakte. (...)
Pak het moment terug, dat je die hand tussen je benen voelt.
A: Ik werd kwaad, ik voelde boosheid.
[slachtoffer] zei niets.
V: Wat zei jij?
A: 'Doe eens normaal', toen ik hem duwde. Maar de tweede keer zei ik niets.
V: Hij pakte je voor de tweede keer.
A: Ik had hem een duw gegeven. Ik had de draad vast. Ik dacht dat hij gewoon moest ophouden, ik was zo kwaad.
V: Hoe kwam je op het idee met die draad?
A: Ik had geen idee, ik deed het gewoon. Ik maakte een lus rond zijn kop, toen dat ding om zijn nek heen zat. Hij zette zijn handen af, eerst tegen mij, toen tegen de bank. Hij kwam op zijn knieën terecht, met zijn buik op de bank. Hij wilde zich, denk ik, omhoog drukken, maar ik had zijn (het hof begrijpt: mijn) knieën in zijn rug.
O: De verdachte laat zien hoe ze dit doet.
Verdachte laat zien hoe ze de draad om de nek van [slachtoffer] doet. Ze zegt dat ze hem geschopt heeft, zodat hij onderuit gaat. Ze laat zien hoe [slachtoffer] draait en op zijn buik terecht komt. Ze laat zien hoe ze zijn (het hof begrijpt: haar) knieën op de rug van [slachtoffer] zet.
A: [slachtoffer] is in die lus gedraaid. [slachtoffer] probeerde eerst nog omhoog te komen. Hij deed niets meer. Ik durfde niet meer los te laten.
Toen ik die lus om zijn hoofd deed, zei [slachtoffer] nog: 'Ik doe niets, dat hoeft niet'. Ik dacht: 'je kunt mij nog meer vertellen, ik doe niets'. Ik durfde niet los te laten.
V: En toen kwam [betrokkene 1] binnen?
A: Ja. [betrokkene 1] trok aan mijn schouders en trok mij naar achteren. Hij trok mij de gang in en vroeg wat er in godsnaam aan de hand was.
Ik was in paniek. Ik kon niet normaal praten, dat hij zijn handen niet thuis kon houden. Toen is [betrokkene 1] teruggegaan naar de kamer. Hij heeft gekeken, maar [slachtoffer] was al dood.
V: Nog een vraag over de draad. Hoe ging dat?
A: [slachtoffer] is gedraaid in de lus. Eerst had ik aan deze kant het touw, later aan de andere kant. Hij probeerde los te komen. Hij werkte tegen, ik denk dat ik hem geschopt heb.
Ik had mijn handen aan het touw. Hij probeerde op te staan, toen heb ik hem een duw of een schop gegeven. Toen kwam hij op zijn knieën terecht. (...)
Ik liet die draad niet los.
V: Wat ging er door je heen?
A: Er ging van alles door mij heen.
Ik heb erna gezien dat er bloed uit zijn oor kwam. Ik ben pas een halfuur tot drie kwartier later bij [slachtoffer] gaan kijken. (...)
[betrokkene 1] hield mij vast nadat het gebeurd was, dat het wel goed kwam. Ik weet niet precies wat hij zei, hij stelde mij gerust. (...)
Ik wilde niet naar de politie. [betrokkene 1] heeft die beslissing aan mij overgelaten. Hij vroeg waarom niet. Ik was bang voor de consequenties, huisje kwijt.
V: Kun je aangeven hoe lang de USB-kabel was en hoe dik?
O: Verdachte laat het zien. Ze legt uit hoe dik en lang de kabel is: ongeveer een meter lang en met ongeveer de dikte van de kabel van een computermuis.
O: Aan verdachte wordt een stuk kabel gegeven. Ze doet voor hoe ze de kabel vast had.
A: Ik heb de kabel aan beide zijden rond mijn hand geslagen, dus je kunt dan wel tegen mijn armen duwen, maar dan laat het snoer niet los omdat het rond mijn beide handen zit. Hij gaf ook vrij snel op, en toen hij omgedraaid was kon [slachtoffer] mij natuurlijk niet meer vastpakken.
3. Het proces-verbaal van politie Zeeland, proces-verbaalnummer 20101214.1020.1964 VE, van 15 december 2010 (het negende verhoor), doorgenummerde pagina's 2248 tot en met 2256, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als de op 14 december 2010 (Hof: in het verkorte arrest is als datum van het verhoor vermeld:
11 december 2010, die vermelding berust op een verschrijving) tegenover [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden hoofdagent van politie, (op ambtseed) afgelegde verklaring van de verdachte:
O: We willen nog eens de donderdag met je doornemen. Ik bedoel daarmee de donderdag 7 oktober 2010.
V: Tegen wie heeft [slachtoffer] gezegd dat hij er aan zou komen en hoe laat?
A: Tegen mij. [slachtoffer] belde mij iets over half 11 's avonds.
V: Hoe laat was [slachtoffer] in de [a-straat 1] te Vlissingen?
A: Rond 23.00 uur.
O: Oké, ik wil even stap voor stap doornemen wat er gebeurd is tussen [slachtoffer] en jou.
V: Waar liep [slachtoffer] naar toe, eenmaal binnen?
A: [slachtoffer] liep toen achter mij aan. [slachtoffer] is toen op de bank gaan zitten. De bank staat als je de woonkamer binnenkomt rechts.
V: Waar was jij toen?
A: Ik heb toen gevraagd of [slachtoffer] wat wilde drinken en ben toen naar de keuken gelopen om koffie voor hem te zetten. (...)
Ik heb toen mijn MP3-speler gepakt. (...)
Het koffie zetten duurde ongeveer een kwartier. In de tussentijd heb ik de kopjes op tafel gezet en heb daarna mijn MP3-speler gepakt. Mijn MP3-speler lag in de keuken op tafel.
V: Je hebt eerder verklaard dat er een USB-kabel bij zat. Welke kleur had die kabel?
A: Zwart.
V: Hoe lang was deze USB-kabel?
A: Zeker een meter.
V: Hoorde deze USB-kabel bij deze MP3-speler?
A: Nee, niet specifiek. Het was een algemeen USB-kabeltje.
V: Deze is dus niet standaard bij de MP3-speler geleverd?
A: Nee.
O: Aan de verdachte wordt een foto getoond met daarop een afbeelding van een USB-kabel die was aangetroffen in de woning aan de [a-straat 1] te Vlissingen.
V: Herken je deze kabel?
A: Ja. Het is net zo'n kabeltje als waarmee ik het heb gedaan. Het is niet het kabeltje [zelf] want die hebben we later in het water gegooid hier in Roosendaal.
V: Je hebt eerder verklaard dat je muziekbestanden wilde overzetten. Kun je ons nog eens beschrijven hoe dat in zijn werk ging?
A: Ik was er nog niet mee bezig. Ik moest de USB-kabel nog aansluiten. Als die kabel er niet in zit dan kun je niets overzetten. De laptop stond op dat moment op de salontafel. De laptop stond aan. De MP3-speler en de USB-kabel lagen in de keuken. (...)
De USB-kabel was al wel met de MP3-speler verbonden, maar de USB-kabel zat nog niet in de laptop.
V: Hoe deed je dat precies met dat USB-kabeltje?
O: We hebben een soortgelijk USB-kabeltje aan verdachte overhandigd.
A: Ja, zo'n soort kabeltje is het geweest. Het zal niet op een paar centimeter aankomen.
O: Verbalisant [verbalisant 1] maakt samen met de verdachte de situatie van de huiskamer na dit met behulp van twee banken en een salontafel (het hof begrijpt: op de tekening).
O: Oké, wat is er toen gebeurd? We tonen je een foto met daarop de situatie van de woonkamer zoals wij die aantroffen.
V: Waar stond jij?
A: Ik zie dat de donkere bank iets verschoven is. Die stond iets meer naar de deur en de salontafel stond dichter naar de paarse bank. (...)
Ik stond eerst voor de donkere bank. Ik wilde toen de USB-kabel in de laptop steken. De ingang van de USB-kabel zat aan de rechterzijde van de computer. Toen ik er recht voor stond, lukte dit niet. Ik ben toen iets meer naar [slachtoffer] toe gaan staan. Toen ik de kabel in de laptop wilde steken, voelde ik dat [slachtoffer] met zijn linkerhand tussen mijn benen kwam. Ik voelde hierbij druk op mijn vagina. De andere hand, zijn rechterhand zat aan mijn rechterbovenbeen. Ik heb hem toen met mijn rechterhand een duw gegeven. [slachtoffer] viel toen achterover op de paarse bank. Ik had toen nog de USB-kabel in een hand. [slachtoffer] kwam toen weer overeind en pakte me weer op dezelfde manier beet. Ik heb toen een lus in de USB-kabel gedaan en heb deze toen over zijn hoofd gedaan. Ik heb toen met beide handen zitten trekken.
A: Toen ik aan de kabel trok, wilde [slachtoffer] zich los trekken. Hij duwde tegen de binnenkant van mijn onderarmen. Maar omdat ik de USB-kabel om mijn handen had gedraaid, trok de kabel alleen maar strakker om zijn nek. Ik had de kabel om mijn beide handen heen gedraaid net nadat ik de kabel over zijn hoofd had gedaan. De kabel zat om mijn beide handen gedraaid voordat [slachtoffer] zich ging verweren, dus [voor]dat hij tegen mijn onderarmen aan het duwen was. [slachtoffer] zat op dat moment nog voorover. [slachtoffer] had zijn armen gebogen onder een hoek van ongeveer 90 graden. Zo zat hij te duwen met zijn armen. Op een gegeven moment viel hij op zijn knieën. Ik geloof dat ik hem toen een schop heb gegeven en dat hij gedraaid is. Hij is toen met zijn gezicht op de bank gekomen. Met zijn buik zat hij tegen de bank aan en zijn knieën waren op de vloer. Ik weet nog dat ik hierna de kabel bleef aantrekken en dat ik mijn rechterknie in zijn rug gezet heb. Mijn knie zette ik tussen zijn schouderbladen.
V: Op welk moment zei [slachtoffer] tegen jou: 'Dat hoeft niet, ik doe niks'?
A : [slachtoffer] zei dat op het moment dat ik de kabel over zijn nek had gedaan. De kabel zat toen wel al strak over zijn nek. Het was niet als normaal dat hij dat zei, maar het was nog wel verstaanbaar. Het was een beetje een schor geluid.
V: Waarom ben je toen niet gestopt?
A: Ik heb toen niet echt nagedacht. Het ging als een sneltrein.
V: Wat vind je daar van?
A: Ja, maar goed, iedereen die over mij sprak had ook niet verwacht dat ik tot zo iets in staat was.
4. Het proces-verbaal van mr T. van de Poll, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Middelburg, gedateerd 15 juni 2011, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 3]:
Ik kwam [verdachte] en [betrokkene 1] tegen in Eindhoven. Toen kwam [verdachte] met het verhaal. [betrokkene 1] en zij hadden een tijdje in Vlissingen gezeten. Ze moesten daar weg. [verdachte] vertelde dat zij iemand had gewurgd. [betrokkene 1] zei: Ik kwam binnen, ik zag haar door het dolle heen. Hij zei dat hij haar met pijn en moeite van die man af kon halen. Hij zei dat hij zag dat [verdachte] haar handen om zijn keel had.
5. Het proces-verbaal van politie Zeeland, Forensische Opsporing, proces-verbaalnummer 2010085020, onderzoek TGO Hulsberg, van 23 juni 2011, met de naam 'Proces-verbaal onderzoek sporen', voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van [verbalisant 3], inspecteur van politie (op ambtsbelofte), [verbalisant 4], brigadier van politie (op ambtseed), [verbalisant 5], brigadier van politie (op ambtseed) en [verbalisant 6] hoofdagent van politie (op ambtseed):
Op 11 oktober 2010, omstreeks 23.00 uur, hebben wij, verbalisanten, een technisch sporenonderzoek ingesteld naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van een onbekende man in de woning [a-straat 1] te Vlissingen.
Op de voorzijde, de rechter zijkant van het gezicht en bij de ingang van het rechteroor van het slachtoffer was ingedroogd bloed zichtbaar.
Uit tactisch onderzoek bleek het slachtoffer later te zijn genaamd: [slachtoffer] geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats].
Op 13 oktober 2010 werd in opdracht van de officier van justitie een gerechtelijke sectie uitgevoerd op het stoffelijk overschot van [slachtoffer]. De sectie, NFI-zaaknummer 2010.10.12.041, werd uitgevoerd door arts patholoog V. Soerdjbalie-Maikoe van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag. De uitslag van dit pathologie-onderzoek werd op 7 februari 2011 gerapporteerd.
6. Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer 2010.10.12.041, van 7 februari 2011, opgemaakt door V. Soerdjbalie-Maikoe, arts en patholoog, getiteld 'Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood', betreffende een NN (later bekend geworden als [slachtoffer]), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De overledene is dood aangetroffen aan de [a-straat 1] te Vlissingen op 11 oktober 2010, omstreeks 21.15 uur.
Vraagstelling: In opdracht van de rechter-commissaris te Middelburg werd nagegaan de oorzaak van de dood en hetgeen verder van belang mocht blijken.
Resultaten: (A: uitwendig, 4.) Er was bloed in de gehoorgangen beiderzijds.
Interpretatie van resultaten.
Mogelijke oorzaak voor het intreden van de dood: de bij sectie vastgestelde bloeduitstortingen sub B1 [in bijvoorbeeld de mondbodemspieren, de tong en in de weke delen van de hals links] waren bij leven ontstaan door inwerking van uitwendig, mechanisch, samendrukkend geweld op de hals, al dan met in combinatie met omsnoerend geweld op de hals, zoals bijvoorbeeld kan ontstaan bij strangulatie (door middel van een strak omwikkeld object). Het intreden van de dood kan hierdoor goed worden verklaard door algehele weefselschade als verwikkeling van doorgemaakt geweld op de hals.
Benadrukt dient te worden dat de letsels aan de hals (sub B1) uitgebreid waren en bij leven waren ontstaan.
in het bijzonder met betrekking tot 's-hofs overweging omtrent het bewijs
7. Het proces-verbaal van politie Zeeland, proces-verbaalnummer 20101214.1020 1964 VE van 15 december 2010 (het negende verhoor), doorgenummerde pagina's 2247 en 2258 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als de op 14 december 2010 (Hof: in het verkorte arrest is als datum van het verhoor vermeld: 11 december 2010, die vermelding berust op een verschrijving) tegenover [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden hoofdagent van politie (op ambtseed) afgelegde verklaring van de verdachte:
V: [verdachte] ik begrijp dat het moeilijk is om er over te praten en dat je mogelijk iemand in bescherming neemt, maar is het niet beter om de gehele waarheid te vertellen. En niet de gehele verantwoordelijkheid op je nemen ook van zaken die je niet gedaan hebt?
A: Het is zo gegaan als ik heb verteld.
(...)
V: Het gaat er bij mij niet in dat jij op het idee bent gekomen om het gas aan te zetten. Ik kan daar maar beter eerlijk over zijn tegen jou?
V: Wat vind je daar van?
A: Waarom denk je dat.
V: Ten eerste baseer ik dat op het feit dat je niet precies weet hoeveel gaspitten er open stonden.
V: Weet je dat nu wel?
A: Nee
V: Ten tweede over het feit dat je de keuken hebt geschetst. Er stond namelijk een grote frietpan op het fornuis, deze heb jij niet genoemd!
V: Hoe zit dat dan?
A: Die hoort er niet te staan, die staat normaal in de keukenkast. Ik heb de keuken getekend zoals de keuken is. Al wist ik nog dat de frituurpan er stond dan had ik die nog niet getekend, ik heb gewoon de keuken geschetst hoe deze van oorsprong hoort te zijn.
V: Ten derde kon je ons niet vertellen hoe [slachtoffer] er bij lag op het moment dat je dat gas hebt aangezet!
V: Wat heb je daar op te zeggen?
A: Die lag op zijn rug onder de deken, dus ik heb [slachtoffer] niet meer gezien.
V: Ten vierde vertelde je ons dat het niet te houden was van de stank in de woonkamer en dan besluit je er toch nog naar binnen te gaan en het gas aan te zetten!
V: Hoe zit dat dan?
A: Ja dat was toen we hem moesten aanraken. Toen ik die gaspitten opendraaide was het de laatste keer dat ik mijn huis in ging en ik moest voor de laatste keer spulletjes halen.
O: Je weet je precies te herinneren dat [betrokkene 1] buiten stond met de sleutel in het deurslot en dat jij naar binnen bent gegaan om het gas aan te zetten en je weet niet meer precies hoe [slachtoffer] er bij lag en hoeveel gaspitten je open hebt gezet. Ik heb daar moeite mee dat te geloven, [verdachte]?
V: Wat vind jij daar van?
A: Ja dat kan maar het is gewoon zo gegaan. Mijn vingerafdrukken staan ook op die gaspitten, ik heb die pitten als laatste aangeraakt.
(...)
O: Verder zijn er diverse mensen, waaronder je schoonmoeder, en telefoongesprekken waarin wordt gesproken over het feit dat [betrokkene 1] iemand heeft dood gemaakt. Dat geeft bij mij toch de indruk dat zaken anders zijn dan jij ons wil doen geloven.
V: Wat heb je daar op te zeggen?
A: Nou [betrokkene 1] wilde blijkbaar iets vertellen tegen andere mensen. Ik wilde dit niet en ik heb hem toen wel gezegd dat hij mij er buiten moest houden. Dat heeft hij dus gedaan.
O: Ook [betrokkene 4] uit Lelystad heeft verklaard dat [betrokkene 1] iemand heeft dood gemaakt!
V: Wat heb je daar op te zeggen?
A: Ja ik wist nog geen eens dat [betrokkene 1] het tegen [betrokkene 4] had verteld, ik vond dat niet zo leuk. Ik was ook boos op [betrokkene 1] omdat hij het tegen [betrokkene 5] had verteld.
V: Uit de verklaring kwam ook naar voren dat [betrokkene 1] had aangegeven dat je naar de politie moest gaan, hoe zit dat?
A: [betrokkene 1] heeft wel vaak tegen mij geopperd dat ik naar de politie moest gaan en mezelf moest melden.
(...)
O: Als het gegaan is zoals jij hebt verklaard loop je het risico dat je de maximale straf uit moet zitten en [betrokkene 1] mogelijk een minder lange straf!
A: Ja daar ben ik me van bewust.
8. Het proces-verbaal van de in deze zaak op 5 februari 2013 gehouden terechtzitting van dit hof, voor zover inhoudend als verklaring van verdachte:
Ik blijf zwijgen over de reden van het terugkomen op mijn bekentenis. Ik ga daar ook vandaag geen toelichting op geven."
2.2.2.
Het Hof heeft, voor zover in cassatie van belang, ten aanzien van de bewijsvoering voorts nog het volgende overwogen:
"De betrouwbaarheid van de bekentenis
Zowel de verdediging als het Openbaar Ministerie heeft er op gewezen dat de medeverdachte [betrokkene 1] zich tegenover derden heeft uitgelaten in die zin, dat hij iemand had gedood ("omgelegd"), en in verband daarmee gememoreerd dat het door deze [betrokkene 1] opgegeven alibi: hij zou ten tijde van de gebeurtenissen in zijn woning wiet zijn gaan kopen bij zijn vaste leverancier, geen geloof verdient, aangezien de coffeeshop waar hij die wiet placht te kopen, - naar uit het onderzoek is gebleken - al gesloten was.
Naar het oordeel van het hof is evenwel niet ondenkbaar, dat [betrokkene 1], die (zoals inmiddels onherroepelijk door de rechter is vastgesteld) heeft meegewerkt aan het wegmaken van sporen, zich daardoor medeschuldig heeft gevoeld en kan het zijn dat hij toen van zijn kant (in elk geval tegenover de betrokken derden) de schuld van verdachte op zich heeft willen nemen. Als getuige gehoord ter terechtzitting in beroep heeft [betrokkene 1] zich op zijn zwijgrecht beroepen.
De verdediging heeft als "alternatief scenario" geopperd, dat verdachte op de gedachte is gebracht dan wel in de gedachte verkeerde, dat wanneer zij de schuld op zich nam, haar - gezien haar misbruikachtergrond, in combinatie met de beweerde aanranding door het slachtoffer - slechts een korte straf te wachten stond, zodat zij spoedig weer met haar vriend [betrokkene 1] zou kunnen worden verenigd.
Dienaangaande overweegt het hof dat indien de verdachte (al dan niet na afspraak met [betrokkene 1]) de schuld (voor hem) op zich heeft willen nemen, dit idee al enige tijd vóór haar aanhouding bij haar moet zijn opgekomen, aangezien zij zich toen, tegenover derden, als dader heeft gepresenteerd.
Het is in dit scenario dan onverklaarbaar waarom zij bij de eerste zes verhoren, die van haar zijn afgenomen, haar onschuld is blijven volhouden en pas na een ruime bedenktijd alsnog een bekennende verklaring heeft afgelegd.
De bekennende verklaringen zijn over een periode van meerdere dagen tweemaal herhaald, zijn gedetailleerd en sluiten (anders dan de verdediging heeft gesuggereerd) goed aan op de aangetroffen sporen. Zo heeft verdachte onder meer verklaard dat er bloed uit de oren van het slachtoffer kwam. Dat wordt bevestigd door de waarnemingen van de verbalisanten in het onderzoek op de plaats delict en de sectiebevindingen.
Bij bestudering van de opnamen, die van de verklaringen zijn gemaakt, moet worden vastgesteld dat zij op hoofdpunten authentiek overkomen en bepaald niet de indruk wekken van een vooraf ingestudeerd verhaal. Dit geldt ook voor de wijze waarop verdachte voordoet hoe zij het usb-snoer, waarmee het slachtoffer zou zijn gewurgd, heeft vastgehouden (met een slag om de polsen).
Voorts acht het hof het van betekenis dat de verdachte haar bekennende verklaringen, nadat zij die bij monde van haar raadsvrouw had ingetrokken, niet heeft vervangen door een andere, en vooral dat zij voor deze wijziging in haar opstelling geen enkele verklaring heeft gegeven. Ter terechtzitting in hoger beroep is door de verdediging gesuggereerd dat zij thans uit angst voor [betrokkene 1] geen openheid van zaken meer durft te geven. De relatie met hem is verbroken en hij zou zich aan ernstige bedreigingen schuldig hebben gemaakt. Wat daar ook van zij, van angst kan op het moment van de intrekking nog geen sprake zijn geweest, omdat toch die relatie toen nog bestond.
Er zijn ten slotte door de verdachte gemaakte dagboekaantekeningen en brieven aan [betrokkene 1] in het debat gebracht, waarin sprake is van iets wat de verdachte voor [betrokkene 1] heeft gedaan en waarvoor deze haar dankbaar zou moeten zijn. Daargelaten of deze aantekeningen en brieven geloofwaardig zijn (verdachte moet zich immers hebben gerealiseerd dat grote kans bestond dat haar dagboek en de brieven aan [betrokkene 1] in handen van de justitie zouden raken) zijn deze uitlatingen voor meerdere uitleg vatbaar. De meest voor de hand liggende uitleg is naar het oordeel van het hof niet, dat zij onschuldig is, maar dat zij de rol van [betrokkene 1] heeft verzwegen. Er zijn echter nog veel meer mogelijkheden. Aan de dagboekaantekeningen en brieven kunnen daarom geen conclusies worden verbonden.
Samenvattend: er is geen reden om de verdachte niet aan haar bekennende verklaringen te houden. Die zijn uit vrije wil afgelegd, bevatten op zichzelf (behoudens op een hieronder nader te bespreken punt) niets dat aan hun geloofwaardigheid doet twijfelen en voor haar intrekking is geen aannemelijke uitleg gegeven. Het hof acht die verklaringen, mede in aanmerking genomen dat het ingestelde technische onderzoek geen daarmee strijdige resultaten heeft opgeleverd, betrouwbaar en bezigt deze dan ook ten bewijs."
2.3.
Het Hof heeft met betrekking tot de strafbaarheid van de verdachte het volgende overwogen en beslist:
"In haar bekennende verklaring heeft de verdachte zich er op beroepen - zo begrijpt het hof – dat zij zich heeft verdedigd tegen een onmiddellijke wederrechtelijke aanranding van de zijde van het slachtoffer, althans dat zij door zulk een aanranding in een zo hevige gemoedsbeweging is geraakt, dat zij hem heeft gedood. Het hof acht dit onaannemelijk. Het slachtoffer was een invalide en door zijn verslaving ernstig verzwakte man. Ook wanneer hij zich werkelijk aan de verdachte zou hebben proberen te vergrijpen - waarvoor behalve de verklaring van de verdachte zelf, geen enkel bewijs voorhanden is; sterker nog, waarvoor aan omtrent de persoon van het slachtoffer afgelegde getuigenverklaringen slechts tegenaanwijzingen zijn te ontlenen - zou diens verwurging een in zo verregaande mate excessieve reactie zijn, dat het hof aan verdachtes verklaring op dit punt geen geloof hecht. Aldus zijn de aan het verweer ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden niet aannemelijk geworden zodat het hof dat verwerpt.
Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde."

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1.
Het middel klaagt onder meer dat het Hof is afgeweken van een door de verdediging naar voren gebracht uitdrukkelijk onderbouwd standpunt met betrekking tot de betrouwbaarheid van de voor het bewijs gebezigde bekennende verklaringen van de verdachte zonder daarvoor een toereikende motivering te geven.
3.2.1.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 5 februari 2013 heeft de raadsvrouwe van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt onder meer in:
"2. Verklaringen op tijdlijn
Bij kritische bestudering van alle verklaringen in dit dossier, stel ik voorts vast dat het bewijs in tijd begint bij taps en verklaringen van personen uit de directe omgeving van [betrokkene 1]. B heeft tegen zijn ex-vriendin met wie hij heel close is vrijwel direct na die bewuste dag verteld dat hij iemand had omgelegd. Die ex-vriendin [betrokkene 6], spreekt hier ook met anderen over zo blijkt uit de vele tapgesprekken, waaronder de moeder van B. Tegen de moeder van B vertelt B enkele dagen later dat hij inderdaad iemand heeft omgelegd maar dat hij dit heeft gedaan omdat die persoon [verdachte] wilde aanranden. Ook hiervan zijn vele taps en verklaringen in het dossier voorhanden. Ik zal u gemakshalve op een aantal verklaringen en taps wijzen:
Verklaring getuige [betrokkene 7] (vriendin [betrokkene 6])
Gehoord van [betrokkene 6] dat [betrokkene 1] haar had verteld dat hij en cl slo met iets hadden gewurgd met iets over hoofd.
p. 952 Verklaring [betrokkene 8] moeder [betrokkene 6]
had haar gebeld en gezegd dat [betrokkene 1] haar had verteld dat hij iemand had vermoord.
p. 954: [betrokkene 1] heeft gezegd dat hij iets ergs had gedaan. Zo zei hij het. [betrokkene 1] had iemand vermoord in Vlissingen.
MSN gesprek [betrokkene 6] en verdachte d.d. 11 oktober 2010 om 19.37 uur
Telefoongesprek tussen [betrokkene 6] en [betrokkene 7]
[betrokkene 6] dus al voor 11 oktober 19.37 uur op hoogte van betrokkenheid [betrokkene 1] bij dood slo
Verklaring getuige [betrokkene 6] bij RC d.d. 29 november 2010
[betrokkene 1] had haar op 11/10 huilend verteld dat hij iets ergs had gedaan, dat hij iemand had omgelegd. Mogelijk had hij het over wurging en ze hadden gas aangezet. [betrokkene 6] had hierover met [betrokkene 7] gesproken aan de tel en niet gelogen. [betrokkene 6] wist niet of [verdachte] er ook aan mee had gedaan en vermoedde dat [betrokkene 1] dit met [betrokkene 4] had besproken.
p. 1388 Tap moeder [betrokkene 1] en Kapster d.d. 25/11/10
Moeder B vertelt kapster dat er iemand koud ligt dat heeft [betrokkene 1] gedaan, die heeft 'm zijn strot dicht geknepen.
Verklaring getuige [betrokkene 21] (kapster)
Verklaart over tel gesprek tussen get en moeder [betrokkene 1] waarin moeder zei dat daar in de kamer een koud lag en dat [betrokkene 1] hem de strot had dichtgeknepen.
Verklaring getuige [betrokkene 9] (tante [betrokkene 1])
Verklaart over tel met moeder [betrokkene 1] waarin ze had gezegd dat [betrokkene 1] iets ergs had gedaan waarvoor ze op internet moest kijken.
Verklaring getuige [betrokkene 10] (moeder [betrokkene 1])
Omschrijft zoon als agressief en is bang voor hem. Durft niet te zeggen wat [betrokkene 6] haar precies heeft verteld. Voorgehouden gesprek waarin get zelf heeft over dat [betrokkene 1] helemaal door het lint was gegaan.
Pv bevindingen Hyves
[betrokkene 4] schrijft in Hyves aan [betrokkene 1]: de vorige keer overviel je me met je .. ik weet niet wat je weet normaal maakt het niets uit een meer of minder [betrokkene 4].
Tel/internet gegevens
Hieruit blijkt dat [betrokkene 1] bij [betrokkene 4] is verbleven en waarschijnlijk heeft [betrokkene 1] doden slo aan [betrokkene 4] verteld
p. 1186 Verklaring getuige [betrokkene 4] bij politie d.d. 17 november 2010:
2/3 weken eerder was [betrokkene 1] en vriendin in weekend bij huis zoon [betrokkene 11] langs geweest. [betrokkene 1] had verteld dat hij iemand had afgemaakt in huis in Zeeland.
p. 1189: Politie houdt hem tap voor waaruit blijkt dat B iemand in zijn huis in Zeeland heeft afgemaakt. Het komt erop neer dat B mij heeft verteld dat hij iemand heeft afgemaakt. Dat zou in huis in Zeeland zijn.
p. 1191: Verklaring getuige: uit de dingen die hij zei, kan je gewoon zeggen dat hij iemand heeft omgebracht.
3. Pas later komen de verhalen dat cl slo heeft vermoord
Pas als cliënte dan met B een aantal weken op de vlucht is en zij dag en nacht samen in de lucht of garages slapen, wordt in de drugscircuit aan twee medejunken het volgende verhaal verteld:
Nu ineens zou [verdachte] slo hebben omgebracht omdat hij haar wilde aanranden. [betrokkene 1] zou pas zijn binnen gekomen toen het al gebeurd was. Opmerkelijk is echter dat geen mens die verklaring gelooft. Niet alleen omdat cliënte zo klein en iel was en B als fors, maar ook omdat [verdachte] als een lief meisje en B als nogal minder lief werd beschouwd. Getuigen geloven het verhaal gewoon niet. Bovendien klopt het verhaal dat cliënte vertelt ook niet met de bevindingen en met haar latere bekennende verklaringen. Zo vertelt ze [betrokkene 3] dat ze slo met de handen heeft gewurgd, [betrokkene 3] weet dit heel zeker. Terwijl uit de bevindingen niet is gebleken dat slo middels verwurging om het leven is gekomen en cl in haar bekennende verklaring ineens over een USB kabel heeft. In al die weken na het incident heeft ze non stop met B opgetrokken die als hij de dader is, en daar lijkt het nogal behoorlijk op, haar dit verhaal heeft kunnen vertellen.
Verklaringen [betrokkene 3] en [betrokkene 12] en [betrokkene 13] en [betrokkene 14] (weer van [betrokkene 3] gehoord) bespreken Politie
p. 1444 Verklaring [betrokkene 3] bij RC d.d.
Gelooft verhaal dat cl iemand met blote handen gewurgd zou hebben niet.
Verklaring [betrokkene 3] bij RC d.d. 3 mei 2011
Cl zou hebben verteld dat ze iemand heeft gewurgd.
Getuige geloofde dit niet omdat ze zo klein en iel is.
Getuige krijgt het gevoel dat cl de schuld op zich neemt, omdat [betrokkene 1] nog straffen open heeft staan en ze is bang dat hij lang achter de tralies moet.
Met 100 % zeker kan ze zeggen dat [verdachte] en [betrokkene 1] hebben gezegd dat [verdachte] met haar HANDEN het slo heeft gewurgd.
Uit het pathologisch rapport blijkt dat dit niet juist KAN zijn:
Slo is niet met de hand maar met iets van een koord of snoer gewurgd.
Verklaring [betrokkene 12] bij RC
Hoorde van [betrokkene 3] dat cl iemand had doodgeslagen. Gelooft dit niet: cl was vel over been.
p. 1092 Verklaring getuige [betrokkene 15] d.d. 28 november 2011
p. 1093: verhaal van [betrokkene 16] gehoord. [betrokkene 16] vond het verhaal van B en cl een sterk verhaal en ongeloofwaardig.
p. 1039 [betrokkene 17] d.d. 30 november 2010
Gelooft verhaal dat cl iemand heeft vermoord niet: is zo'n mager meisje.
Verklaring getuige [betrokkene 18]
Cl is warm en lief meisje die heel beïnvloedbaar is door haar omgeving. Cl zou echt geen vechtersbaas zijn en hij had haar, ondanks haar problemen, nooit opvliegend gezien.
p. 2573 Verhoor [betrokkene 19] (moeder [betrokkene 18])
Cl zou M. brief hebben gestuurd. M. geloofde niet dat zij misdrijf had begaan en cl zou in die brief ook hebben geschreven dat ze het niet gedaan had, dat ze er niets mee te maken had.
4. Alibi [betrokkene 1]
Cliënte stelt in haar bekentenis dat [betrokkene 1] niet aanwezig was ttv delict. Hij zou voor een tientje wiet kopen. Echter heeft niemand dit scenario kunnen bevestigen. Welke coffeeshop dan, en wie heeft [betrokkene 1] toen gezien? En hoe kan het dat geen enkel objectief/technisch bewijs is aangetroffen voor de stelling dat het cliënte is die slo heeft aangeraakt? Cl woont samen met B in huis, zij kan getuige zijn geweest, kan het van [betrokkene 1] hebben gehoord als zij net in een andere kamer zat of net thuis kwam, er zijn allerlei aannemelijke scenario's denkbaar.
5. Cliënte had motief om schuld op zich te nemen
Daarbij komt dat cl ook een duidelijk motief had om de schuld op zich te nemen. Voor de buitenwereld maar ook later als ze al vast zit. [betrokkene 3] vertelt hier eea over.
p. 1454 Verklaring [betrokkene 3] bij politie
Gelooft verhaal cl niet. Vond drugs en [betrokkene 1] belangrijkst. Als [betrokkene 1] zich zou aangeven zouden ze elkaar jaren niet zien, want [betrokkene 1] had nog paar jaar open staan.
Zij moest zich aangeven, dan zou ze maar paar maanden zitten.
Verklaring [betrokkene 3] bij RC d.d. 3 mei 2011
Getuige krijgt het gevoel dat cl de schuld op zich neemt, omdat [betrokkene 1] nog straffen open heeft staan en ze is bang dat hij lang achter de tralies moet.
B lijkt dit ook aan anderen te hebben verteld:
Verklaring getuige [betrokkene 4] bij RC d.d. 5 juli 2011
[betrokkene 1] heeft hem gebeld in week van verhoor. Heeft hem verteld dat er iets is gebeurd verder niet. [betrokkene 1] heeft die week wel verteld dat zijn vriendin de schuld op zich had genomen.
De schuld op je nemen impliceert dat iemand iets op zich neemt wat zij niet heeft gedaan. Anders zou hij toch zeggen: ze heeft eindelijk eerlijk verteld wat er is gebeurd.
6. Bevindingen aantreffen dagboek/bevindingen aantreffen brieven cliënte
Omdat het onderzoeksteam kennelijk twijfels houdt bij de bekennende verklaring van cl, wordt nog haar cel verhoop gehaald teneinde haar dagboeken en brieven aan B te onderscheppen. Ook hieruit komt het beeld naar voren dat cl de schuld op zich heeft genomen om [betrokkene 1] te ontlasten. In haar dagboek schrijft [verdachte] dat ze hoopt dat B haar offer op waarde weet te schatten en dat hij op haar wacht.
7. Officier van justitie laat aantijging moord tegen [betrokkene 1] vallen, B komt vrij
Maar terwijl kennelijk het onderzoeksteam op dat moment nog ernstige twijfels heeft bij het waarheidsgehalte van de bekennende verklaringen van cliënte laat de officier van justitie de aantijging moord/doodslag jegens B vallen en verzoekt de rechtbank (nota bene zonder dat de advocaat van B hierom vraagt) B vrij te laten. Vanaf dat moment is overduidelijk sprake van tunnelvisie iig aan de zijde van de officier van justitie: cl heeft bekend, dus het moet zo zijn gegaan. Met een andere optie wordt geen rekening meer gehouden.
Verklaring [betrokkene 20] d.d. 15 juni 2011 bij RC
Bekentenis cl niet helemaal betrouwbaar omdat [betrokkene 1] in telefoongesprekken liet doorschemeren dat hij het heeft gedaan. Veel discussie hierover geweest bij VKL.
8. [betrokkene 1] manipuleert de getuigen
En wat doet [betrokkene 1] direct na diens vrijlating terwijl allerlei getuigen in het onderzoek naar cl nog moeten worden gehoord? Daar gaat hij allemaal even langs en ineens herinnert niemand zich meer wat. Ik wijs u in dit verband op een aantal verklaringen:
P 2570 pv bevindingen mededeling [betrokkene 6] aan verbalisant
[betrokkene 6] heeft gelezen wat cl heeft verklaard. Wat cl verklaart is niet wat B haar heeft verteld. Hoe kan [betrokkene 6] lezen wat cl heeft verteld? Zij is geen verdachte in deze zaak hoe komt zij aan de stukken? Van B dus.
Hierna komt [betrokkene 1] door toedoen van officier van justitie vrij en wat verklaart [betrokkene 6] dan?
Verklaring [betrokkene 6] bij RC d.d. 23 juni 2011:
Kan zich niet meer herinneren waar ze het met [betrokkene 1] over heeft gehad. Ze heeft geen verklaring van [verdachte] gelezen maar op internet dingen gelezen. [betrokkene 1] vertelt haar niet wat er is gebeurd.
[betrokkene 1] gaat bovendien na vrijlating en voor verhoor
[betrokkene 4] nog even bij die getuige langs:
Verhoor [betrokkene 4] d.d. 5 juli 2011
[betrokkene 1] heeft hem gebeld in week van verhoor. Heeft hem verteld dat er iets is gebeurd verder niet. [betrokkene 1] heeft die week wel verteld dat zijn vriendin de schuld op zich had genomen.
[betrokkene 1] gaat ook even voor het verhoor langs bij zijn moeder:
Verklaring getuige [betrokkene 9] d.d. 5 juli 2011 bij
RC [betrokkene 6] zou haar hebben gebeld en gezegd hebben dat er IETS was gebeurd, niet WAT. Ze weet ineens van niets.
Dit terwijl de tapgesprekken en voornoemde getuige duidelijk iets anders tonen.
9. Alternatief scenario
Ik zal u vertellen wat het alternatieve scenario is.
Cliënte denkt met name door de invloed van B dat zij wel zo vrij komt gezien haar misbruikachtergrond als ze het verhaal ophangt dat slo haar heeft willen aanranden.
B is een vele jaren oudere toenmalige vriend die zacht gezegd nogal wat ervaring heeft met justitie op het gebied van geweldsdelicten.
[verdachte] wordt wijsgemaakt dat B natuurlijk niet de schuld op zich kan nemen, want hij heeft al zo'n groot en ernstig strafblad op gebied van geweldsdelicten en hij heeft ook nog een paar jaar open staan. Dan ziet [verdachte] hem komende 20 jaar niet meer en dan is ze helemaal alleen op de wereld. Zij met haar achtergrond krijgt hooguit een paar maandjes tot max 1 of 2 jaar en hij zal goed voor haar zorgen, huisje op orde hebben als ze buiten komt en dan zullen ze nog lang en gelukkig leven.
Maar dat verhaal dat slo cl heeft aangerand is ronduit belachelijk: er zijn zoveel mensen gehoord over slo, niemand heeft enige indicatie gegeven voor de gedachte dat slo dit ook maar in zijn hoofd zou halen. Onder invloed van B vertelt cl na zoveel weken dit verhaal tegen [betrokkene 3] en als de politie maar blijft doordrammen dat dit het verhaal is dat gebeurd is en haar bevestigt in het idee dat B haar heeft wijsgemaakt, te weten dat dit verhaal erg ontlastend is voor haar, oftewel weinig straf zal opleveren, legt ze die verklaring zoals EN B EN de politie wil af. Gelukkig komt ze betrekkelijk snel bij zinnen en laat weten dat de bekentenis vals is.
Nu denkt uw Hof en misschien ook de nabestaanden waarom [verdachte], mocht zij getuige zijn geweest van de verschrikkelijke gebeurtenis op die 6e oktober 2010, niet vertelt wat er precies gebeurd is.
Als zij al getuige was, dan kan zij dit niet doen.
B zal in geval van een voor hem belastende verklaring direct wraak nemen op [verdachte].
Ten eerste door zijn zwijgen te doorbreken en leugenachtig te verklaren dat hij heeft gezien dat [verdachte] de moord heeft gepleegd. Als hij dit doet, dan ontstaat wettig en misschien zelfs overtuigend bewijs dat [verdachte] de moord heeft gepleegd en dan gaat zij mogelijk ten onrechte achter de tralies.
Ten tweede zal hij haar - mocht ze desondanks niet veroordeeld worden - iets aandoen. Daar twijfel ik geen seconde aan. B zit inmiddels alweer voor een ander geweldsdelict vast. Hij heeft [verdachte] en haar familie na haar vrijlating en voor zijn hernieuwde arrestatie meerdere malen ernstig bedreigd waardoor ik zowel [verdachte] als haar familie meerdere malen compleet in paniek huilend aan de lijn heb gehad en de politie in Eindhoven heb moeten bellen om in te grijpen. Waarom: omdat [verdachte] na een jaar onterechte hechtenis probeerde een leven op te bouwen zonder [betrokkene 1] B, zonder drugs maar met een normale vriend, familie en werk. Dit accepteerde B. niet.
[verdachte] is inmiddels al lange tijd clean, woont bij haar moeder, heeft goed contact met haar zus, en ze heeft een nieuwe relatie. [verdachte] blijft echter angst houden dat B haar, zodra hij vrij komt, opnieuw zal opzoeken. Hij weet waar haar familie woont. Als zij belastend over hem verklaart, zal dat waarschijnlijk haar einde betekenen.
10. Conclusie
De rechtbank heeft de verdediging gevolgd in het standpunt dat de bekentenis niet betrouwbaar is en dat het scenario dat [betrokkene 1] B de dader is en [verdachte] hiervan getuige was net zo, zo niet aannemelijker is dan het scenario waarin het OM u tracht te doen geloven. De rechtbank heeft [verdachte] mitsdien vrijgesproken.
Ik verzoek uw Hof het zelfde te doen."
3.2.2.
Het Hof heeft het aldus aangevoerde samengevat en verworpen zoals hiervoor onder 2.2.2 is weergegeven.
3.3.
Ingevolge art. 359, tweede lid tweede volzin, Sv dient een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt dat door de rechter niet is aanvaard, in de uitspraak beargumenteerd te worden weerlegd. Omtrent de aan de mate van motivering te stellen eisen komt onder meer betekenis toe aan de inhoud en indringendheid van de aangevoerde argumenten. (Vgl. HR 11 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9130, NJ 2006/393).
3.4.
Bij de beoordeling van de vraag of het Hof door te overwegen als hiervoor onder 2.2.2 is weergegeven in voldoende mate de redenen heeft opgegeven die hebben geleid tot afwijking van het in het middel bedoelde standpunt met betrekking tot de betrouwbaarheid van de voor het bewijs gebruikte verklaringen van de verdachte, is met betrekking tot de bijzondere omstandigheden van dit geval het volgende van belang.
(i) De verdachte is - voor zover hier van belang - tenlastegelegd dat zij zich heeft schuldig gemaakt aan moord, althans doodslag op [slachtoffer]. De Rechtbank heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. Daartoe heeft zij overwogen dat het dossier weliswaar voldoende wettige bewijsmiddelen bevat, waaronder de bekennende verklaringen die de verdachte tijdens haar verhoren door de politie heeft afgelegd, om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, maar dat serieuze twijfel bestaat of de verdachte toen naar waarheid heeft verklaard, en dat de Rechtbank ook overigens niet de overtuiging heeft bekomen dat het de verdachte is geweest die het tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
(ii) De Officier van Justitie heeft tegen deze vrijspraak hoger beroep ingesteld. Bij de behandeling van dat beroep ter terechtzitting van het Hof van 27 november 2012 heeft de Advocaat-Generaal zich - met instemming van de raadsvrouwe van de verdachte - op het standpunt gesteld dat het, gelet op de gronden waarop de Rechtbank de verdachte heeft vrijgesproken, noodzakelijk is dat een rechtspsycholoog de bekennende verklaringen van de verdachte onderzoekt, opdat met de bevindingen van de deskundige rekening kan worden gehouden bij de beoordeling van deze verklaringen door het Hof. Hij heeft het Hof verzocht daartoe een deskundige te benoemen. Het Hof heeft dat verzoek afgewezen op de grond dat het niet vermag in te zien welke bijstand van de rechtspsychologie verwacht mag worden bij de beoordeling van de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de verklaringen van de verdachte.
(iii) Ter terechtzitting van het Hof van 5 februari 2013 heeft de Advocaat-Generaal vrijspraak gevorderd. Blijkens het overgelegde schriftelijk requisitoir steunt deze vordering naar de kern bezien hierop dat serieuze twijfel bestaat of de bekennende verklaringen op waarheid berusten en dat niet buiten twijfel is dat het de verdachte is die het feit heeft begaan. Ook door de verdediging is dit aangevoerd waartoe een - door bewijsmateriaal gestaafd - alternatief scenario is gepresenteerd.
(iv) Bij eindarrest heeft het Hof de tenlastegelegde doodslag bewezenverklaard en de verdachte te dier zake veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren. Deze bewezenverklaring berust in belangrijke mate op vorenbedoelde bekennende verklaringen die de verdachte bij haar verhoren door de politie heeft afgelegd welke bekentenissen zij nadien heeft ingetrokken. Het Hof heeft, in afwijking van hetgeen door de Advocaat-Generaal en de verdediging is aangevoerd, de bekennende verklaringen van de verdachte betrouwbaar geoordeeld. Het Hof heeft daartoe in het bijzonder in aanmerking genomen dat die verklaringen "op hoofdpunten authentiek overkomen" en dat zij "behoudens op een hieronder nader te bespreken punt" niets bevatten dat aan hun geloofwaardigheid doet twijfelen. Dat nader te bespreken punt betreft blijkens 's Hofs hiervoor in 2.3 weergegeven overwegingen het door de verdachte gegeven motief voor haar handelen.
3.5.
In aanmerking genomen dat de bewezenverklaring van het onderhavige, zeer ernstige, misdrijf in belangrijke mate steunt op de bekennende verklaringen van de verdachte, heeft het Hof door te overwegen als hiervoor in 2.2.2 is weergegeven, bezien tegen de achtergrond van de in 3.4 geschetste bijzondere omstandigheden van dit concrete geval, in strijd met art. 359, tweede lid, Sv in onvoldoende mate de redenen opgegeven die hebben geleid tot afwijking van voormeld uitdrukkelijk onderbouwd standpunt. In het bijzonder is niet zonder meer begrijpelijk 's Hofs oordeel dat de tot het bewijs gebezigde verklaringen betrouwbaar zijn nu het Hof zelf die verklaringen op een voor de aard en de ernst van het feit geenszins ondergeschikt punt ongeloofwaardig heeft geoordeeld, namelijk wat betreft het door de verdachte gegeven motief voor haar handelen.
3.6. '
s Hofs verzuim heeft ingevolge art. 359, achtste lid, Sv nietigheid tot gevolg.
3.7.
Het middel is in zoverre terecht voorgesteld.

4.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, Y. Buruma en N. Jörg, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 april 2014.