ECLI:NL:HR:2004:AO5061
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen vrijspraak in strafzaak met betrekking tot betrokkenheid bij de dood van een vrouw
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 mei 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vrijspraak van de verdachte door het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van het verkrachten en opzettelijk doden van een vrouw, maar het Hof had hem vrijgesproken. De Hoge Raad oordeelde dat de selectie en waardering van het beschikbare bewijsmateriaal voorbehouden is aan de feitenrechter en dat deze beslissing, behoudens bijzondere gevallen, geen nadere motivering behoeft. Dit betekent dat de Hoge Raad niet kan ingaan op de vraag of de feitenrechter terecht tot vrijspraak is gekomen, maar enkel kan toetsen of de motivering van de vrijspraak begrijpelijk is.
Het Hof had overwogen dat de betrokkenheid van de verdachte bij de dood van het slachtoffer uitsluitend kon volgen uit zijn eigen verklaringen, die niet overeenkwamen met de bevindingen van de patholoog. De verklaringen van de verdachte over zijn betrokkenheid waren niet eenduidig en er was onvoldoende ander bewijs om zijn betrokkenheid te ondersteunen. De Hoge Raad bevestigde dat de feitenrechter, op basis van zijn waardering van het bewijsmateriaal, had besloten tot vrijspraak en dat deze beslissing niet onbegrijpelijk was.
De Hoge Raad verwierp het beroep van het Openbaar Ministerie, dat de vrijspraak aanvechtte, en concludeerde dat het middel niet tot cassatie kon leiden. De beslissing van het Hof werd daarmee bevestigd, en de verdachte bleef vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.