ECLI:NL:HR:2013:CA2549

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/01127 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • J.P. Balkema
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis inzake opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juni 2013 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een vonnis van de Rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin de aanvrager was veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De aanvrager was op 7 mei 2008 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 192 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De aanvraag tot herziening werd ingediend door mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, namens de aanvrager, die in 1958 is geboren.

De aanvraag tot herziening was gebaseerd op de stelling dat de zoon van de aanvrager op 18 november 2010 door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch was vrijgesproken van het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van hennep. De aanvrager stelde dat, ware de Rechtbank bekend geweest met de vrijspraak van zijn zoon, dit zou hebben geleid tot zijn vrijspraak. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat de aanvraag niet kan slagen, omdat er geen sprake is van tegenstrijdige bewezenverklaringen in de verschillende uitspraken.

De Hoge Raad heeft verder vastgesteld dat de aangevoerde gronden niet het ernstige vermoeden wekken dat, indien de Rechtbank bekend was geweest met de vrijspraak van de zoon, dit zou hebben geleid tot een vrijspraak van de aanvrager. De aanvraag is ongegrond verklaard en de Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening afgewezen, conform artikel 470 van het Wetboek van Strafvordering.

Uitspraak

11 juni 2013
Strafkamer
nr. S 12/01127 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Rechtbank 's-Hertogenbosch van 7 mei 2008, nummer 01/839125-07, ingediend door mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Rechtbank heeft de aanvrager ter zake van onder meer "opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, eerste lid aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd en medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, eerste lid aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod" veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 192 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
2. De aanvraag tot herziening
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag zal afwijzen.
4. Beoordeling van de aanvraag
4.1. In de aanvraag wordt aangevoerd dat de aanvrager bij het hiervoor onder 1 vermelde vonnis van 7 mei 2008 is veroordeeld voor het op 28 juni 2007 te Nuenen opzettelijk aanwezig hebben van hennep en dat de zoon van de aanvrager door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch bij arrest van 18 november 2010 is vrijgesproken van het hem tenlastegelegde medeplegen van het op genoemde tijd en plaats opzettelijk aanwezig hebben van 11.098 gram hennep. In de aanvraag wordt gesteld dat het Hof tot die vrijspraak is gekomen op grond van door de raadsman overgelegde kadastrale kaarten en satellietfoto's met betrekking tot de locatie van de inbeslagneming, en dat dit gegeven - ware de Rechtbank daarmee bekend geweest - zou hebben geleid tot vrijspraak van de aanvrager.
4.2. In de onderhavige zaak is ten laste van de aanvrager bewezenverklaard het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid van 10.458 gram hennep in een woning/pand gelegen aan [a-straat 1] te Nuenen, die zich blijkens het daarvan opgemaakte, tot het bewijs gebezigde proces-verbaal bevond in een vuilniszak die bij een doorzoeking aldaar is inbeslaggenomen. Blijkens het bij de aanvraag overgelegde arrest is in die zaak aan de zoon van de aanvrager tenlastegelegd het te Nuenen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen aanwezig hebben van een hoeveelheid van (in totaal) 11.098 gram hennep en heeft het Hof hem daarvan vrijgesproken op de grond "dat bij het ontbreken van een eenduidige bepaling van de plaats waar de tenlastegelegde hoeveelheden hennep in beslag zijn genomen, niet is vastgesteld kunnen worden dat verdachte de beschikking of de zeggenschap daarover had".
4.3. Voor zover de aanvraag ertoe strekt beroep te doen op de in art. 457, eerste lid aanhef en onder a, Sv omschreven herzieningsgrond, kan zij niet slagen omdat zich hier niet voordoet het geval dat bij onderscheidene uitspraken bewezenverklaringen zijn uitgesproken die niet zijn overeen te brengen.
4.4. De aanvraag kan evenmin slagen voor zover bedoeld mocht zijn beroep te doen op de in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv omschreven herzieningsgrond, aangezien het aangevoerde niet het ernstige vermoeden kan wekken dat, ware de Rechtbank daarmee bekend geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid tot vrijspraak, reeds omdat niet vaststaat dat het in beide zaken gaat om een en dezelfde hoeveelheid hennep. Ook indien dit wel het geval zou zijn, volgt uit het aangevoerde niet dat ook de aanvrager niet "de beschikking of de zeggenschap" had over de in de bewezenverklaring vermelde hoeveelheid hennep.
4.5. De aanvraag is dus ongegrond en moet ingevolge art. 470 Sv worden afgewezen.
5. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juni 2013.
Mr. Balkema en mr. Ilsink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.