In deze zaak heeft belanghebbende, gevestigd te Curaçao, het beroep ingetrokken tegen een naheffingsaanslag winstbelasting die op 28 december 2018 was opgelegd. De Inspecteur der Belastingen had aan het bezwaar van belanghebbende tegemoetgekomen, wat leidde tot de intrekking van het beroep. Tegelijkertijd verzocht belanghebbende om vergoeding van de proceskosten en immateriële schade. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao oordeelde dat belanghebbende recht had op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase, omdat de Inspecteur onzorgvuldig had gehandeld door een belastingaanslag op te leggen, ondanks dat belanghebbende sinds 2012 de transparante status had en niet onderworpen was aan de winstbelasting. De proceskosten voor de bezwaarfase werden vastgesteld op NAf 100.
Voor de beroepsfase werd echter geen integrale vergoeding van de kosten toegekend, omdat er geen sprake was van ernstig onzorgvuldig handelen door de Inspecteur. Wel werd belanghebbende recht toegekend op een immateriële schadevergoeding van NAf 500 vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. Het Gerecht oordeelde dat de coronapandemie geen reden was voor verlenging van deze termijn, maar dat een brand in het belastingkantoor van Curaçao wel als een uitzonderlijke omstandigheid werd beschouwd, wat leidde tot een verlenging van de redelijke termijn met vier maanden. De totale overschrijding van de redelijke termijn resulteerde in een schadevergoeding van NAf 500. De uitspraak werd gedaan op 1 juli 2022.