ECLI:NL:OGEAC:2020:53

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
17 maart 2020
Publicatiedatum
27 maart 2020
Zaaknummer
CUR201903207
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten en griffierecht na intrekking van beroep in belastingzaken

In deze zaak heeft belanghebbende, wonende te Curaçao, een beroep ingesteld tegen een aanslag in de onroerendezaakbelasting over het jaar 2014, opgelegd door de Inspecteur der Belastingen. De aanslag bedroeg NAf 6.100 en belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag. Na een uitspraak op bezwaar, waarbij de aanslag werd verminderd tot NAf 3.275, heeft belanghebbende op 10 januari 2020 het beroep ingetrokken. Tegelijkertijd heeft hij verzocht om vergoeding van de proceskosten en het betaalde griffierecht. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft geoordeeld dat belanghebbende geen recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase, omdat de Inspecteur niet tegen beter weten in heeft gehandeld. Echter, voor de beroepsfase en het griffierecht komt belanghebbende wel in aanmerking voor vergoeding. Het Gerecht heeft de Inspecteur veroordeeld tot betaling van NAf 700 aan proceskosten en het griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende. De uitspraak is gedaan op 17 maart 2020 door mr. A.J.H. van Suilen, in aanwezigheid van de griffier N.N. Noël-van der Biezen BSc.

Uitspraak

Uitspraak van 17 maart 2020
BBZ nr. CUR201903207
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is met dagtekening 21 november 2018 een aanslag in de onroerendezaakbelasting over het jaar 2014 opgelegd van NAf 6.100.
1.2
Belanghebbende heeft op 3 december 2018 bezwaar gemaakt tegen de aanslag.
1.3
Belanghebbende heeft op 6 september 2019 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.4
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 30 december 2019 de aanslag verminderd tot NAf 3.275.
1.5
Belanghebbende heeft bij e-mailbericht van 10 januari 2020 het beroep ingetrokken. Tegelijk met deze intrekking is verzocht om een vergoeding van de proceskosten en het betaalde griffierecht.
1.6
De griffier heeft op 10 januari 2020 de Inspecteur in de gelegenheid gesteld om binnen twee maanden te reageren op het verzoek van belanghebbende om vergoeding van het griffierecht. De Inspecteur heeft niet gereageerd.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 7a, letter d, Landsverordening beroep in belastingzaken (hierna: LBB) kan het Gerecht, totdat partijen zijn uitgenodigd voor de behandeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen indien het beroep kennelijk gegrond is. Het Gerecht ziet in dit geval daartoe aanleiding.
Reële uitspraak hangende beroep
2.2
Hangende de beroepsprocedure tegen het niet-tijdig beslissen heeft de inspecteur op 30 december 2019 alsnog een reële uitspraak op bezwaar gedaan. Het door belanghebbende ingestelde beroep wordt ook geacht te zijn gericht tegen de reële uitspraak op bezwaar (vgl. GEA Curaçao 17 april 2018, ECLI:NL:OGEAC:2018:57) Daarvan uitgaande is ook de reële uitspraak van 30 december 2019 onderwerp van de beroepsprocedure.
Intrekking met verzoek proceskosten
2.3
Belanghebbende heeft het beroep tegen het niet tijdig beslissen ingetrokken omdat de Inspecteur alsnog een reële beslissing op het bezwaar heeft genomen. Belanghebbende heeft het beroep tegen de reële uitspraak op bezwaar van 30 december 2019 ingetrokken omdat de Inspecteur in deze beslissing deels is tegemoetgekomen aan de inhoudelijke bezwaren van belanghebbende. Tegelijk met de intrekking heeft belanghebbende op de voet van artikel 15, lid 3 LBB verzocht om vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.
Kosten bezwaarfase
2.4
Het Gerecht stelt voorop dat een verzoek om vergoeding van proceskosten volgens artikel 15, lid 1 en artikel 15, lid 3 LBB zowel betrekking kan hebben op de bezwaar- als beroepsfase. Om vergoeding van de in de bezwaarfase gemaakte kosten hoeft niet uitdrukkelijk te worden gevraagd. Uit de omstandigheid dat belanghebbende in bezwaar, bij het instellen van beroep en bij het intrekken van dat beroep telkens heeft verzocht om vergoeding van de proceskosten, kan worden afgeleid dat het verzoek om een proceskostenvergoeding mede betrekking heeft op de in bezwaar gemaakte kosten (vgl. HR 1 februari 2019, ECLI:NL:HR:2019:144).
2.5
Ingevolge artikel 32a, lid 1 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) worden, op verzoek van de belastingplichtige, de kosten die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, vergoed voor zover de aanslag door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is opgelegd. Het verzoek moet worden gedaan voordat de Inspecteur op het bezwaar heeft beslist. De regels over de (hoogte van de) vergoeding zijn neergelegd in artikel 6.4 van de Ministeriële regeling formeel belastingrecht.
2.6
Belanghebbende heeft in zijn bezwaarschrift verzocht om een kostenvergoeding. Het Gerecht is van oordeel dat belanghebbende geen recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase. De Inspecteur heeft namelijk niet tegen beter weten in de onderhavige belastingaanslag opgelegd, zodat geen sprake is van een aan de Inspecteur te wijten ernstige onzorgvuldigheid.
Kosten beroepsfase
2.7
Ingevolge artikel 15, lid 1 LBB worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
2.8
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, nr. CUR2016H00008, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
2.9
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde beroepsmatig verleende bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 700 (1 punt voor beroepschrift, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 1).
Griffierecht
2.1
In artikel 18, lid 5, LLB is bepaald dat, indien het Gerecht het beroep geheel of gedeeltelijk gegrond verklaart, de uitspraak tevens inhoudt dat de Inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoedt. In dit geval is het beroep ingetrokken omdat de Inspecteur is tegemoetgekomen aan belanghebbende. Een redelijke wetstoepassing brengt mee dat ook dan de Inspecteur het betaalde griffierecht aan belanghebbende vergoedt (vgl. GEA Curaçao 24 juli 2017, nr. CUR201600238, ECLI:NL:OGEAC:2017:96).
2.1
Gelet op het vorenstaande is het beroep kennelijk gegrond.

3.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep kennelijk gegrond;
  • wijst het verzoek tot vergoeding van proceskosten en griffierecht toe;
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 700;
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 17 maart 2020, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël- van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
VERZET
Tegen deze onmiddellijke uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum schriftelijk verzet doen bij:
Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
Is het Gerecht van oordeel dat het verzet gegrond is, dan vervalt deze uitspraak en wordt de zaak alsnog in behandeling genomen.
U wordt verzocht bij het indienen van het verzetschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het verzetschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het verzetschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het verzet).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende verzetschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gerecht in eerste aanleg:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het doen van verzet is geen griffierecht verschuldigd.