In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan op het beroep van belanghebbende tegen de Inspecteur der Belastingen. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag in de winstbelasting over het jaar 2016, die was opgelegd op 29 juni 2018, en had tevens een verzuimboete ontvangen. Na het indienen van het bezwaar en het betalen van griffierecht, heeft de Inspecteur op 16 juni 2020 de naheffingsaanslag en de verzuimboete vernietigd. Belanghebbende trok vervolgens het beroep in en verzocht om vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.
Het Gerecht oordeelde dat belanghebbende recht had op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase, omdat de Inspecteur de belastingaanslag tegen beter weten in had opgelegd, wat leidde tot ernstige onzorgvuldigheid. De kostenvergoeding voor de bezwaarfase werd vastgesteld op NAf 100. Voor de beroepsfase oordeelde het Gerecht dat de kosten die belanghebbende redelijkerwijs had moeten maken, vergoed dienden te worden, maar dat er geen aanleiding was voor een bovenforfaitaire vergoeding van de kosten van rechtsbijstand. Het Gerecht verklaarde het beroep kennelijk gegrond en veroordeelde de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 275, evenals de vergoeding van het betaalde griffierecht van NAf 150.
De uitspraak werd gedaan door rechter A.J.H. van Suilen op 13 juli 2020, in aanwezigheid van griffier N.N. Noël-van der Biezen BSc. De partijen hebben de mogelijkheid om binnen twee maanden schriftelijk verzet te doen tegen deze uitspraak.