ECLI:NL:GHSHE:2025:1721

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
24/113
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake naheffingsaanslag BPM en toepassing van koerslijstmethode

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, een V.O.F., tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant over een naheffingsaanslag BPM. De inspecteur had een naheffingsaanslag opgelegd van € 4.242, gebaseerd op zijn eigen taxatie, terwijl belanghebbende een lagere BPM van € 4.125 wilde vaststellen op basis van de herleidingsmethode en de koerslijstmethode. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, maar het hof oordeelt dat de inspecteur de herleidingsmethode niet kan toepassen en dat belanghebbende wel degelijk een beroep kan doen op de koerslijstmethode. Het hof volgt de berekening van belanghebbende voor de historische nieuwprijs van de auto, die uitkomt op € 112.794, en vermindert de naheffingsaanslag tot € 4.125. Daarnaast veroordeelt het hof de inspecteur tot vergoeding van de kosten van het bezwaar en de proceskosten, en bepaalt dat het griffierecht van € 559 aan belanghebbende moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan op 18 juni 2025.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer
Nummer: 24/113
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] V.O.F.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 19 december 2023, nummer BRE 22/3379, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.
1.2.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Belanghebbende heeft vóór de zitting een nader stuk ingediend. Dit stuk is doorgestuurd naar de inspecteur.
1.6.
De zitting heeft plaatsgevonden op 21 mei 2025 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .
1.7.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
1.8.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende heeft op 23 december 2019 op aangifte een bedrag van € 1.539 aan BPM voldaan ter zake van de registratie van het motorrijtuig [merk auto] met VIN nummer [nummer] (hierna: de auto). De datum eerste toelating was 20 februari 2017.
2.2.
Belanghebbende heeft de auto op 20 november 2018 gekocht voor € 20.000. Op 7 december 2018 is door de taxateur van belanghebbende de auto opgenomen en een schadecalculatie gemaakt. De taxateur heeft de schade berekend op € 37.318.
2.3.
Bij de aangifte is een taxatierapport gevoegd van [bedrijf] , opgesteld op 16 december 2019. De taxateur heeft op 10 december 2019 de auto nogmaals opgenomen. De taxateur heeft een bedrag aan schade berekend van € 37.318. Dit bedrag is gebaseerd op de schade die tijdens de eerste opname van de auto op 7 december 2018 is vastgesteld. Daarvan is een bedrag van € 26.139 in mindering gebracht op de handelsinkoopwaarde.
2.4.
De inspecteur heeft een hertaxatie laten verrichten door Domeinen Roerende Zaken (DRZ). De bevindingen zijn opgenomen in een taxatierapport van 9 januari 2020. De hertaxateur heeft geen schade aan de auto geconstateerd. In onderdeel 4c. ‘Bevindingen/opmerkingen’ is het volgende opgenomen:
“Alle opgegeven schadeposities zijn niet aangetroffen of kunnen als gebruikersschade* worden aangemerkt. Hierdoor wordt er geen waardevermindering aan het voertuig toegekend.
*(Bij gebruikersschade is er rekening gehouden met de leeftijd en kilometerstand van het voertuig)
De CO2 opgave in Autotelex Pro wijkt af van de CO2 opgave van het aangegeven voertuig.”
2.5.
De inspecteur heeft op basis van hem ter beschikking staande gegevens het standpunt ingenomen dat de verschuldigde BPM moet worden vastgesteld op € 5.781. Vervolgens heeft de inspecteur de naheffingsaanslag opgelegd. De naheffingsaanslag is vastgesteld op € 4.242.
2.6.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade wegens de overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaarfase. Daarnaast heeft de rechtbank de inspecteur veroordeeld in de proceskosten en het griffierecht.
2.7.
Belanghebbende heeft in hoger beroep een intern beleidsstuk van de Belastingdienst overgelegd. In de e-mail met het onderwerp ‘Terugkoppeling platform koerslijsten en beleid m.b.t. toepassen koerslijsten’ van 15 april 2024 staat het volgende:
“In de eerste plaats betreft dit de gesprekken met de koerslijstproviders. Tijdens het platform koerslijsten zijn pleitnota’s overgelegd waarin onder andere het standpunt is ingenomen dat de koerslijst niet toegepast kan worden omdat deze niet op daadwerkelijke handelstransacties is gebaseerd. Graag willen wij erop wijzen dat dit standpunt ingaat tegen het beleid van de Belastingdienst en derhalve niet ingenomen mag worden.
(…)
Inmiddels hebben (…) ook individuele gesprekken gevoerd met de 4 koerslijstproviders. Deze gesprekken krijgen binnenkort een vervolg waarbij dan wederom een aantal concrete voertuigen zullen worden besproken, met voor ons niet verklaarbare grote verschillen tussen de inkoopwaarde en de koerslijstwaarde en tussen de koerslijstwaarden onderling. Doel is om hier gezamenlijk met de providers grip op te krijgen. Dit wijzigt echter (vooralsnog) niet ons beleid ten aanzien van de erkenning van de koerslijst van X-Ray, Autotelex, Eurotax en ANWB. In een volgend LVO komen de uitkomsten van de gesprekken aan de orde, ook in relatie tot het arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2020:1666) over het gebruik van de koerslijst voor niet-courante voertuigen.
Vanzelfsprekend is het wel van belang om goed te blijven beoordelen of de koerslijst daadwerkelijk overeenkomt met het voertuig uit de aangifte en of er sprake is van verdergaande afwijkingen dan in relatief en absolute zin geringe afwijkingen in CO2-uitstoot (dergelijke kleine verschillen verhinderen toepassing van de koerslijst immers niet). In eerdere gesprekken gaven koerslijstproviders ook aan dat verschillen vaak zijn terug te voeren op onjuist gebruik van de koerslijsten door gebruikers daarvan.
(…)”

3.Geschil en conclusies van partijen

3.1.
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Mag de verschuldigde BPM voor de auto worden bepaald aan de hand van de herrekende bruto BPM van eerder ingevoerde gelijksoortige auto’s (de zogenoemde herleidingsmethode)?
II. Mag belanghebbende een beroep doen op een koerslijst?
III. Heeft de inspecteur de historische nieuwprijs tot het juiste bedrag vastgesteld?
3.2.
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 4.125. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
3.3.
Belanghebbende heeft ter zitting uitdrukkelijk en ondubbelzinnig zijn standpunten over schade en het schadeverleden van de auto ingetrokken.

4.Gronden

Ten aanzien van het geschil
I.
Herleidingsmethode
4.1.
Belanghebbende stelt dat de verschuldigde BPM moet worden bepaald op basis van de herleidingsmethode. Deze methode houdt in dat de verschuldigde BPM wordt herleid uit de herrekende bruto BPM van eerder ingevoerde gelijksoortige auto’s.
4.2.
De inspecteur heeft verwezen naar het wettelijke systeem vervat in de artikelen 9 en 10 Wet BPM. De wetgever biedt voor de berekening van de bij invoer van een gebruikte auto verschuldigde BPM drie methoden aan. De waardevermindering kan worden bepaald aan de hand van de forfaitaire afschrijvingstabel, aan de hand van een koerslijst en, in bepaalde gevallen, door middel van een taxatierapport. De herleidingsmethode van belanghebbende behoort daar niet toe.
4.3.
Belanghebbendes stelling dient te worden verworpen. De herleidingsmethode kan niet worden toegepast. Het hof verwijst naar hetgeen ter zake is overwogen in zijn eerdere uitspraken van 5 juli 2023 [1] , 15 juni 2022 [2] en 14 april 2022 [3] .
II.
Koerslijst
4.4.
De inspecteur stelt zich op het standpunt dat het taxatierapport van belanghebbende in zijn geheel terzijde moet worden geschoven met overeenkomstige toepassing van artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat de taxateur in strijd met wet- en regelgeving heeft gehandeld door de schade van een jaar eerder op te nemen en daarmee heeft geprobeerd de inspecteur op het verkeerde been te zetten. Dit betekent dat uitsluitend de tabel kan worden toegepast voor de vaststelling van de handelsinkoopwaarde, aldus de inspecteur. De inspecteur verwijst naar de uitspraken hof Den Haag 9 april 2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:650, hof Arnhem-Leeuwarden 25 april 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:3446 en hof Arnhem-Leeuwarden 4 april 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:2840.
4.5.
Het hof verwerpt het standpunt van de inspecteur. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat, indien het bij de aangifte gevoegde taxatierapport is uitgegaan van onvolledige, onjuiste of verkeerde gegevens en dat dit taxatierapport daarom in zoverre niet bruikbaar is, de inspecteur de naheffingsaanslag kan opleggen rekening houdend met de wel bruikbare gegevens uit het taxatierapport. [4] Het feit dat de taxatiemethode door het terzijde leggen van het taxatierapport niet meer kan worden toegepast, betekent niet dat belanghebbende geen beroep meer kan doen op de koerslijstmethode. Belanghebbende heeft immers een koerslijst overgelegd van Xray. De koerslijsten van Xray worden in de handel algemeen toegepast en aanvaard. Dat de koerslijsten van Xray worden erkend wordt bevestigd door het interne beleid van de Belastingdienst (zie onderdeel 2.7).
4.6.
De door de inspecteur genoemde uitspraken van hof Arnhem-Leeuwarden en hof Den Haag maken dit oordeel niet anders. Immers blijkt uit deze uitspraken niet dat uitsluitend de tabel kan worden toegepast, indien het taxatierapport van belanghebbende terzijde wordt geschoven met overeenkomstige toepassing van artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het hof is daarom van oordeel dat belanghebbende een beroep kan doen op de koerslijstmethode.
III.
Historische nieuwprijs
4.7.
Uit de arresten van de Hoge Raad van 22 december 2023 [5] leidt het hof af dat bij het bepalen van de historische nieuwprijs moet worden uitgegaan van de CO2-uitstoot van de ingevoerde auto en niet van de CO2-uitstoot van de referentieauto. Het gelijk is derhalve aan belanghebbende. De inspecteur heeft ter zitting verklaard dat de berekening van belanghebbende van de historische nieuwprijs juist is. Het hof zal derhalve de berekeningen van belanghebbende volgen.
4.8.
De historische nieuwprijs van de auto komt, uitgaande van de netto catalogusprijs van € 76.032, de daarover verschuldigde 21% btw van € 13.825 en de Bruto BPM van € 20.796, uit op € 112.794. De verschuldigde BPM bedraagt dan € 5.664. De naheffingsaanslag moet op basis van het voorgaande worden verminderd met € 117 tot € 4.125.
Tussenconclusie
4.9.
De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is.
Ten aanzien van het griffierecht
4.10.
De inspecteur dient aan belanghebbende het bij het hof betaalde griffierecht van € 559 te vergoeden, omdat de uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd.
Ten aanzien van de kosten van het bezwaar
4.11.
Uit overweging 4.8 volgt dat de inspecteur de naheffingsaanslag te hoog heeft vastgesteld. Dit levert een aan de inspecteur te wijten onrechtmatigheid op. Het hof veroordeelt daarom de inspecteur in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken.
4.12.
Het hof stelt de kosten van bezwaar op 2 punten [6] x € 647 [7] x wegingsfactor 1 is € 1.294.
Ten aanzien van de proceskosten
4.13.
Het hof veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van de kosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank en het hoger beroep bij het hof, omdat het door belanghebbende ingestelde hoger beroep gegrond is.
4.15.
Het hof stelt de tegemoetkoming voor de beroepsfase op 2 (punten) [8] x € 907 (waarde per punt) x 1 (factor gewicht van de zaak) is € 1.814, onder verrekening van het reeds uitbetaalde bedrag.
4.16.
Het hof stelt de tegemoetkoming voor de hoger beroepsfase op 2 (punten) [9] x € 907 (waarde per punt) x 1 (factor gewicht van de zaak) is € 1.814.

5.Beslissing

Het hof:
  • verklaart het hoger beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak van de rechtbank, met uitzondering van de beslissingen over het griffierecht en de vergoeding van immateriële schade;
  • vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 4.125;
  • vermindert de beschikking belastingrente evenredig;
  • veroordeelt de inspecteur in de kosten van het bezwaar van € 1.294;
  • veroordeelt de inspecteur in de kosten van het geding bij de rechtbank van € 1.814, onder verrekening van het reeds uitbetaalde bedrag;
  • veroordeelt de inspecteur in de kosten van het geding bij het hof van € 1.814;
  • bepaalt dat de inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht voor de behandeling van het hoger beroep bij het hof van € 559 vergoedt.
De uitspraak is gedaan door T.A. Gladpootjes, raadsheer, in tegenwoordigheid van E. Royakkers, als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2025 en een afschrift van de uitspraak is op die datum in Mijn Rechtspraak geplaatst.
De griffier, De raadsheer,
E. Royakkers T.A. Gladpootjes
Het aanwenden van een rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
(Alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
de dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
e gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de andere partij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.ECLI:NL:GHSHE:2023:2184 tot en met 2187.
4.Hoge Raad 7 maart 2025, ECLI:NL:HR:2025:310, r.o. 3.2.6.
6.1 punt voor het bezwaarschrift en 1 punt voor de hoorzitting.
7.Hoge Raad 12 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1060, onder 5.8.2.
8.1 punt voor beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, zie Besluit proceskosten bestuursrecht.
9.1 punt voor beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, zie Besluit proceskosten bestuursrecht.