ECLI:NL:HR:2023:1790
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over belasting van personenauto’s en motorrijwielen en afschrijving met taxatiemethode
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 december 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de belasting van personenauto’s en motorrijwielen, specifiek de toepassing van artikel 10, lid 8 van de Wet BPM 1992. De belanghebbende, vertegenwoordigd door S.M. Bothof, had beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 januari 2023. Het geschil betrof de hoogte van de naheffingsaanslag die aan de belanghebbende was opgelegd, waarbij de Inspecteur een lagere CO2-uitstoot voor de referentieauto hanteerde dan de belanghebbende zelf voorstelde.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat de belasting moest worden berekend op basis van de referentieauto met een CO2-uitstoot van 132 gram per kilometer. De Hoge Raad stelde vast dat de belanghebbende recht had op een hogere belastingvermindering, gebaseerd op de werkelijke CO2-uitstoot van de auto. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, maar alleen wat betreft de hoogte van de naheffingsaanslag, en stelde deze vast op € 3.606. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de belanghebbende.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de taxatiemethode bij de bepaling van de belasting van personenauto’s en motorrijwielen, en bevestigt dat de referentieauto en de werkelijke CO2-uitstoot in overeenstemming moeten zijn voor een correcte belastingheffing.