2.4.Bij brief van 29 juni 2018 heeft de Inspecteur aanvullende vragen gesteld over de ingediende aangifte vennootschapsbelasting 2016. In die brief is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“Op 28 mei jl. zond ik u een brief waarin ik u het volgende vroeg over de ingediende aangifte vennootschapsbelasting 2016:
‘Op 23 maart jl. is de aangifte vennootschapsbelasting van de BV ingediend via het kantoor van [Administratiekantoor B] te [vestigingsplaats] . Ik heb een vraag over de in deze aangifte verantwoorde buitengewone last van € 130.458. Ik ontvang graag een toelichting op deze last onder toezending van de jaarrekening 2016 van de BV. Kan ik voor deze vraag bij u terecht of bij het administratiekantoor?’.
U heeft niet op mijn brief gereageerd. Ik verzoek u dit alsnog spoedig te doen, doch uiterlijk binnen drie weken na dagtekening van deze brief. Omdat ik de jaarrekening nog niet heb ontvangen, zal ik de aanvullende vragen die ik heb hierna alvast specificeren. Ook op deze vragen wil ik binnen drie weken na dagtekening van deze brief reactie.
Afname vordering(en) op aandeelhouder met € 192.328
Ultimo 2015 had [belanghebbende] een vordering groot € 192.328. Deze is geheel afgenomen in 2016. Ik verzoek u mij te onderbouwen op welke wijze de vordering is betaald aan [belanghebbende]. Ik ontvang daarbij graag bewijsstukken van de ontvangsten en ook de bijbehorende leningsovereenkomst(en).
Afname overige vordering met € 130.479
Ultimo 2015 had [belanghebbende] een vordering groot € 130.953. Deze is nagenoeg geheel afgenomen in 2016. Waarschijnlijk ziet de afwaarderingslast op deze vordering? Ik verzoek u mij de afname te onderbouwen onder toezending van ontvangstbewijzen en ook de bijbehorende leningsovereenkomst(en).
Afname schuld(en) aan aandeelhouder met € 152.573
Ultimo 2015 had [belanghebbende] een schuld groot € 226.175. Deze is in 2016 afgenomen met € 152.573 tot € 73.818. Ik verzoek u mij inzage te geven in het verloop van deze schuld(en). Ik ontvang daarbij graag betalingsbewijzen en ook de bijbehorende leningsovereenkomst(en).
Ik zie dat de boekwaarde van alle activa van [belanghebbende] op dit moment lager is, dan de op de balans opgenomen voorziening. Verwacht u dat [belanghebbende] in de toekomst aan de verplichting kan voldoen? Is het recht naar uw mening nog voor verwezenlijking vatbaar?
[Belanghebbende] heeft in 2017 een rechtzaak gevoerd inzake een authentieke akte. Uit de openbare rechtbankuitspraak maak ik op dat u in 2016 een (vaststellings)overeenkomst vast wilde leggen in een akte. Uiteindelijk is de akte niet bij deze notaris gepasseerd. Graag ontvang ik van u:
De conceptakte zoals u deze in eerste aanleg op 13 oktober 2016 aan de notaris heeft aangeboden ter vastlegging in een akte;
Een toelichting op hetgeen u vast wenste te leggen, voorzover dat niet al duidelijk blijkt uit de conceptakte.
Indien er nadien op een andere wijze vastlegging heeft plaatsgevonden (onderhandse akte of een akte bij een andere notaris), verzoek ik u mij deze documentatie eveneens te zenden.
Ik wijs u erop dat u verplicht bent om mij voorgaande inlichtingen te verstrekken. Dit volgt uit artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.”