AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Bevoegdheid en bekendmaking van aanslagen rioolheffing door de BsGW
In deze zaak gaat het om de aan belanghebbende opgelegde aanslagen rioolheffing voor het jaar 2014. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft op 24 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij het hof de eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg bevestigde. De belanghebbende, eigenaar van 71 objecten in de gemeente Nederweert, had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. De belanghebbende stelde dat de aanslag onbevoegd was opgelegd, omdat de BsGW, die de aanslagen had opgelegd, niet als bestuursorgaan kon worden aangemerkt. Het hof oordeelde echter dat de BsGW wel degelijk als bestuursorgaan kan worden aangemerkt en dat het bevoegdheidsgebrek dat aan de aanslag kleefde, door de uitspraak op bezwaar was hersteld.
Daarnaast werd de bekendmaking van de verordening beoordeeld. Het hof oordeelde dat de verordening op de juiste wijze was bekendgemaakt, conform de eisen van de Gemeentewet. De belanghebbende voerde ook aan dat de verordening in strijd was met de opbrengstlimiet van artikel 228a Gemeentewet, maar het hof oordeelde dat de geraamde baten en lasten in overeenstemming waren met de wetgeving. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd verworpen, omdat de heffingsambtenaar aannemelijk maakte dat de niet-belaste percelen geen aansluiting op de gemeentelijke riolering hadden. Tot slot werd het beroep van de belanghebbende op artikel 9 van de Kaderrichtlijn Water afgewezen, omdat de heffingsambtenaar de verordening correct had geïmplementeerd. Het hof concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
Voetnoten
1.Het nummer van de aanslag is [nummer] , belanghebbende is aangeslagen voor 71 x € 215,20.
2.Gedateerd 3 december 2020.
3.Bij stukken van 17 februari 2021 respectievelijk 25 februari 2021.
4.Besluit van 17 januari 2003, houdende de voorschriften voor de begrotings- en verantwoordingsdocumenten, uitvoeringsinformatie en informatie voor derden van provincies en gemeenten, te vinden op wetten.overheid.nl.
6.Zie artikel 75, lid 2, BBV.
7.Onder verwijzing naar tabel 7.7 van de notitie GRP en de daaronder staande berekening van de contante waarde, waarbij is vermeld € 261.788 * R.
8.De bijlagen betreffen tabel 7.8 (inclusief berekeningen contante waarde), tabel 7.2 en tabel 7.3 van de notitie GRP.
9.Bijlage 1: Overdracht wettelijke bevoegdheden; aanwijzing en mandaat.
10.Percelen volgens de definitie van artikel 1 van de verordening.
11.Zie 2.12 en 2.13 van deze uitspraak.
13.De BsGW, namens deze: [B] .
15.Zie almanak.overheid.nl/23018293/Gemeenschappelijke_Regeling_Belastingsamenwerking_
16.Zie Nederweert.nl, onder de rubriek ‘Bestuur en organisatie’.
17.Vergelijk RvS 6 augustus 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2971, waarbij de verordening was bekendgemaakt in de Staatscourant en op de gemeentelijke website. 21.Onder verwijzing naar tabel 7.7. van de notitie GRP.
22.Voor de berekening van de vierjaarsperiode wordt ook hier uitgegaan van het aantal percelen dat in 2012 in de rioolheffing wordt betrokken. Uitgegaan is van een aantal van 7.341.
23.Voor de periode 2012-2016 is de R-waarde bepaald op 261.788.
24.Zo is voor de periode 2012-2016 de bruto contante waarde van de investeringen van € 59.304.526 verminderd met het excedent over de periode 2008-2012 tot een bedrag van € 55.504.526. Deling van laatstgenoemd bedrag door de R-waarde van 261.788 resulteert in het belastingtarief per perceel in 2012 van € 212,02.
25.Vergelijk Hoge Raad 26 april 1989, nr. 25542, BNB 1989/242 en Hoge Raad 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:780, r.o. 3.6.3. 26.Zie blz. 19 van de notitie GRP.
27.Zie het kopje ‘Tariefegalisatievoorziening’ in bijlage 3 van de notitie, met een verwijzing naar artikel 43 BBV.
28.Zie de notitie riolering van de commissie, blz. 6.