ECLI:NL:HR:2004:AO8219
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- J.C. van Oven
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie over rioolrechten en indirecte afvoer van afvalwater door de gemeente Dronten
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 3 februari 2003, betreffende een aanslag in de rioolrechten van de gemeente Dronten voor het jaar 2001. De aanslag, ter hoogte van ƒ 100,47, was opgelegd voor de afvoer van afvalwater vanuit de onroerende zaak aan de a-straat 1 te Q. Na bezwaar tegen de aanslag, werd deze door het hoofd van de stafafdeling Financiën van de gemeente Dronten gehandhaafd. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de uitspraak bevestigde. Tegen deze bevestiging heeft belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad behandelt de middelen die door belanghebbende zijn ingediend. De eerste vraag betreft de uitleg van artikel 2, lid 1, van de Verordening op de heffing en de invordering van rioolrechten 2001, waarin wordt gesteld dat rioolrechten worden geheven van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd. Het Hof heeft geoordeeld dat de afvoer van afvalwater vanuit de woning van belanghebbende als indirecte afvoer moet worden aangemerkt. Belanghebbende betoogt dat, gelet op eerdere jurisprudentie, afvalwater dat via meerdere leidingen naar de gemeentelijke riolering wordt geleid, niet als indirecte afvoer kan worden beschouwd. De Hoge Raad oordeelt echter dat deze opvatting onjuist is en bevestigt het oordeel van het Hof.
De overige middelen van belanghebbende worden eveneens verworpen. De Hoge Raad concludeert dat er geen rechtsvragen zijn die in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling beantwoord moeten worden. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 23 april 2004.