Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
12 februari 2019
heffingsambtenaarvan de
gemeente Menterwolde(hierna: de heffingsambtenaar)
[Z](hierna: belanghebbende)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.De vaststaande feiten
155.56
306.11
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanslagen rioolheffing die de heffingsambtenaar van de gemeente Menterwolde aan de woningcorporatie Woonstichting [X] heeft opgelegd voor de jaren 2013 en 2014. De heffingsambtenaar had aanslagen opgelegd van respectievelijk € 361.307 en € 373.174. De rechtbank Noord-Nederland had eerder de beroepen van de belanghebbende gegrond verklaard en de aanslagen vernietigd. De heffingsambtenaar ging in hoger beroep, waarbij belanghebbende voorwaardelijk incidenteel hoger beroep instelde.
Het Hof oordeelde dat de verordeningen voor de rioolheffing geheel onverbindend zijn, omdat de geraamde baten de geraamde lasten overschrijden, wat in strijd is met de wet. Het Hof concludeerde dat de heffingsambtenaar niet voldoende inzicht heeft gegeven in de raming van de baten en lasten, en dat de post 'mutatie egalisatiereserve riolering' niet als last ter zake kan worden aangemerkt. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de heffingsambtenaar werd veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende tot een bedrag van € 1.536.
De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en onderbouwing bij de vaststelling van gemeentelijke belastingen, en dat overschrijding van de opbrengstlimiet leidt tot onverbindendheid van de belastingverordening. Dit heeft implicaties voor de wijze waarop gemeenten hun belastingheffingen moeten structureren en verantwoorden.