Uitspraak
[appellant],
1.V.O.F. [geïntimeerde1] ,
die woont in [woonplaats3] ,
[geïntimeerden]en ieder afzonderlijk
Fidelis,
[geïntimeerde2] en [geïntimeerde3],
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
2.4 Het hof komt tot een ander oordeel. Volgens het hof zou [appellant] gelijk hebben gekregen indien tijdig bezwaar was gemaakt. [geïntimeerde2] dient daarom de schadevergoeding te betalen die [appellant] van Defensie zou hebben ontvangen. Dit oordeel wordt hierna uitgelegd. Het hof zal eerst de relevante feiten weergeven en zal daarna de standpunten van partijen bespreken. Het hof zal daarbij niet alleen ingaan op de bezwaren (‘grieven’) van [appellant] tegen het vonnis van de rechtbank, maar zal (gelet op de zogenaamde ‘devolutieve werking’ van het hoger beroep) ook de door de rechtbank verworpen verweren van [geïntimeerden] tegen de vordering van [appellant] bespreken. De geschilpunten tussen partijen worden thematisch besproken.
3.De relevante feiten
algemeen
Oorzaak:
Het proces-verbaal bevat ook een getuigenverklaring van [naam2] , die vermeldt:
Tijdens de les sport zijn wij gaan fietsen richting de strandtent Langzaldieleven. Op de Zee-Promenade voelde ik een tik tegen mijn achterwiel, toen ik achterom keek lag [appellant] op de grond.”
“
Het betrof een sportles als onderdeel van de duikleider MCM opleiding. Voor deze activiteit zijn bij bureau sport in Den Helder ATB fietsen geleend. De twee instructeurs van de klas zijn samen met zes cursisten op pad gegaan en zijn gaan fietsen (…).”
De voorwaarden en condities waaronder uw zaak werd behandeld bij JBL&G blijven bij [geïntimeerde1] ongewijzigd van kracht.”
“
Op welke wijze vond het ongeval plaats: Wij fietsten met zijn drieen naast elkaar op het fietspad, waarbij [naam2] zich links van mij bevond, ik in het midden en [naam1] aan mijn rechter kant; de zeezijde: [naam2] fietste met zijn achterband ter hoogte van mijn voorband. Wij volgende normaal de aangegeven weg. Op een gegeven moment naderden wij een bocht naar links toe, omdat dit was aangegeven met een doorgetrokken streep en wij dit fietspad aan het volgen waren.[naam2] besloot om het fietspad te verlaten en gewoon rechtdoor te gaan. Dit was niet afgesproken en kwam uit het niets op zetten, hierdoor kon ik hem niet ontwijken, omdat [naam1] zich rechts van mij bevond. Door deze actie van [naam2] kwam zijn achterband tegen mijn voorband en kwam ik hard ten val op mijn linker zijde. Met alle gevolgen van dien. Heb hierbij toen een gebroken sleutelbeen op gelopen, meerdere ribkneuzingen en kneuzingen op mijn long op gelopen.”
“
Het betrof een sportles tijdens als onderdeel van de duikleider MCM opleiding. Voor deze activiteit zijn bij bureau sport in Den Helder ATB fietsen geleend. De twee instructeurs van de klas zijn samen met de zes cursisten op pad gegaan en zijn gaan fietsen in de omgeving van Den Helder. Dit fietsen heeft in totaal ongeveer één à anderhalf uur geduurd en bestond uit een gewone fietstocht en bevatte geen wedstrijdelement. Het ongeval heeft plaatsgevonden op een reguliere weg/fietspad en niet off the road.
In de eerste e-mail van die dag schreef de claimbehandelaar onder meer:
“
Zoals gistermiddag afgesproken, stuur ik u hierbij het verslag van ons telefoongesprek.
“
Ik fietste de hele tijd 2 meter links voor bij [appellant] aan de landzijde, [naam1] aan de zeezijde en [appellant] naast [naam1].”
[geïntimeerde2] verwees daarop naar een schriftelijke verklaring van [naam1] , die al eerder naar Defensie was gestuurd. Zandbergen reageerde met de mededeling dat die verklaring al in zijn oordeel was meegenomen. De verklaring luidt als volgt:
Tijdens onze onbegeleide sportles, fietsten wij op mountainbikes van de koninklijke marine, met z’n drieën op de zeepromenade, op het fietspad nabij restaurant "nogal wiedus” te Huisduinen.
In dit kader merk ik op dat uit de hiervoor weergegeven verklaringen over het u overkomen ongeval volgt dat u en de twee andere collega's met zijn drieën over de Zeepromenade fietste en dat KPLODND [hof: kwartiermeester] [naam2] al enige tijd links van u fietste. Hoewel u over de positie van KPLODND [naam2] stelt dat hij naast u fietste, stelt KPLODND [naam1] dat KPLODND [naam2] met zijn achterwiel ter hoogte van uw voorwiel fietste, en stelt KPLODND [naam2] zelf dat hij de hele tijd zo'n twee meter (links) voor u fietste. Nu uit de door u drieën afgelegde verklaringen voorts volgt dat het ongeval zich voordeed doordat het
De claimbehandelaar reageerde in een e-mail van 18 mei 2015. Hij schreef dat het niet mogelijk is digitaal bezwaar te maken en dat het bezwaarschrift moest worden gestuurd naar het postadres van het Commando Dienstencentrum en dat hij voor de overige vereisten verwees naar de rechtsmiddelenverwijzing in het besluit.
[geïntimeerde2] heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
Tegen deze beslissing is geen beroep ingesteld.
In een e-mail van 8 december 2016 aan [geïntimeerde2] verwees Defensie naar de beslissing op bezwaar van 21 december 2015.
Wel heeft hij op 25 mei 2016 een telefoongesprek met [appellant] gevoerd. [geïntimeerden] hebben een telefoonnotitie betreffende dit telefoongesprek overgelegd, waarop het volgende is vermeld:
“
Met hem de inhoud van de brief van Defensie gedeeld.Defensie erkent zowel geen aansprakelijkheid als wel dat ze bezwaar maken tegen de reactietermijn. Ik zal het opnemen met mijn huisadvocaat en bericht hem dan verder.”
“
Doordat u veel te laat op en beslissing hebt gereageerd zijn al mijn rechten in deze zaak verloren. U had binnen 6 weken na bericht moeten reageren maar dat heeft u veel later gedaan. Dat is de reden waarom ik u en u bedrijf aansprakelijk stel.”
“
Het is juist dat door mij de termijn is overschreden waarbinnen bezwaar kon worden aangetekend tegen een afwijzing van de aansprakelijkheid door het Ministerie van Defensie. Of de vermeende aansprakelijkheid volgens toepassing van de kansschadeleer moet worden benaderd zal nog nader moeten worden bezien. Daarnaast ben ik benieuwd waaruit de schade van de heer [appellant] bestaat. Wilt u mij hierover berichten?”
4.4. Het oordeel over de geschilpunten
De daaropvolgende overeenkomst tussen [geïntimeerde2] en [appellant] is zeer beperkt vastgelegd. [geïntimeerde2] heeft slechts verwezen naar de bij 3.7 overgelegde brief van 25 maart 2015. In deze brief wordt slechts aangegeven dat de voorwaarden en condities waaronder de zaak bij JBG&L werd behandeld van kracht blijven. Maar om welke voorwaarden en condities het gaat en waar die zijn te vinden, blijft onvermeld. Op het briefpapier staat het webadres van [geïntimeerde2] (handelend onder de naam [geïntimeerde1] ) vermeld, maar wat er op die site te vinden is, wordt niet vermeld. [geïntimeerden] hebben daar ook in deze procedure geen duidelijkheid over gegeven.
Indien redelijkerwijs niet aan deze eis kan worden voldaan, kan de gebruiker - op grond van het slot van de eerste volzin van artikel 6:234 lid 2 BW - de wederpartij ook voor de totstandkoming van de overeenkomst bekendmaken waar van de voorwaarden langs elektronische weg kan worden kennisgenomen en dat de voorwaarden op verzoek langs elektronische weg of kosteloos zullen worden toegezonden.
Deze uitzondering op de hoofdregel is niet van toepassing, omdat gesteld noch gebleken is dat [geïntimeerde2] redelijkerwijs niet aan de hoofdregel kon voldoen. Maar los daarvan is met de brief van 25 maart 2015 op geen enkele manier voldaan aan de vereisten die gelden voor toepassing van de uitzondering.
uitdrukkelijkingestemd met deze wijze van kennisgeving (vgl. artikel 6:234 lid 3 BW). Hij heeft, op verzoek van [geïntimeerde2] , de meegezonden medische machtiging ondertekend. Daaruit kan redelijkerwijs niet worden afgeleid dat hij ook instemde - laat staan uitdrukkelijk instemde - met de in artikel 6:234 lid 2 BW bedoelde wijze van kennisneming van de algemene voorwaarden.
“
7. Cliënt heeft u – op uw verzoek – eind vorig jaar aansprakelijk gesteld. De
Deze passages laten niets aan duidelijkheid te wensen over. Er blijkt uit dat [appellant] nog steeds - dat had hij [geïntimeerde2] enkele maanden eerder zelf al geschreven (zie 3.20) - vindt dat [geïntimeerde2] een of meer beroepsfouten heeft gemaakt en dat hij hem aansprakelijk houdt voor de door hem daardoor geleden schade. [geïntimeerde2] moest er na deze brief rekening mee houden dat, wanneer geen regeling werd bereikt, een procedure tegen hem aanhangig zou worden gemaakt. Dat de brief afkomstig was van een door [appellant] ingeschakelde advocaat maakte dat, zo mogelijk, nog duidelijker.
relatiesinbrengen, maar niet dat zij ook de overeenkomsten met hun opdrachtgevers inbrengen. Overigens, ook wanneer wel zou zijn afgesproken dat de lopende contracten worden ingebracht, hoeft dat niet te leiden tot een contractoverneming. Voorstelbaar is dat de verdere uitvoering van het contract ‘voor rekening van’ de v.o.f. komt. Bovendien zou ook wanneer een dergelijke contractoverneming wel zou zijn beoogd, deze pas effect hebben nadat daarvan mededeling was gedaan aan [appellant] en hij daarmee zou hebben ingestemd. Dat dit is gebeurd, is gesteld noch gebleken.
Uit de rechtspraak van de CRvB blijkt dat sprake is van twee grondslagen voor schadevergoeding. De eerste grondslag sluit aan bij de norm van artikel 7:658 BW. De CRvB overwoog over deze grondslag [7] :
“
Voorzover zulks niet reeds voortvloeit uit de op de ambtenaar van toepassing zijnde rechtspositionele voorschriften heeft de ambtenaar recht op vergoeding van de schade die hij lijdt in de uitoefening van zijn werkzaamheden, tenzij het betrokken bestuursorgaan aantoont dat het zijn verplichtingen is nagekomen de werkzaamheden van de ambtenaar op zodanige wijze in te richten, alsmede voor het verrichten van die werkzaamheden zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de ambtenaar in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt, of aantoont dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de ambtenaar.”
Het gaat bij deze zorgplicht om een schuldaansprakelijkheid, niet om een risicoaansprakelijkheid. Het bestuursorgaan moet dus zijn tekortgeschoten jegens de militair. De zorgplicht strekt niet tot het uitbannen van ieder denkbaar risico, maar tot het treffen van alle maatregelen die in de gegeven situatie redelijkerwijs van het bestuursorgaan kunnen worden gevergd om de veiligheid van het personeel te waarborgen. [8] Het enkele feit dat een ongeval of ander incident heeft plaatsgevonden, betekent op zichtzelf niet dat het bestuursorgaan haar zorgplicht heeft geschonden. [9]
“
De Raad acht een bestuursorgaan eveneens gehouden tot vergoeding aan de ambtenaar van de schade die een gevolg is van een aan het bestuursorgaan toe te rekenen optreden van een ander indien - en hier zoekt de Raad aansluiting bij het in artikel 6:170 van het BW tot uitdrukking gebrachte beginsel inzake de aansprakelijkheid voor ondergeschikten - deze schade is veroorzaakt door een als een onrechtmatige gedraging aan te merken fout van een onder de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan of van een ander tot de betrokken rechtspersoon behorend bestuursorgaan werkzame persoon, indien de kans op de fout is vergroot door de taakopdracht aan die persoon en indien dat bestuursorgaan of een ander tot bedoelde rechtspersoon behorend bestuursorgaan zeggenschap had over de gedragingen waarin de fout was gelegen.”
buitengerechtelijke kosten € 3.206,50 toewijsbaar. [14]
(salaris advocaat: 2 punten à € 563,-) en het hof (2 punten à € 1.214,-) veroordelen.
. [15]
5.De beslissing
€ 1.224,- aan salaris van de advocaat van [appellant] ;