ECLI:NL:CRVB:2001:AD6369
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W. van den Brink
- T. Hoogenboom
- A. Beuker-Tilstra
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van de Staatssecretaris van Defensie voor schade door een dienstongeval
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, een burgerambtenaar, tegen de Staatssecretaris van Defensie. Appellant heeft schadevergoeding geëist na een ongeval dat plaatsvond op 10 augustus 1993, waarbij hij ernstig letsel opliep door toedoen van een collega, [A.]. De Centrale Raad van Beroep behandelt de zaak naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Groningen, die het beroep van appellant ongegrond verklaarde. De Raad stelt vast dat de Staatssecretaris het verzoek van appellant om aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval heeft afgewezen, met de argumentatie dat het ongeval niet als een dienstongeval kan worden aangemerkt.
De Raad overweegt dat de Staatssecretaris voldoende heeft aangetoond dat hij niet tekort is geschoten in zijn verplichtingen. De Raad concludeert dat er geen causaal verband bestaat tussen de werkzaamheden van [A.] en de onrechtmatige gedraging die tot het letsel van appellant heeft geleid. De handeling van [A.] was niet een voorzienbare uitkomst van de werkzaamheden die hij op dat moment uitvoerde. De Raad bevestigt dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank in stand blijft, omdat de Staatssecretaris niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade die appellant heeft geleden.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep benadrukt de voorwaarden waaronder een bestuursorgaan aansprakelijk kan worden gesteld voor schade die door een ondergeschikte is veroorzaakt. De Raad verwijst naar de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek en concludeert dat de Staatssecretaris niet aansprakelijk is voor de schade van appellant, omdat hij zijn verplichtingen is nagekomen en er geen sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van appellant.