ECLI:NL:CRVB:2015:1761
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de zorgplicht van de korpschef bij een dienstongeval tijdens een training voor politiemedewerkers
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de rechtbank het beroep van appellant ongegrond heeft verklaard. Appellant, een politiemedewerker in opleiding, heeft tijdens een training op 29 september 2009 een dienstongeval gehad. Hij is gestruikeld over een drempel in een leegstaand pand en heeft daarbij hoofdletsel en een zware hersenschudding opgelopen. De korpschef heeft het ongeval aangemerkt als een dienstongeval, maar heeft geen aansprakelijkheid erkend voor de schade die appellant heeft geleden. Appellant stelt dat de korpschef zijn zorgplicht heeft geschonden door niet te zorgen voor een veilige oefensituatie.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de zorgplicht van de korpschef niet strekt tot het uitbannen van elk denkbaar risico, maar tot het treffen van redelijke maatregelen om de veiligheid van de ambtenaar te waarborgen. De Raad stelt vast dat de korpschef voldoende maatregelen heeft getroffen door het pand vooraf te controleren op gevaarlijke objecten. De aanwezigheid van een drempel en radiator in het pand, waar appellant over is gestruikeld, wordt niet als een schending van de zorgplicht beschouwd, omdat deze objecten als algemeen gebruikelijk worden gezien. De Raad concludeert dat de korpschef niet gehouden was om beschermende kleding te eisen of om specifieke instructies te geven over het gebruik van de uitrusting die appellant droeg.
Uiteindelijk bevestigt de Raad de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van appellant ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.