Uitspraak
wonende te [woonplaats]
kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
- i) In de periode 2009 tot en met 2012 is [verzoeker] in een strafrechtelijke procedure bijgestaan door [verweerder] .
- ii) Bij arrest van 26 maart 2012 heeft het gerechtshof Den Haag een aantal van de [verzoeker] ten laste gelegde feiten bewezen verklaard en hem veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden en tot betaling van een schadevergoeding aan drie slachtoffers.
- iii) [verzoeker] heeft [verweerder] opdracht gegeven om namens hem cassatieberoep in te stellen tegen het hiervoor in 3.1 onder (ii) genoemde arrest. Zij heeft verzuimd dat tijdig te doen.
- iv) [verweerder] heeft bij monde van haar verzekeraar erkend dat sprake is van een beroepsfout waarvoor zij aansprakelijk is. Zij betwist echter dat [verzoeker] als gevolg van die fout schade heeft geleden. Volgens haar zou bij een tijdig ingesteld cassatieberoep de kans op een voor [verzoeker] gunstiger uitkomst van de strafzaak nihil, althans te verwaarlozen zijn geweest.
[verweerder] . Deze beroepsfout bestaat uit het niet tijdig instellen van cassatie ten behoeve van [verzoeker] . Het gaat daarbij om een vorm van kansschade.
Het verzoek van [verzoeker] is daarom niet ter zake dienend (…).”
Daarbij bestaat slechts ruimte voor het vaststellen van de schade aan de hand van een schatting van de goede en kwade kansen die de benadeelde zou hebben gehad wanneer die kans hem niet was ontnomen, indien het gaat om een reële (dat wil zeggen niet zeer kleine) kans op succes (HR 21 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX7491, rov. 3.8).
4.Beslissing
22 februari 2019.