In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) die aan belanghebbende, een B.V., was opgelegd. De zaak betreft een Maserati Ghibli die vanuit een andere lidstaat naar Nederland is overgebracht. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de BPM-heffing en was in beroep gegaan bij de rechtbank Gelderland, die op 25 april 2022 uitspraak deed. De rechtbank heeft de uitspraak van de inspecteur gedeeltelijk vernietigd en een teruggaaf van BPM verleend. Zowel belanghebbende als de inspecteur hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting op 22 november 2023 zijn de gemachtigden van belanghebbende en de inspecteur verschenen. Belanghebbende heeft diverse formeelrechtelijke grieven aangevoerd, waaronder dat nationale rechters het Unierecht niet mogen uitleggen en dat het heffen van griffierecht in strijd is met het Unierecht. De inspecteur heeft betoogd dat de auto essentiële gebreken vertoont en dat de rechtbank ten onrechte de herstelkosten heeft geaccepteerd.
Het Hof heeft geoordeeld dat de nationale rechters wel degelijk bevoegd zijn om het Unierecht toe te passen en dat de regeling omtrent het heffen van griffierecht niet in strijd is met het Unierecht. Het Hof heeft de proceskostenvergoeding vastgesteld en de inspecteur veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht aan belanghebbende. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd voor zover het de beslissing omtrent de proceskosten betreft, en het Hof heeft de totale proceskostenvergoeding vastgesteld op € 5.250. De uitspraak is openbaar gemaakt op 9 april 2024.